| |
| |
| |
Maandelijksch overzicht
Letterkundige notities. XXV.
Ter herdenking van John Galsworthy.
Het stemt wel zeer weemoedig, wanneer men iemand eenige maanden geleden, in gezonden, levenden lijve heeft ontmoet, hem thans zóódanig van de aarde verdwenen te weten, dat er niets van hem is overgebleven dan een handvol grauwe, verstuivende asch....
Het was tijdens het P.E.N.-congres in den Haag, op den avond in Pulchri Studio, dat wij in kennis werden gebracht met den grooten schrijver, die later terecht, om zijn ontzaglijke verdiensten voor de literatuur in het algemeen, zou worden beloond met den Nobelprijs (een mooie naam voor een nobele erkenning van nobele verdiensten). John Galsworthy, als medestichter van de Engelsche P.E.N. Club, werd bij bovengenoemde gelegenheid gehuldigd als de eeregast. Hij wilde in kennis komen met Willem Kloos, dien hij indertijd had uitverkoren als ‘honorary member’ van de Engelsche vereeniging.
Toen praatten wij met hem.... en zagen van aangezicht tot aangezicht, een der fijnste, aangenaamste, en, - zou ik zeggen, schrander-verstandigste en objectiefste geesten der moderne ‘intelligentsia’. Every inch a gentleman, en, wat misschien nog iets méér zegt: een Engelsch gentleman. Not effusive.... but modestly and gently kindly....
In Nederland kent men John Galsworthy goed. Sinds Carry van Bruggen zijn The Freelands vertaalde (en uitstekend ver- | |
| |
taalde!) heeft ons literaire publiek de belangstelling voor hem steeds voelen toenemen. De Forsyte Saga is bij ons gemeengoed geworden, en inspireerde misschien wel Ina Boudier Bakker tot haar Klop op de Deur. Algemeen wordt Galsworthy beschouwd als the historian of his own day. De criticus Sidney Dark zegt van hem, dat hij de wereld beziet with the eyes of a lawyer. (Zooals men weet was de vader van Galsworthy advocaat en ook hij zelf was advocaat, ofschoon hij zoo goed als niet heeft gepractiseerd.) En E.T. Raymond beweerde zelfs, dat: ‘Galsworthy writes like an extraordinarily eloquent and brilliant lawyer. His plays are skilfully drawn indictments. His novels are eloquent pleadings.’
Galsworthy's techniek is onovertrefbaar. Hij heeft zich daartoe getraind, en houdt zichzelf steeds in de hand. Met andere woorden: hij schrijft alleen wat hij weet, en waagt zich nooit op, door hem niet onderzocht terrein. Daarom is de Forsyte Saga van zulk een ontzaglijke belangrijkheid. We krijgen hier de complete geschiedenis van een geheele maatschappelijke klasse, en deze met een verrassende, volkomen oprechte objectiviteit gezien. Galsworthy is in all essentials eminently English. Hij haat materialisme, lafheid en huichelarij, maar er is over het algemeen meer een zachte ironie in zijn werk, dan een uitgesproken grappigheid, een sprankelende humor. Zijn wereld ligt in de schaduw, en hij schijnt weinig hoop te hebben, dat het volle licht nog eens doorbreken zal. Toch is hij nooit neerdrukkend, hij dringt ons nergens zijn pessimisme op, daarvoor is hij te weinig zelfzuchtig en te weinig subjectief. Veel verzen heeft hij niet geschreven, maar het volgende couplet drukt misschien het best zijn algemeene levensbeschouwing uit:
O, flame, that treads the marsh of time,
Where, through the black enchanted slime
We, desperate, following go, -
Untimely fire, we bid thee, stay!
