De Nieuwe Gids. Jaargang 48(1933)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 177] [p. 177] Moeder... door Dr. H. Gerversman. Toen ik nog aan uwe handen langs de witte wegen ging en het roode zonne-branden in den blauwen hemel hing en ik voor uw stille woorden heel diep zwijgend open stond, zoodat 'k alles, wat ik hoorde, straks weer in mij zelven vond, luist'rend, hoe gij mij verhaaldet, dat er in de heuvelkom 's nachts de witte elfen daalden, als de gele maan er glom, of dat voor de bleeke ramen, waar het avondlicht in viel, wit-gewiekte engelen kwamen, schouwend in der menschen ziel.... (Elke dag en elke stonde en elk vroeg-verloren ding, later nimmer weergevonden, wordt een lieve erinnering....) toen, in kinderlijk niet-weten, was mij God zóó zeer nabij, dat ik, peinzend in 't verleden, somtijds om uw handen schrei.... Vorige Volgende