| |
| |
| |
Visioenen uit de Arno-stad door J.F. Baer van Hemmersweil.
Nacht in Florence. De straten en pleinen liggen verlaten, geen moderne trams knarsen in de sporen, geen auto's snellen toeterend en claxoneerend voorbij, geen verkeersagenten maken harlekijnachtige bewegingen voor het eerbiedwaardige palazzo Vecchio en wat me nog 't liefst is, geen scharen toeristen trekken door de straten naarstig bladerend in hun reisgidsen en weetgierig luisterend naar de vreemde talen radbrakende gidsen. Florence is voor den nacht een oogenblik zichzelf. Zij is weer de stad der middeleeuwen, het bolwerk der Medici.
Van ons hotel uit in de anders drukke maar nu op 't late uur uitgestorven Via Calzaioli glippen we een der nauwe zijstraatjes in. Links en rechts van ons doemen vaag in het schemerig licht der lantaarns de woonhuizen als massieve burchten op. De burchtachtige paleizen rijen zich hier aaneen, de meesten uit een meter breede en dikke steenbrokken opgetrokken. De weinige hooggelegen vensters gaan schuil achter dreigend traliewerk. De geweldige poortdeuren zijn met ijzer beslagen. Boven de poorten prijken de verweerde wapenschilden der families aan wie de paleizen eens behoorden. Om de zooveel meters is een gesmede fakkeldrager in de muren geklonken, waarin de fakkels geplaatst werden, wanneer de burchtheer uittrok of gasten ontving. Ook ontdekt men overal stevige ijzeren ringen, waaraan eens de kettingen bevestigd werden, die bij burgerkrijg de straten moesten afsluiten, terwijl dan uit de schietgaten der bovenverdiepingen de pijlen der kruisbogen en de loopen der musketten loerden.
| |
| |
Want gedurende eeuwen was in Florence bijna iedere straat, bijna ieder paleis in staat van beleg. Veelvuldig waren de straatgevechten tusschen de volgelingen der aanzienlijke families. Meestal ging de strijd om verovering der politieke macht, maar al te dikwijls vond hij ook zijn oorzaak in familieveeten. En het mindere volk sloot zich naarmate het goud een rol speelde bij dezen of genen aan! Toen de politiek eenmaal de overhand kreeg, vond men in Florence twee partijen: die der Duitsch gezinde Ghibelijnen en die der Pausgezinde Welfen, later witten en zwarten genoemd. Beide partijen wisten naarmate de balans in het voordeel der Duitsche keizers of der Pausen oversloeg om beurten aan 't bewind te komen. Maar nauwelijks was de eene partij aan de overhand, of de andere trachtte haar door geweld en kuiperij te ondermijnen, zoodat er een eeuwenlange burgeroorlog ontstond. Om beurten nam dus een der partijen het heft in handen en werden de tegenstanders uit de stad verbannen, die er dikwijls in slaagden met hulp van buiten het bewind in de stad te heroveren. Florence's grootste burger de onsterflijke Dante is zelf het slachtoffer dezer twisten geworden. Hij ook deed aan politiek en was zelfs eenige malen lid der Florentijnsche Signoria. Als ‘witte’ werd hij reeds op 36-jarigen leeftijd voor altijd uit zijn vaderstad verbannen, beschuldigd van machtsmisbruik en.... omkooperij! Nauwelijks eenige dagen na zijn overhaaste vlucht volgde een tweede vonnis, waarin ook over hem de doodstraf op den brandstapel werd uitgesproken. En voor hemzelf èn voor de wereld is het gelukkig, dat de dichter der Goddelijke Komedie aan den beul van Florence heeft weten te ontkomen!
We willen niet verder bij deze burgertwisten stilstaan, maar roerden ze alleen even aan, omdat het typische aspect der stad juist aan deze burgeroorlogen te danken is. Dat kan men niet alleen zien aan de burchtachtige woonhuizen in de nauwe straten en stegen, maar ook aan de openbare gebouwen als een Palazzo Vecchio en het Bargello, die als geweldige hoekige gekanteelde burchten met vreemdsoortige torens boven de andere huizen uitsteken. Welk een tegenstelling met de laat-Gotische bouwwerken der Vlaamsche steden uit dien tijd en met het in die dagen reeds bijna tot zijn huidigen vorm voltooide droompaleis
| |
| |
der Dogen van Venetië! Uit de bouwwerken der laatste steden leert men, dat de vijand er vrijwel steeds van buiten en zelden van binnen te duchten was, terwijl men juist uit den bouw der openbare gebouwen in Florence en de meeste andere Italiaansche steden kan opmaken, dat burgeroorlogen haar niet vreemd waren. Maar al was het eerste verkiezelijker boven het laatste, toch heeft Florence hierdoor het typische middeleeuwsche aspect verkregen en behouden.