The golden gipsy thins away, -
So has it been with love.
| |
| |
John Galsworthy, als schrijver, heeft het geluk, gelijkelijk geapprecieerd te kunnen worden door den veeleischenden lezer, die in staat is, alle nuancen van bedoeling en uitbeelding te kunnen waardeeren, als door den meer gewonen lezer, die alleen naar ‘het verhaaltje’ vraagt. Bij beiden is hij ongelooflijk populair, terwijl hij toch nimmer geschreven heeft ‘voor het publiek’; in dit opzicht is hij als zijn eigen schepping Felix Freeland, die ‘despised that kind of fame, and believed that a man's real distinction lay in his oblivion of the world's opinion’. Ook Galsworthy is een schrijver, die nooit naar goedkoope successen heeft gestreefd, die altijd zijn kunst volkomen ernstig heeft opgevat, en die, zooals ik al eenige malen zeide, volmaakt objectief tracht te zijn, of liever, gegeven zijn temperament en karakter, dit is.
Galsworthy's eerste romans (anoniem verschenen). Jocelyn en Villa Rubein staan sterk onder den invloed van Turgenjev, en Turgenjev's geest blijkt ook later Galsworthly te hebben geïnspireerd. In zijn derden roman The Island Pharisees staat een zin, die zeer juist ook op Galsworthy zelf van toepassing is, n.l. waar hij spreekt van zijns hoofdpersoons: ‘ingrained tenderness of soul, that forbade him from exposing his emotions and recoiled from the revelation of other people's.’
Wanneer Galsworthly een sociaal probleem behandelt, dan is hij volmaakt loyaal tegenover de twee partijen (zooals dat ook zoo schitterend uitkomt in zijn tooneelstuk Strife) en welke menschelijke neiging hij ook moge gehad hebben om te betoogen, te verbeteren, te propagandeeren, hij blijft onveranderlijk trouw aan het artistieke principe: de kunst om de kunst, en niet de kunst in dienst van het een of andere doel.
Zeer sterk komt zijn strikte rechtvaardigheid uit tegenover Soames, een man, dien hij als mensch niet zou hebben liefgehad, maar dien hij volstrekt loyaal uitbeeldt, zonder vooropzettingen, of achtergedachten. In de drie deelen, die de eigenlijke Saga vormen (The man of proprety, In chancery, To let) en verder in The white monkey, The silver spoon en Swan Song is Soames onbetwist de hoofdpersoon, en met hoeveel tolerantie wordt hij niet behandeld, terwijl Galsworthy's genegenheid toch veel meer uitgaat naar Old Jolyon, en Young Jolyon. In Soames is de ‘geschiedenis van onzen tijd’ van 1880 tot 1926, en een geheele
| |
| |
maatschappelijke klasse belichaamd. En hoe prachtig ook andere figuren uit de Saga zijn gekarakteriseerd, vrouwen, zoowel als mannen, Soames blijft steeds de hoofdpersoon. Een der allermooiste persoonlijkheden is voor mij de architect Bosinney, en de beschrijving van diens tragischen dood. Irene, ofschoon ongetwijfeld Galsworthy's liefde en voorkeur bezittend, verschoont hij toch niet, en legt ons al de (aan zooveel mooie, charmante, verwende vrouwen eigen) onbewuste onscrupuleusheid, tot aan het wreede grenzende ongevoeligheid en zelfzucht bloot. (Zooals Irene Soames behandelt, zooals zij den zelfmoord van Bosinney overleeft, zooals zij al het goede des levens als vanzelfsprekend aanvaardt, zooals zij weet te verhinderen, dat haar zoon Jon en Fleur (de dochter uit het tweede huwelijk van den door haar verlaten Soames), die elkaar razend liefhebben, tezamen komen, en dan nog, zich verbeeldende heel edelmoedig te zijn, zegt: Maar je moet doen, wat je wilt, - alsof zij dit niet eerst onmogelijk had gemaakt!) Fleur is in dit opzicht, hoe egoïst ook (nu ja, zij is een kind van haar tijd!) veel spontaner en dus voor mijn gevoel sympathieker. Maar hoe verrukkelijk mooi is Anne, de vrouw met wie Jon is gehuwd, als zij na de catastrophe tusschen Fleur en Jon zegt, terwijl hij haar knielend om vergeving vraagt:
She had covered her eyes with her hand, and it seemed hours, that he knelt there, waiting for a movement, a sign, a word. At last she dropped her hand.
