De Nieuwe Gids. Jaargang 47
(1932)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 542]
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
| |
La naissance du jour.Het is een curieus verschijnsel, dat, tegelijkertijd in verschillende schrijfsters een drang ontstond, om fictieve romans te vervangen door dagboeken of romans vécus. Ongeveer tezelfder tijd, dat van Colette La naissance du jour het licht zag, van | |
[pagina 543]
| |
Pierre Loti Prime Jeunesse en van Anatole France La vie en fleurs, verschenen er in Nederland de dagboeken Maalstroom van Henriëtte Mooy en de dagboeken Jeugd en Een vrouwenbiecht van Jeanne Reyneke van Stuwe en het verrukkelijke Huisje aan de sloot van Carry van Bruggen. Het is het gevolg geven aan een eigenaardige behoefte tot oprechtheid, tot onverzwegenheid, die een auteur overvalt, en, voor mijn gevoel tenminste, zijn authentieke dagboeken het meest waardevol om te geraken tot een vollediger menschenkennis, een dieper inzicht in de psyche van het mannelijk of vrouwelijk wezen. La naissance du jour. De eenvoudige geschiedenis, die geschiedt in dit boek valt vóor in Colette's huis, dat zij (in het jaar 1926) te Saint Tropez bezat. Men zou dit boek kunnen noemen: een symphonie en een roman, - het werkelijke leven en de droom onscheidbaar dooreen gemengd. Madame Colette noemt zich hier, zooals ik al zei, Colette. Zij is schrijfster, en toont zich hier niet in de een of andere vreemde gedaante, maar in haar eigene. Verschillende artiesten worden er met name in genoemd (Montherlant, Carco, Mac. Orlan, Segonzac, Léopold Marchand, Pierre Benoit, Cocteau, Dignimont etc.), en wij leven haar rustige leven mee, zooals zij schaltet und waltet in haar eenzame huis aan de zeekust, waar de tijd wordt verbruikt met baden in zee, buiten liggen droomen, visschen, lezen, eten klaarmaken, brieven schrijven. Het is een leven, dat, zooals Colette zich uitdrukt, iedereen na eenigen tijd ‘mooier maakt.’ (En heeft zij geen gelijk?) Een zekere Vial, een gewone jongen, weinig origineel, kalm, evenwichtig, maakt haar het hof. Maar hij is veel jonger dan zij, en zij beschouwt hem als een knaap; zij vindt het dus beter hem uit te huwelijken aan een frisch, jong meisje, om aldus, over hem gerust gesteld, vrij, en nu voortaan gepantserd tegen dergelijke gevoelens, la naissance du jour sur une vie nouvelle af te wachten. Laat ik hier even mogen aanhalen, wat André Billy in L'Oeuvre over dit boek heeft geschreven. ‘Ce livre singulier, pareil en cela aux plus beaux livres de | |
[pagina 544]
| |
Colette, est beaucoup plus un poème, c'est-à-dire une transcription lyrique d'états d'âme qu'un roman, c'est-à-dire une étude de moeurs ou l'analyse d'un conflit psychologique. Conflit, mettant aux prises une jeune fille amoureuse d'un homme qui aime une femme vieillissante, laquelle traverse une crise pathétique de dépouillement sensuel. L'art de Colette confère à ces divers éléments, - auxquels il convient d'ajouter le paysage, la maison, les animaux familiers, - une stylisation si drue, si forte, qu'ils en perdent toute réalité anecdotique.’ Het boek laat zich alleraangenaamst lezen, en méer nog dan haar andere interesseert het ons, omdat wij hier in direct contact komen met Colette ‘pure et simple’. De waarde van dit werk wordt nog verhoogd, doordat er brieven van haar moeder in zijn opgenomen, qui sont de pures merveilles, zooals Claude Chauvière zegt in Visages contemporains. | |