Een der steegjes voert ons naar de nu uitgestorven piazza della Signoria. Voor ons rijst de geweldige steenmassa van het Palazzo Vecchio omhoog. Mooi is het bouwwerk niet, meer majestueus dreigend, hoewel de ronde boogvensters iets milder aandoen. Maar de wering is weer heel streng gekanteeld en er bovenuit rijst de in verhouding tot het breede gebouw eenigszins te slanke toren, in zijn bizarren vorm zich naar boven verbreedend, zoodat het is, of hij topzwaar om zal vallen. En even verder schuin tegenover het palazzo ligt heel koket de Loggia dei Lanzi, waar eens de regeerders der stad en de vorstelijke bezoekers de feesten, die op de piazza gehouden werden, bijwoonden; maar waar ook de burgers als de zon te heet werd hun gesprekken voortzetten en later de kooplieden marktdag hielden! En op den donkeren achtergrond schemeren de witmarmeren beelden, die de Loggia tot een klein openlucht museum maken.
Wat heeft zich al niet op dit plein afgespeeld! Feestelijke toernooien, ontvangsten van vreemde vorsten, inhuldigingen der later vorstelijke Medici, de eeuwenlange heerschers van Florence. Maar ook gruwelijke terechtstellingen vonden hier plaats. Vond hier niet de fanatieke volksmenner Savonarola op den brandstapel den dood, nadat hij nog geen jaar te voren op hetzelfde plein bij den auto-da-fé der door hem verdoemde kunstschatten het hoogtepunt van zijn macht bereikt had! Zijn fanatiek alles vernietigend geloof bracht hem ten val!
Grauwstrak in het bleeke maanlicht rijzen de muren van het Palazzo Vecchio omhoog. 't Witte licht speelt op de groote boogvensters. Die hebben ook een rol in de Florentijnsche geschiedenis gespeeld. Uit deze ramen zijn op den dag van den z.g. aanslag der Pazzi de hoofddaders zonder vorm van proces opgehangen: Francesco dei Pazzi, de aartsbisschop van Pisa Francesco Sal- | |
| |
viati en eenige aanhangers. Na den aanslag op de beide Medici Lorenzo en Giuliano werden ze door het woedende volk gelyncht! En tot laat in den nacht hingen de lichamen der terechtgestelden uit de kruisramen van het Palazzo Vecchio fantastisch door rood fakkellicht beschenen. Groot was de rouw van 't volk over den aanslag op de beide broeders. De geniale, maar weinig scrupuleuze Lorenzo met het sombere leelijke gezicht bleef gespaard. Maar zijn broeder Giuliano de Florentijnsche ‘lion’, de aangebedene der vrouwen en lieveling van 't volk viel door de dolkstooten van Francesco dei Pazzi en Bernardo Bandini. Deze aanslag had natuurlijk weer een politiek motief tot achtergrond: de strijd van Paus Sixtus IV tegen de Medici. Ook de aartsbisschop van Pisa Francesco Salviati onverzoenlijk vijand der Medici had zich bij de samenzweerders aangesloten, die besloten hadden de beide broeders tijdens een hoogmis in den Dom uit den weg te ruimen. Tezelfder tijd zouden de aanhangers der Pazzi een aanslag op het Palazzo Vecchio, toen nog als regeeringszetel Palazzo della Signoria geheeten, plegen om hierdoor de macht over de stad in handen te krijgen. Alles was uitstekend geregeld. Francesco Pazzi en Bernardo Bandini namen op zich Giuliano te dooden. De moordenaars van Lorenzo trokken zich echter terug, zoodat ter elfder ure een paar geestelijken (!) bereid werden gevonden Il Magnifico te vermoorden. In den Dom waar de hoogmis gehouden werd stonden de Medici omgeven door hun moordenaars. De samenzweerders waren overeengekomen, dat bij het vertoonen der hostie de aanslag zou plaats
vinden. Het schelletje rinkelde, de koorknapen zwaaiden de wierookvaten, de priester wendde zich om, om de hostie te laten zien. Op hetzelfde oogenblik doorstaken Francesco dei Pazzi en Bernardo Bandini den weerloozen Giuliano. Tezelfdertijd probeerden de beide geestelijken Lorenzo uit den weg te ruimen; maar ze bleken op moordgebied leeken te zijn, hun te zwakke stooten verwondden Lorenzo slechts, die tenslotte niet ernstig gewond wist te ontkomen. De aanslag in den Dom was dus maar half gelukt, maar ook die op het Palazzo Vecchio mislukte en eenige uren later had het woedende volk zich van een deel der samenzweerders meester gemaakt, waaronder Francesco Pazzi en de aartsbisschop van Pisa, die zonder vorm van proces,
| |
| |
de aartsbisschop zelfs in groot kerkelijk ornaat uit de kruisvensters van het Palazzo Vecchio werden opgehangen. Bernardo Bandini wist naar Turkije te ontkomen, maar werd door den Sultan uitgeleverd en onderging eenzelfde straf.