‘All right. It 's over. But don 't kiss me, - yet.’
En niet minder magnifiek is Michaël's houding, nadat hij Fleur's ontrouw begrepen heeft, na den dood van haar vader; hij zal haar niet verlaten, hij zal haar niet eenzaam laten vergaan; The bird had been shot with both barrels: no one with any sporting instinct could hurt it further. Nothing for it but to pick her up and mend the wings as best he could.
Hoe eenvoudig is dit gezegd. Maar hoe diep-menschelijk-mooi.
* * *
Galsworthy, als tooneelschrijver heeft, wat men zou kunnen noemen: een intensen zin voor het drama, en geen schrijver van het oogenblik heeft een ‘greater sense for situation’, zegt Sydney Dark. Dikwijls is beweerd, dat Galsworthy grooter als tooneel- | |
| |
schrijver dan als auteur van romans zou zijn, en dat het zal wezen als ‘dramatist’, dat hij in de Engelsche literatuurgeschiedenis zal voortleven. Zeer waarschijnlijk is dit niet, ook als romanschrijver zal Galsworthy's naam blijven bewaard, al was het alleen maar om deze reden, dat Galsworthy in zijn stukken wel eens buiten zijn eigen milieu treedt, terwijl hij in zijn romans volkomen en pays de connaissance is.
Zijn eerste stuk was The silver box, dat in 1906 voor het voetlicht werd gebracht. Joy werd in 1907 opgevoerd; Strife in 1909 en Justice in 1910. De eerlijkheid en de rustige objectiviteit, volkomen vrij van melodramatische effecten, liet niet na indruk te maken op het publiek, dat langzamerhand had geleerd realisme en sobere waarachtigheid te apprecieeren. Na den oorlog hadden G's stukken vooral veel succes; The Skin Game liep 249 avonden achter elkaar, en Loyalties (het militaire stuk, dat ook in Holland ging) haalde zelfs de 400 maal. Ook Escape had a very long run, zooals de Engelschen zeggen. Temidden van het moderne zoeken naar nieuwe experimenten, het toepassen van expressionisme, en alle mogelijke buitenissigheden, wordt Galsworthy's kalme, natuurlijke werk dubbel gewaardeerd. Galsworthy heeft er altijd naar gestreefd het type in het individu te bestudeeren, en zijn mannen en vrouwen zijn als het ware symbolen van een sociale beweging, een misstand, een klasse-onderdrukking, of wat het mag zijn, terwijl zij tegelijkertijd menschen blijven. Zorgvuldig verzorgt Galsworthy de lijst, waarin hij zijn schildering wenscht te plaatsen, zoodat deze op de meest juiste en voordeeligste wijze uitkomt. Hij houdt rekening met alle details, maar de details worden bij hem nooit de hoofdzaak, en zijn afbeelding van de werkelijkheid wordt bij hem nooit dorre, levenlooze photographie. De bekende criticus Frank Swinnerton zegt:
‘Galsworthy's dramatic method, spare, muscular and selective, responsive to the fine shades of his mind as it broods over the eternal problems of equity and equality, of law and charity, has been a great source of strength to the new English theatre.’
En wat ten slotte Galsworthy's persoonlijkheid betreft: men zegt, dat de boeken, welke iemand bij voorkeur leest, een stellige aanwijzing zijn voor zijn karakter; welnu, hier zijn de twintig, door John Galsworthy uitverkoren:
| |
| |
De Bijbel; de Odyssee; Plutarchus' Levens, Marcus Aurelius, de Bacchae van Euripides, Shakespeare's Sonnets, Hamlet, Lear, Midsummernights Dream, Don Quixote, Benvenuto Cellini's Autobiographie, The ancient Mariner, Pickwick, Smoke, Dumas' De drie Musketiers, Tolstoï's Oorlog en Vrede, Carroll's Alice in Wonderland, Huckleberry Finn van Mark Twain, Masefield's Reynard the Fox en Hudson's Far away and long ago.