La maison de Claudine.La maison de Claudine, zegt Jean Larnac, est un chef d'oeuvre, - peut-être bien le chef d'oeuvre de Colette. Kunnen wij het met deze uitspraak eens wezen? Ja! Meermalen hebben wij er op gewezen, dat Colette's herinneringen aan haar jeugd, haar dorp, haar landstreek tot haar diepste en liefste, haar treffendste bladzijden behooren. In de serie der Claudine's vinden we overal de dierbare souvenirs aan haar kindsheid, haar huis, haar ouders, onderwijzeressen en speelkameraadjes, - en in La maison de Claudine keert zij zich geheel naar haar verleden toe, en schrijft daarover haar chef d'oeuvre. In zachten weemoed herdenkt zij het groote huis, waar zij geboren werd, den verwilderden tuin, waar alles naar hartelust groeien en bloeien kon, en de dierbare afgestorvenen: haar vader, de dappere zouaaf met het afgeschoten linkerbeen, die, toen de keizer hem vroeg een wensch uit te spreken, eenvoudig antwoordde: Ik zou graag een kruk hebben, Sire,Ga naar voetnoot1) - de moeder | |
[pagina 545]
| |
levendig, geestig, klein van gestalte, de broers, de oudere zuster, de schoolkennisjes.... Alles is waar en waarachtig in dit verrukkelijke boek, waarin Colette zich volkomen zonder terughouding uit: zij doet ons heel de frissche onschuld van haar jeugd mede gevoelen, die ongerept en puur in haar dankbaar herdenken is achtergebleven. Het is een eenig boek. Colette heeft altijd haar jonge jaren boven alles liefgehad, en telkens weer, in al haar bundels, kwamen reminiscenzen voor den dag aan dien onvergetelijken tijd. Zij praat er niet over met groote woorden, zij verliest zich niet in subtiele analyses, - eenvoudig roept zij het beeld op van het kind, het jonge meisje, dat zij eenmaal was, en zij zet dit in het encadrement van haar geboorte-oord, en met zoo'n meesterlijke directheid en duidelijkheid, dat wij de geuren van bloemen en vruchten ruiken, de kleuren van zonneschijn en schaduwen zien, - en medeleven in al zijn simpelheid het gewone dagelijksche leven van vrienden en familie, dat onder Colette's doigts de fée wordt tot een wonder van schoonheid en intense bekoring. Men weet niet, wat meer te bewonderen: de volmaaktheid van den vorm, die van deze kleine verhalen ware kunstwerkjes maakt, even fijn geciseleerd als sonnetten, - of de intieme emotie, die uit elken volzin spreekt, ja, uit ieder woord. En men kan dit boek lezen, zoo dikwijls als men wil, - elken keer put men er nieuwe schoonheden uit. Waarom dit boek La maison de Claudine heet, en niet La maison de Colette? Omdat de schrijfster niet precies weet, waar Claudine eindigt en Colette begint. Omdat dit huis, deze omgeving, deze tuin, de diepe bosschen, ons reeds afgeschilderd waren in den Claudine-cyclus. Hoe kan men Claudine, de heldin dezer boeken, afscheiden van Colette, de auteur? Colette heeft het geprobeerd in Les vrilles de la vigne, waar zij Claudine tegen Colette laat zeggen: ‘Non, je ne suis pas ta sosie.... moi je suis Claudine et toi Colette.’ Vergeefs! Claudine en Colette zijn in innigst wezen één en dezelfde.... Iedereen weet, dat het huis van Claudine het huis van Colette is. ‘Na de twintig hoofdstukjes te hebben gelezen is ons niets meer onbekend van hen, in wier midden Colette haar jeugd heeft doorgebracht, en eveneens leert men er háár beter door kennen, | |
[pagina 546]
| |
die eens een van de meest vooraanstaande schrijfsters zou worden, een der rijkste, meest verscheiden en meest origineele literaire temperamenten van ons tijdperk, zeide Edmond Sée, in Het Handelsblad, toen La maison de Claudine verscheen. | |
