had dat zoo zeldzaam den indruk rood gaf, generaliseerden we deze impressie door te veronderstellen of de eigenlijke diepste kleurenindruk niet meestal gewekt werd door een ding dat maar weinig met die kleur bedekt was - zoo b.v. een blauwzijden doek die meer donkere schaduw en helle glanzing te zien geeft dan kleur, en waarbij we toch den indruk krijgen van het diepste blauw. Heerlijk, zoo even te filosofeeren op een verschen indruk van de realiteit, wanneer de gemeenschappelijke beleving het contact der geesten nog tot in het even-abstracte verzekert. Ik verbaasde me over de ronde gaten in sommige steenen op den grond, dicht bij de deuren van de steenen tempeltjes, en vernam, dat hierin de groote versierde bamboes gezet werden bij feesten, opdat ze zich als een paar gigantische halmen zouden ombuigen over het offer, dat in het hooge, leege vertrek gereikt werd aan het goddelijke dat daar tijdelijk zijn intrek nam. Ons praten was stil en schuchter, als beleefden we hier iets van de sfeer van het heilige. En dat was niet het suizelend-heilige van kathedralen, maar iets dat leefde in het graspluimpje dat z'n zaadjes wiegde, in den kleinen, kronkelenden sterbladigen kambodja-boom bij den ingang, iets dat opsteeg uit de vruchtbare aarde, den geheiligden grond, dat ook zweefde in de ijle vederwolkjes in het hooge oceanische blauw, dat, o wondere avondstemming, zelfs klonk in den dunnen zangkreet van een vrouw, ergens over een muurtje in de dessa. Het leven zelf, het vertrouwde, werd hier geheiligd, zonder dat het ophield hetzelfde leven te zijn.
Langzaam schreden we om en tusschen de oude gebouwtjes op het struische grasveld, wijd uit elkaar. En daar, om een hoek van een der tempeltjes, verschenen me opeens twee stille figuren, zoo stil en afgezonderd, dat we hun aanwezigheid nog niet bemerkt hadden. Een jonge vrouw lag, geknield, het lichaam voorovergelegd op den grond, voor den zijmuur van het heiligdom, dat met het grauw beeld eener godheid was versierd. Naast haar hurkte in zijn wit kleed een tempelwachter. Hij zat een poos heel stil, begon toen te prevelen nauw hoorbaar, en af en toe met een getemperde beweging gooide hij naar de voeten van het beeld een bloesem, die hij eerst in een aarden schaal met wijwater doopte, dan over haar