J.K.-R.v.S.
| |
De kleine parade.
Dat een boek als dit met zulk een bijna juichende geestdrift door verschillende critici is ontvangen, geeft véél te denken over de geestelijke gedisponeerdheid van een groot deel onzes volks- In Holland heerscht in vele kringen een afkeer, een tegenzin, een animositeit tegen de zoogenaamd ‘hoogere kringen’, en als deze worden bespot, gehoond, gecaricaturiseerd, niemand blijder dan sommige Nederlanders, dezelfde waarschijnlijk die als onvolwassen jongens en meisjes, dames na jouwden, die het waagden met kanten capes of operakapjes of zelfs met parasols te loopen. Het spreekt vanzelf, dat het zeer gemakkelijk en goedkoop is, sommige gebruiken, opvattingen, manieren, spreekwijzen van een andere maatschappelijke klasse, dan waartoe men zelf behoort, belachelijk te maken.... maar waarom dit iemand als een speciale literaire verdienste moet worden aangerekend, is niet duidelijk. Het geven van dwaze namen als freule Quall, jonkheer Rehkalff enz., wat Henriëtte van Eyk met succes in practijk brengt (vooral c's en ae's en dubbele f's niet te vergeten!) is óók heusch niet origineel; de oude heer Smits sprak al van Jonkheer de Cauchemar, enz. De schrijfster Henriëtte van Eyk is kennelijk nog zeer jong, en dit is waarschijnlijk de reden, dat zij geen maat heeft weten te houden; op vele plaatsen is haar boek absoluut overdone (zooals de Engelschen het met één woord kernachtig noemen), en andere perioden zijn weer zoo nameloos flauw, dat alleen zeer jeugdige lieden er pleizier aan kunnen vinden, en er bakvischachtig om kunnen gichelen. Naar alle waarschijnlijkheid heeft de jonge auteur zèlve razend veel schik in haar eigen werk gehad, en heeft het, al schrijvende, dikwijls uitgeproest. Men heeft dit boek
| |
| |
‘humoristisch’ genoemd, en ja, voor wie er van houdt, is De kleine parade zeker een soort van ‘humoristisch album’. Maar is humor, echte humor, niet iets van edeler gehalte dan het zich vermaken ten koste van anderen, iets wat van méer smaak en fijner gevoeligheid getuigt?.... Wil Henriëtte van Eyk genieten van zuiveren humor, (die anders-gesitueerden niet kwetst) - frisch, spiritueel, spontaan.... dan leze zij eens de boeken van Elisabeth (als het haar tenminste niet hindert, dat deze een gravin is, gravin Russell) b.v. Elisabeth and her German garden, en vooral, vooràl dat fijne, geestige, verrukkelijke: The enchanted April. Humor, - humor is in het leven een der kostelijkste genietingen, maar.... hij mag dan ook niet vertroebeld worden door bijmengselen van spot of hoon, of ontsierd door al te gewilde flauwe grappigheid.