Het Palazzo Vecchio heeft zijn geschiedenis, maar ook de zoo fantastisch gebouwde toren. Daarin lagen de kerkers der staatsgevangenen en in een dezer de z.g. ‘Alberghetto’ hebben de illustre Cosimo de Medici stamvader van 't roemrijke geslacht en later de dweepzieke Savonarola gevangen gezeten. Cosimo werd door het volk bevrijd en werd tot ongekroond heerscher van Florence uitgeroepen. Savonarola verliet den kerker slechts om den brandstapel te bestijgen. Slechts luttele jaren had zijn heerschappij geduurd, die, we schreven het reeds, haar hoogtepunt had bereikt op den dag, dat zijn dweepzieke volgelingen opgezweept door zijn boetpredikaties tal van kunstschatten en andere ‘ijdelheden’ op den brandstapel offerden. En in onze verbeelding doorleven we die laatste episode. Het is in de dagen, dat Piero de onwaardige zoon van den Magnifico Florence heeft overgeleverd aan den jongen naar roem dorstenden Franschen koning Karel VIII. De Fransche overweldigers hebben de stad geplunderd, de trotsche republiek wordt op allerlei wijzen vernederd, de handel ligt lamgeslagen. De stad schijnt reddeloos verloren en 't volk is radeloos. Daar verschijnt eensklaps de sombere figuur van Savonarola den boetprediker ten tooneele. Hij, de prior der Dominicanen, noemt zich een afgezant van Christus. De vernedering die Florence heeft ondergaan is de straf, die God de afvallige wufte stad heeft opgelegd; zoo predikt hij. Wanneer de Florentijnen niet tot inkeer komen, zullen andere plagen volgen! En met hem prediken zijn volgelingen allen Dominicaner broeders. En het radelooze volk ziet in die boetpredikers zijn redders en groot wordt dan de aanhang van Savonarola, zoo groot zelfs, dat de monnik naar de macht grijpt en met zijn volgelingen de stad in bezit neemt om Christus als Heer van Florence uit te roepen. Florence is in een Godsstaat herschapen! De godsdienstijver der overprikkelde bekeerden leidde tot tal van excessen. Het hoogtepunt werd bereikt, toen
de fanatici de huizen plunderden om alles wat eenigszins profaan was er uit weg te sleepen en te ‘offeren’ op het altaar der ijdel- | |
| |
heid. Men ziet het gebeuren! Een leger van meer dan 1000 kinderen onder aanvoering van volwassenen trekt door de straten en dringt de huizen binnen. Ze bemachtigen alles wat in hun oogen de ijdelheid moet streelen: Prachtige gewaden, sieraden, weelde artikelen uit het Verre Oosten en zelfs.... valsch haar en pruiken! Maar ook kunstwerken worden niet ontzien. Schilderijen met mythologische voorstellingen, van goden en godinnen en Florentijnsche hetaeren, die uit den aard der zaak luchtig gekleed waren, zelfs beeltenissen van meer ingetogen wereldsche vrouwen en jammer genoeg ook antieke beelden der Grieksche en Romeinsche oudheid, alles valt in hun handen en wordt weggesleept naar het plein der Signoria, waar een brandstapel uit al die ‘ijdelheden’ wordt opgericht, een auto-da-fé van kunstschatten. En dan wanneer eindelijk de stapel 10-tallen meters omhoog torent, steekt de beul den brand erin en hoog op laaien de vlammen uit het altaar der ijdelheid. Het volk is als uitgelaten. Mannen, vrouwen en kinderen dansen in een kring rond het laaiende vuur en wanneer dan eindelijk de stapel knetterend uiteenvalt, zijn verschillende meesterwerken uit de Renaissance en de antieke oudheid, waaronder wellicht werken van een Botticelli en Da Vinci voor goed vernietigd.
