| |
| |
| |
Maandelijksch overzicht
Letterkundige notities. XIX.
Iets over tendenz in de kunst.
Er zijn twee soorten van tendenz in de kunst.
De bewuste. En de onbewuste.
De eerste soort is onduldbaar, en een zonde tegen de aesthetiek, en gaat tegen elk kunstbegrip lijnrecht in.
Hier kan ook eigenlijk van ‘kunst’ geen sprake zijn, hoogstens van propagandageschriften, in de wereld gezonden met een bepaald doel. Daarbij wordt het met de waarheid dikwijls niet zoo nauw genomen, feiten worden verwrongen om te passen in het Procrustusbed van het vooropgezette plan, eenzijdigheid, overdrijving, moedwil, maniacaliteit spelen niet zelden een groote rol.
(Als voorbeeld geef ik o.a. de bewering in een aanprijzing van het vegetarisme:
‘De natuur heeft in ons gebit aangewezen, dat wij planteneters zijn.’
Wel, - dit is immers een flagrante onwaarheid, aangezien ons gebit bestaat uit knobbelkiezen èn scheurkiezen, waarmee wordt aangetoond, dat de mensch te leven heeft op een gemengd diëet van planten èn vleesch.
Gedreven door eenzelfden soort geest als boven genoemd, kan Henriëtte Roland Holst het niet laten, om het nù nog voor te stellen, als wordt de arbeider ‘uitgebuit’, en als ‘verrot hij onder zijn arbeid’!! de arbeider, die acht uur per dag werkt op een loon, waar de soms zestien uur per dag arbeidende intellectueel, niet aan raken kan!)
‘Tendenz’, zegt Dr. Alfred A. Haighton, ‘behoort niet in de kunst, omdat deze gewilde bijmenging nooit met de kunst één geheel worden kan. Zelfs de toevoeging van goud, maakt brood oneetbaar.’ Een uitstekende en duidelijke vergelijking!
| |
| |
Er is echter nog een tweede soort tendenz, zooals wij hierboven zeiden, namelijk de onbewuste, dus ongewilde, toevallige tendenz. En deze wordt door Dr. Arnold Saalborn behandeld in zijn ernstig, exact en degelijk werk, steunend op veel onderzoek en studie, dat hij betiteld heeft:
‘Het ontwaken van het sociale bewustzijn in de Litteratuur’, en dat uitgegeven werd door H.J. Paris, te Amsterdam.
Dit genre van tendenz is er meer een van: ‘waar het hart vol van is, loopt de mond van over’.
Zoo werd Cremer bij voorbeeld gehanteerd door het onrechtvaardige der preventieve hechtenis, waardoor misschien-onschuldigen voor hun leven kunnen worden geknakt; en het was dáárom, dat hij in zijn Anna Rooze het lijden schilderde van den, ten onrechte verdachten Marter, die door zijn voorloopige gevangenschap zijn naam, zijn gezin en zijn vaderland verloor, en den advocaat Oscar van Breeland een gloeiende pleitrede deed houden tegen het preventief. En op een dergelijke wijze, door echten humaniteitszin gedreven werden ook de andere, door Dr. Saalborn ten tooneele gevoerde auteurs: Potgieter, de nobele Potgieter, Ds. Koetsveld, en Beets, ofschoon het dezen laatste meer was te doen om realistische beelden te geven, dan wel sociale hervormingen tot stand te willen brengen. De genoemden waren geen fanatici; zij gingen niet uit van vaststaande principes; het was hun niet te doen om propaganda te maken voor een bepaald systeem; het was meer hun ‘goede hart’, dat hen tot schrijven dwong, dan een abstracte wil, een door dik en dun doordrijven van een, door een anders-rassigen kop uitgedacht stelsel; zij betrachtten onbewust het: bilde, Künstler, rede nicht; en het zou dan ook b.v. Potgieter onmogelijk zijn geweest om frases neer te schrijven, als: Wanneer de jonge arbeidster wakker werd, dan dacht zij aan de organisatie. En wanneer zij hare kousen aantrok, dan dacht zij aan de organisatie....
Maar ook de Tachtigers (hiermede worden niet alleen bedoeld de Nieuwe Gidsers, maar allen, die omstreeks het jaar 1880 hun eerste werk publiceerden) waren niet zóózeer ‘anti-maatschappelijk’, of ook zij, in hun machtigen realiteitszin, beeldden sociale nooden uit, als zij onbewust daartoe zich gedrongen voelden. In een herdruk van zijn belangrijk werk zou Dr. Saalborn
| |
| |
nog kunnen wijzen op: Cooplandt's Uit het leven; het werk van Jan Hofker, van Frans Netscher, van Frans Erens, van Maurits Wagenvoort, en van August van Groeningen vooral.