De schrijfmanier van Henriëtte van Eyk, (op zijn hoofd zat een grijs hoedje, en op zijn knie een actetasch en een rottinkje; toen het op een avond plotseling daagde in het Oosten; ze liep op erg krakende voeten.... enz. enz. enz.) het geheele boek door, is leuk, en werkt soms ontzaglijk comisch; deze schrijfmanier doet met kracht de herinnering in ons opkomen aan The young visiters, de roman van een negenjarig meisje, Daisy Ashford, die ingeleid werd bij het publiek door den bekenden schrijver J.M. Barrie, en die in een tijdsverloop van nog geen jaar, 17 drukken beleefde! Dit boekje, in zijn argelooze kinderlijkheid, is zóó onbeschrijflijk aardig, dat, bij de lezing, de lach niet van onze lippen wijkt. De wijze, waarop de menschen praten en doen, hoe ze zich onder elkaar gedragen, hoe ze zich kleeden, de beschouwingen over personen en plaatsen, de beschrijvingen van natuur en interieurs, zijn een eenige, onweerstaanbare lectuur. Maar.... de schrijfster was een kind van negen jaar. De inhoud is natuurlijk, los en levendig opgeschreven, met allerlei verrassende inconsequenties en dwaasheden en ridicule feitjes, maar.... de schrijfster was een kind van negen jaar! De taal en de stijl zijn ongelooflijk naïef, met foute spelling hier en daar en grammaticale vergissingen, en onvoldoende punctuatie, maar.... de schrijfster was een kind van negen jaar! Alle onzinnigheden, zotte situaties, onmogelijke toestanden aanvaarden wij, en amuseeren ons kostelijk.... want de auteur was een kind van
| |
| |
negen jaar, en dus van alle expresse verwringing der werkelijkheid vrij.
Ziehier een passage uit het hoofdstuk High life, die waarlijk door Henriëtte van Eyk zou kunnen geschreven zijn, doch.... Daisy Ashford was een kind van negen jaar!
‘Then Procurio (een lakei) entered once more and with a bow said. His lordship is going to a levie (levée) this morning and thinks it might amuse you to go too. Could you be ready by 11 o'clock.
Oh yes what fun said Mr. Salteena have you any notion what a levie is my man.
Procurio gave a superieur smile. It is a party given by the Queen to very superier peaple but this one is given by the Prince of Wales as the Queen is not quite her usual self today. It will be at Buckingham palace so you will drive with his lordship.
Mr. Salteena was fearfully excited. What shall I weare he gasped.
Wel of course you ought to have black satin knickerbockers and a hat with white feathers also garters and a star of two.
You supprise me said Mr. Salteena I have none of those articles.
Well said Procurio kindly his lordship will lend you his second best cocked hat as you are obliged to wear one and I think with a little thourght I might rig you up so as to pass muster.
Then they rumaged among Mr. Salteenas things and Procurio got very intelligent and advised Mr. Salteena to were his black evening suit and role up his trousers. He also lent him a pair of white silk stockings which he fastened tighthy round his knees with red rosettes. Then he quickly cut out a star in silver paper and pinned it to his chest, and also added a strip of red ribbon across his shirt front. Then Mr. Salteena survayed himself in the glass. Is it a fancy dress party he asked.
No they always wear that kind of thing.... said Procurio.’
De verzoeking is groot, om verder en verder te schrijven, hoe ‘the earl’ cried: Not half bad, toen hij den heer Salteena zag, en hoe zij naar het paleis reden, en hoe de levée verliep, - maar genoeg. Is het niet, of men Henriëtte van Eyk las, - op dezelfde manier als zij Hollandsch schrijft, in het Engelsch vertaald?....
Wel, - om geheel eerlijk tegen deze jonge, nieuwste schrijfster
| |
| |
te zijn, - men moet erkennen, dat zij wel degelijk iets kan. Ja, veel. Naast allerlei overdrijvingen en malligheden en er veel te dik opgelegde flauwiteiten, troffen we twee of drie hoofdstukken aan, waar Henriëtte dieper tast dan de oppervlakte, waar zij aan het tragische raakt, dat verborgen ligt onder den schijn der dingen, en waardoor zij ons dus te treffen weet: 't Geval Ankerblom (het allerbeste uit het boek); de episode van Elisabeth von Krach en die van het Zilvermannetje. Mogen we weldra iets méér van deze schrijfster hooren, maar dan ingetogener werk van zuiverder en beheerschter allure!
|
|