De Nieuwe Gids. Jaargang 47(1932)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 388] [p. 388] Zeus en Leda door Hans Cappenberg. Zoals de schil om ene overrijpe vrucht zich spant en bij 't worden tot een vlies allengs de gloed en gisting van het sap verraadt, tot zij ten leste aan deze drang wel toegeven moet en barst vaneen - zo sprong het kleed, waarbinnen zich haar lichaam gevangen voelde, plotseling open, terwijl de zware wrong van donker haar golvend uitvloeide achter 't gelaat, dat, als in water, daarin weg te zinken scheen met de ogen gesloten. Slechts trilden heel even de wimpers. Toen lag zij in hare naaktheid volkomen stil en wachtte...... Leda. En ziet - gelijk het licht der maan een mens in sluimer-slaap onbemerkt beschijnen kan tot hij hier- door ontwaakt en zich niet te bezinnen weet in 't eerst, maar de hand over zijn oogleden strijkt als zag hij niet - zo kwam een zilver-donzige zwaan met wiekslag, stiller nog dan de zwoele zomernacht, gevlogen tot waar zij lag in hare naaktheid...... Zeus. En minde haar. Sinds ging Leda in verwondering langs stille wegen. En schreide soms zonder te weten waarom. Want zij droeg een goden-kind. Vorige Volgende