Dr. Saalborn heeft zijn taak breed opgevat; hij spreekt over de algemeene toestanden in de verschillende landen, en van de reacties der schrijvers daarop, en van zijn onderwerp heeft hij een grondige studie gemaakt. En welk een goed inzicht hij heeft in het waarachtige wezen der literatuur, moge dit woord van hem bewijzen:
‘.... dat geen kunstwerk denkbaar is, dat niet aan de verbeeldingskracht, de ontroeringen en den scheppingswil van den eenling is ontsproten, ongeacht of deze eenling “burgerlijk”-individualist, aestheet, ethicus of proletarisch-collectivistisch, materialistisch is georiënteerd.’
N.G.
| |
Jeugdige ouderdom.
Het vraagstuk, hoe men, op gevorderden leeftijd, nog vitaliteit en veerkracht bewaren kan, heeft door alle tijden heen, de geesten der menschen bezig gehouden. In de middeleeuwen was het zoeken naar een levenselixir een der maatschappelijke problemen, en door alle eeuwen heen heeft de medische wetenschap er zich op gericht, om middelen te zoeken, die de gevaren en kwalen van den ouderdom zoo lang mogelijk terugschuiven konden. Doch hoewel de physische kennis ontzaglijk vooruit is gegaan, de gevreesde aderverkalking, en het overgaan der cellen in bindweefsel, is men nog niet meester kunnen worden, totdat de opzienbarende ontdekking van Dr. Voronoff (de transplantatie van afgeleefde door jonge, gezonde klieren) een algeheele omwenteling bracht in de algemeene opinies.
Langen tijd had de naam Voronoff een omineusen klank; onmiddellijk begon men te lachen, als men dacht aan zijn ‘theorie der apenklieren’, spotverzen werden op hem gemaakt, allerlei anecdotes verkocht.... evenwel, zoo gaat het immers altijd met al het nieuwe en ongewone, zelfs met datgene, wat later een weldaad voor de menschen blijkt? De eerste vinders en uitvinders werden gesteenigd of verbrand; Edison werd als een misdadiger vervolgd; de eerste Nieuwe Gidsers werden
| |
| |
gehoond, gesmaad, geparodieerd, - en men vraagt zich af: waarom? Het antwoord op deze vraag is niet gemakkelijk te geven; dit vraagstuk is een crux, zelfs voor de helderste denkerskoppen. De wereld is verslaafd aan den sleur, en als iemand haar daar uit wil halen, zelfs ter verbetering van haar toestand, dan jengelt zij, en stelt zich teweer, als een zuigeling, die men wekt uit een heerlijken, bewusteloozen slaap.... Waarom? waarom ziet men dit altijd en onder alle omstandigheden gebeuren?
Zou het ook dit kunnen zijn:
De nieuwste onderzoekingen hebben aangetoond, dat elke gedachte een indruksel maakt in de hersenstof (zooals door het spreken in een phonograaf de stem telkens maakt in het oppervlak van de fibre). Denkt men een gedachte dikwijls, dan wordt zij een gewoonte, en de keep in de hersenmassa wordt hoe langer hoe dieper. Het is dus te begrijpen, dat het bij trage, loome individuen (waaruit het grootste deel van de menschheid bestaat) heel moeilijk gaat, de gemakkelijke ‘gewoonte’ te vervangen door iets nieuws!
Doch het goede, de noodzakelijke verbetering is niet tegen te houden. De tijd brengt ten slotte alles terecht, - al duurt het soms ook wat lang; (omdat, zooals Dr. Voronoff terecht opmerkt, een professor dikwijls eenvoudig herhaalt, wat er in de groote handboeken staat, zonder het nieuwe te onderzoeken, - en gaat en ging het zoo ook niet dikwijls in de literatuur?)
Wanneer men het boek van Dr. Serge Voronoff leest: Oudjong, vert. door Dr. Baden, Arts (Hollandia-Drukerij, Baarn), dan vergaat ons het lachen, om den grooten ernst, waarmee het geschreven is, en om den ontzaglijk-interessanten schat aan kennis, welken het ons bijbrengt.
Dr. Voronoff vertelt ons, dat voor het protozoön (de oorspronkelijkste vorm van leven) de physiologische dood niet bestaat: dus, dat toen de natuur de eerste levende wezens schiep, zij deze onsterfelijk heeft willen maken. Dan legt hij ons uit, hoe hoogere organismen veel minder weerstand hebben, en hoe dat komt....