Sido.Onmiddellijk bij het vorig-genoemde boek sluit zich Sido aan, geheel gewijd aan de nagedachtenis harer moeder (die Sidonie heette.) Ik heb er mij dikwijls over verbaasd, dat Colette in haar boeken nooit over haar moeder sprak, die toch zoo'n groote rol in haar leven blijkt te hebben gespeeld. Fransche critici hebben zich daar óok over verwonderd, en zijn tot de conclusie gekomen, dat het is, omdat Colette haar moeder te goed daarvoor achtte. Dit lijkt mij een tamelijk gezochte reden; ten eerste laat Colette wèl haar vader (in de Claudine's) optreden, en ten tweede hangt het er toch maar van af, op welke wijze men het doet! Hoe het zij, in Sido bevredigt Colette ons verlangen om méer van haar moeder te weten volkomen, en geeft zij ons le plus tendre des fantômes, brillant des couleurs de la vie, évoqué amour. Simonne Ratel, in Le courrier littéraire zegt terecht: Toute l'oeuvre de Colette, est une fugue en mineur sur le thème du souvenir. Sido evenals La maison de Claudine is thans reeds klassiek geworden. O, de verrukking der jeugd, het heimwee naar die jaren.... en daartusschen-in de heldere, geliefde schim van Sido. Simonne Ratel, in hetzelfde opstel, merkt op, en hoezeer heeft zij gelijk, dat in de galerij der figuren in het werk van Colette slechts twee vrouwenportretten voorkomen, dat van haarzelve, en dat van haar moeder. In al haar vrouwengestalten: Claudine, Minne, Renée Néré, Léa, is iets van Colette en iets van Sido. Colette schildert haar moeder, met een oneindige liefde en vereering; zonder eenige lyrische opwinding, zonder groote woorden, zonder opdringerige verzekeringen, - alleen door het weergeven van honderderlei kleine trekjes, nu eens innig, dan weer humoristisch, door het navertellen van simpele gesprekjes, door het mededeelen van gewone feitjes en onbeduidende herinnerinkjes, maakt zij de dierbare persoonlijkheid levend voor ons, en doet zij ons Sido liefhebben met een teedere reverentie. | |
[pagina 547]
| |
Colette's levensloop.Het was te Saint Sauveur en PuisayeGa naar voetnoot1), (een dorpje in Bourgogne van nog geen 2000 inwoners) dat den 28en Januari 1873, Madame Jules Colette, geboren Sidonie Landoy, haar laatste kind ter wereld bracht: Gabrielle, die later schitteren zou onder den naam Colette. Twee broers had zij, en een oudere zuster, (waarover wij in bovengenoemde boeken al het gewenschte kunnen vinden), en als jongste kind was zij de lieveling van haar vader, die haar Bel Gazou noemde, en van haar moeder, bij wie zij tot het laatst van haar leven heette Minet-chéri. Zeer rustig ging de eerste kindsheid voorbij. Colette was haast altijd thuis, maar later tijdens verkiezingscampagnes nam haar vader haar mee; zij hield dan het paard vast, terwijl haar vader de huizen binnenging, of ook wel mocht zij mee in een herberg, waar men haar zooveel wijn liet proeven, tot zij ‘complètement ivre’ bij haar moeder, slapende, werd thuisgebracht. (Colette heeft zeer waardevolle en karakteristieke bladzijden geschreven over wijnen, die verschenen zijn in de aardige uitgave van het Savoy Cocktail Book.) Later ging zij naar school, en het drietal: Yvonne, Marie en Gabrielle kennen wij door Anais, Marie Belhomme en Claudine. Colette las veel, alles wat haar onder handen kwam, zelfs Zola (wat zal ik haar Zola verbieden, zei haar moeder, 't kind kan er immers toch niets van begrijpen!); met haar broers deelde zij alle spelen, zij leerden haar boomklimmen, en ‘zich zeer doen zonder te schreeuwen als een mager speenvarken); en verder zwerft zij door de bosschen en over de velden, en leert houden van elk gewas, en van elken vogel, van kat en hond en eekhoorn en haas, van kikvorsch en boschduif, en vleermuis zelfs. In het jaar 1890 echter, nadat Colette haar brevet heeft gehaald (wij zouden zeggen eind-examen gedaan) treft de familie het fortuin-verlies; men vestigt zich nu bij den oudsten broeder, die dokter geworden is, te Chatillon-Coligny. Drie jaar later maakt zij daar kennis met Henry Gauthier-Villars, den zoon van een wapenmakker haars vaders, met wien zij in 1893 in het huwelijk treedt. “Willy” | |