Nog bijna een jaar heerscht de fanatieke boetprediker over Florence, regeert hij met predikaties en geeselroede. Maar het volk wordt toch eindelijk dat devote leven en die eeuwige boetpredikaties moede. Het verlangt terug naar de vroolijke feesten der Medici en andere grooten. Wat kan het hun schelen, of men door dezen of genen gekneveld wordt, als men op zijn tijd zijn zorgen maar een oogenblik mag vergeten door af en toe feest te vieren! Savonarola is een te kerksch heer, denkt te veel aan hun zieleheil en zoo verkniest het volk zijn leven! En het volk begint te morren. De volgelingen der Medici durven weer het hoofd op te steken, zien zich zelfs door den Paus gesteund en wachten op het oogenblik om den boetprediker ten val te brengen. Onverwacht doet het zich voor. Van een geschil tusschen de Dominicaner en Franciscaner orde, dat in een mislukt ‘godsoordeel’ eindigt, omdat de fanatieke boetprediker in zijn dweepzucht te ver wil gaan, maakt de tegenpartij handig gebruik om het volk op haar hand te krijgen. Savonarola en zijn aanhangers worden
| |
| |
gevangen genomen om eenige dagen later op de piazza del Signoria den marteldood te sterven!
We volgen weer eenige kronkelstegen met burchtachtige huizen en bereiken dan het Bargello, het Palazzo del Podesta een even somber aandoend middeleeuwsch kasteel met een plompen hoektoren, maar dat een juweel van een binnenhof heeft met een sierlijke trap. In het midden der cortile staat een bodemlooze put, waarin volgens het volksgeloof de slachtoffers der stads-inquisitie geworpen werden om spoorloos te verdwijnen!
En wanneer we verder trekken, bereiken we de Arno en zien uit op de eeuwenoude huizen, die ook weer burchtachtig in het snelstroomende water spiegelen. Wonderlijk fantastische huizen met vooruitspringende arcaden en loggias. En wanneer we den oever volgen, bereiken we de Ponte Vecchio, de oudste brug der stad met de typische goudsmidswinkels aan weerskanten op de brug en een fontein uit de 14e eeuw. En door een loggia midden op de brug zien we uit op de snelstroomende Arno, die blauwzwart onder ons ligt. In de verte doemen vaag de heuvels op. Het witte maanlicht valt op 't pittoreske kerkje op de piazzella Michel Angelo, een heuvel even buiten de stad. In den nacht springt het kerkje, dat eens door Michel Angelo la Bella Villanella genoemd werd, vreemd wit naar voren. Hier rustte de meester gaarne uit, toen hij de verdedigingswerken der stad aanlegde en verbeterde. Want Michel Angelo was niet alleen schilder en beeldhouwer, maar ook ingenieur, vestingbouwkundige en misschien ook wel veldheer! Tevergeefs heeft hij de stad tegen de troepen van den Duitschen keizer en Spaanschen koning Karel V, die weer eens een of anderen verjaagden Medici te hulp kwam, verdedigd. Na het verraad van Malatesta Barlioni moest Florence zich overgeven en begon de heerschappij der Toscaansche hertogen opnieuw.
Naast la Bella Villanella ligt het oude kerkhof, romantisch als een schilderij van Böcklin met hooge slanke cypressen en miniatuur Grieksche en Romeinsche tempels als grafmonumenten en marmeren halfzuilen als die van ontzielde basilieken. En er om heen weer die burchtachtige verweerde gekanteelde middeleeuwsche muren.
| |
| |
We volgen opnieuw den Arno-oever en slaan een nauw somber steegje in. Ook hier weer dezelfde stugge ‘versteende’ huizenrijen. Grauwe muren met dreigende tralievensters en zwaar beslagen poortdeuren, die nooit meer geopend schijnen te worden. Andere steegjes volgen in eentonige gelijkheid en dan staan we eensklaps weer voor ons helverlichte hotel in de Via Calzaioli en de betoovering van het middeleeuwsche Florence is geweken...
Florence, 1928.
|
|