Hij vertelt ons, dat de nieuwste wetenschap heeft ontdekt, dat, dank zij de onderzoekingen van den genialen Claude
| |
| |
Bernard, de hersens beïnvloed worden door de schildklier, de zenuwen door de vier speldenknop-kleine epitheellichaampjes, aan weerskanten daarvan, het hart door.... de bijnieren, het beendergestel door een klier aan de basis der hersenen gelegen, die tevens de werking der nieren regelt.... Men leest dit alles als een boeiende les, die telkens nieuwe openbaringen geeft. Over het overbrengen van organen vertelt Dr. Voronof ons, hoe dit geschiedt, met huidplastieken, ledematen en ook inwendige lichaamsdeelen, om ten slotte te komen op zijn eigen ontdekking, die hij eerst op dieren toepaste, en waarmee hij ongelooflijk gunstige resultaten bij de veeteelt verkreeg. En dan vertelt hij ons, hoe, door de inplanting van nieuwe organen, ook de mensch tot op hoogen leeftijd zijn energie, zijn werklust en zijn daadkracht behouden kan; en hij deelt ons mede, hoe geleerden, kunstenaars, harde werkers, ten zeerste door zijn methode zijn gebaat. (Het is goed voor de spotters, te weten, dat slechts zeer zelden de kliertransplantatie gevraagd wordt door sexueelonverzadelijken; meestal waren het hoofd-arbeiders, die in wanhoop tot hem kwamen, en door zijn hulp hun geestelijk productievermogen herwonnen.)
Dit boek zij den belangstellenden lezer ter lecture en overweging aanbevolen; men komt er beter door op de hoogte van het ‘wonderwerk der natuur’: de mensch.
Bij bovenstaand boek sluit zich zeer gelukkig aan: Jeugdige ouderdom door Walther Gallichan, vert. door A. Davidson, en verschenen bij de N.V. Leidsche Uitgeversmaatschappij te Leiden, dat een massa wetenswaardigs bevat en tal van uitmuntende wenken en raadgevingen verschaft, omtrent voedsel, drank, levenswijze, arbeid op hoogen leeftijd, onderdomskwalen en hare bestrijding enz. enz. enz. De schrijver is zoo verstandig, niet te generaliseeren, maar blijft overal strikt objectief. Het boek is overigens voortreffelijk geschreven, zoodat het boeit van het begin tot het einde, en het is bovendien uitstekend vertaald.
N.G.
| |
‘Confidentiëel’.
Kent gij, lezers, de Liaisons dangereuses van Choderlos de Laclos?....
| |
| |
Deze 18e eeuwsche roman is zoo modern, als men maar wenschen kan.
De antipodische figuren van madame de Tourvel en de marquise de Merteuil zijn beiden met meesterhand geschilderd, - (al is uit den aard der zaak de ondeugdzame marquise van een boeiender geestigheid).
In weinig romans door mannen geschreven ontmoet men een vrouw als de marquise, met zóó'n onovertrefbare intuïtie, zóó'n sublieme fijnheid, zóó'n geraffineerde gaafheid (of gave geraffineerdheid!) uitgebeeld.
Haar brieven (de Liaisons dangereuses is, naar de moder dier dagen, een roman in brieven) zijn verrukkelijk om te lezen, en evenzoo die van Valmont. Het is bovendien een groote verdienste van den auteur, dat hij elk karakter zich in zijn brieven duidelijk doet openbaren, en dat het jonge meisje, zoowel als de oude vrouw, de prude, zoowel als de coquette, de volleerde Lebemann en de naïeve jongeling daarin allen volledig tot hun recht komen.
Een groote verdienste van Choderlos de Laclos is het, dat de stijl der brieven bij elken anderen correspondent verschilt. (Dit is bijvoorbeeld óók het geval bij Wolff en Deken, gezegender nagedachtenis, maar geenszins b.v. bij Madame de Staël, waar men in alle brieven harer romans den stijl vindt van.... madame de Staël.)
We zeiden zooeven, dat Les liaisons dangereuses zoo modern aandoet. Deze gedachte kwam in ons op bij de lectuur van Geo de la Violette's Confidentiëel (verschenen bij Lumière, Vincentiusstraat 22, Antwerpen), een brief van een volleerd Lebemann aan een naïeven jongeling, zijn neef, geschreven op verzoek der moeder van den jongeling, om dezen in te leiden in het groote leven.
Het is een compliment aan Geo de la Violette, als wij zijn werk vergelijken met dat van zijn grooten voorganger, waarmee het in geest, in lichte ironie, in schalksche speelschheid, in geraffineerde levenskennis, overeenkomt. Wie houdt van, binnen de perken gehouden, onomwondenheid, van, langs den neus weg gezegde pikantheden, van lessen in levenswijsheid, die ingegeven worden als vergulde pillen, moet dit bizondere boekje stellig niet ongelezen laten.
N.G.
|
|