[pagina 548]
| |
was toen 34 jaar, un gros homme railleur et viveur, très versé en musique et gendelettre jusqu'au bout des ongles, et si Parisien, en zij.... une sauvageonne, geheel onwetend van het steedsche leven.... Hoe zal het met dit huwelijk gaan? Hoe gedraagt Colette zich in het zoo veranderde leven? Wij komen heel veel te weten door de Claudines en door La Vagabonde.... Willy had van zijn jonge vrouw graag la plus utile des collaboratrices mondaines gemaakt, - hélas, jamais Colette ne sera la “salonnière intrigante” qu'il désire.... In 1904 publiceerde Colette haar Dialogues de bêtes, “pour amuser Willy”. Het boekje werd algemeen gewaardeerd, maar wekte niet zulk een éclat als de Claudine-série. En toen in 1906 gebeurde, wat wel te voorzien was, een scheiding van Gauthier-Villars, zag zij zich genoodzaakt op andere wijze dan als schrijfster haar brood te verdienen. Zij werd mime en danseuse. En haar ondernemingen en lotgevallen daaromtrent kennen wij zeer goed uit Le revers du music hall, La vagabonde en L'entrave. Na de Vagabonde blijft Colette drie jaar lang niets publiceeren; haar leven zal weer een groote verandering ondergaan door haar huwelijk met Bertrand, Henri, Léon, Robert de Jouvenel des Ursins, van wien zij in 1913 een dochterje kreeg, dat Colette werd genoemd. Tot 1914 toe genoot Colette een matige belangstelling, daarna, toen zij geregeld het eene boek na het andere de wereld instuurde, vergrootte zich steeds haar roem, men spreekt van notre Colette de génie, notre incomparable romancière, enz. enz. en het lintje van het légion d'honneur versiert haar knoopsgat, les journeaux s'arrachent sa collaboration.... En na haar tweede scheiding in 1916 bleef Colette nu eens op deze plaats, dan weer op die; zij reist en trekt, schrijft romans, geeft bundel na bundel uit, verdient, naar men zegt, schatten.... en als ooit iemand het leven van alle kanten heeft doorproefd, van alle hoogten en laagten heeft leeren kennen, dan is het Colette, la grande vivante, die terecht zou kunnen zeggen, dat, niets menschelijks haar vreemd gebleven is....’ Chéri en La vagabonde zijn op de film gebracht; haar dochter is assistente van den metteur-en scène: | |
[pagina 549]
| |
‘Sur l'affiche on verra: Colette de Jouvenel assistente.... C'est moi qui sera fière.... zegt Colette, met haar stem, die door Claude Chauvière is gekarakteriseerd als een ‘angélus et un jazz’. Colette wandelt, zwemt, mène la barque et la luge, audacieuse toujours. - A qui ressemblez-vousdonc, Madame? vroeg haar eens Claude Chauvière. - J'ai l'expression du capitaine (haar vader) mais je ressemble surtout à ma grand'mère maternelle. En een waarzegster heeft eens tegen haar gezegd: Vous êtes justement ce qui votre père a souhaité d'être, et, de son vivant, il n'a pas pu. En hiermede, Colette tot op heden gevolgd hebbende, nemen wij afscheid van haar, die wij bewonderen en liefhebben in haar werk, zij, van wie Tristan Bernard heeft gezegd: En lisant Colette on assiste à un miracle continu.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe. |
|