De Nieuwe Gids. Jaargang 47(1932)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 385] [p. 385] Verzen door Hélène Swarth. I. Weerschijn. Een sprokeroos, verbreidend rozelicht, Ontwaar 'k mijn lamp, gehangen in de straat. Aan wand van schijn herken ik plaat bij plaat, In zwarten nachtdamp zwevend blij en licht. In Lentesfeer, wanneer 'k deze aard verlaat. Waar 't moede lijf wel kalm te slapen ligt, Zal 'k vinden zoo een droomcel opgericht, Waar mijn geleigeest mij verpoozen laat? Beschermende Engel, toover, mij ten troost, Den lieven tuin, van rozen blij doorbloosd, Waar 't peinzend meisje 't leven overdacht, In geur van gras, violen en jasmijn, Bij popelsuizen wiegend, vroom en zacht, Met zoeten zang haar vroege levenspijn. [pagina 386] [p. 386] II. Bij een graf. 'k Stond bij een open graf en sloeg een kruis Over die sponde koel en diep en zwart, Waar éen, mij vreemd, bevrijd van aardesmart, Zou veilig slapen 'lijk bij moeder thuis. Dat uur herdacht ik, toen daar sloeg mijn hart Een kruis voor haar, die slaapt nu ver van huis, Gewiegd melodisch door het zeegeruisch, Gered van 't leven, dat haar sloeg zoo hard. O rust in vrede! Géen nu weet dan ik Hoe, eer ze ontving, gelijk een vloek, met schrik, Den godezegen van haar tweede jeugd, Zij dapper droeg al onder 't vroolijk kleed, Gelijk de knaap, verbergend wat hem beet, 't Gebroken hart - haar lieven, bron van vreugd. [pagina 387] [p. 387] III. Een vlinder klapwiekt.... Een vlinder klapwiekt aan den kamerwand - Ik zie hem niet, ik hoor hem, uur aan uur. Gelijk een ziel, na levens avontuur, Verlost van 't lijf, waar de Eeuwige ons in bant, Al lokt de hemel, waar, in nachtazuur, Een enkle ster haar zilvren hart verbrandt, Nog schroomt, te stijgen naar 't Beloofde Land, Zoo klopt die vlinder aan den donkren muur. O zuster, ziel van 't lijdend lijf bevrijd, Zoo lang bereid, zoo blij en sterk, ben jij 't? Dat vleugelkleppen, is 't een liefdegroet? Je weet den weg, die naar den Hemel leidt. En draal je nog, op aard vol hoop en moed, Om óp te wieken naar Gods Eeuwigheid? Vorige Volgende