De Nieuwe Gids. Jaargang 47(1932)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Vrouwen door Hélène Swarth. I. Zwarte Magie. Het beeldje is klaar! 't Gelijkt! Zij kán boetseeren! - Het voorhoofd hoog, van neus tot mond die groef - Met naalden fijn doorpriemd, naar haatbehoef, De weeke was, die kan zich niet verweren. - Tot ze áanroep dood, wijl 't leven wordt te droef, Gekromd van pijn, of naalden haar doorsperen, In ijs en vuur, die slopend haar verteren, Om niet te kermen stil de lippen stroef! Dan plechtig spreekt de vrouw bezweringswoorden En, magisch, vult het beeld met wraak en haat. Wie lacht daar schril? Wie sist: - ‘Lafhartig moorden’? In háar land wreekt elkéen wel kwaad met kwaad! Waarom koos hij van twee, die hem bekoorden, Die andre vrouw - die traag zij sterven laat? [pagina 58] [p. 58] II. Trouw. Met vrome vingren vlecht de weduwvrouw Rond zijn portret een krans van klimopgroen. Op 't kille glas dan trilt haar teedre zoen - En 't mooie meisje in vroolijk lenteblauw, Terwijl de bleeke weduw roemt zijn trouw, Herdenkt hoe eens, in avondzwart plantsoen, Hij háar omarmde en hoe zij, fier, hem toen Verwees tot haar, die thans voor hem draagt rouw. Een vogel floot, seringen geurden zoel. Zijn lieve mond lokte als een Edenvrucht, Doch zij bleef sterk - En wijl mooi meisje zucht, Verbergt de vrouw in 't kleedje blauw en koel Haar smartgelaat, in waan van meegevoel, Als droef een kind, dat naar een zusje vlucht. [pagina 59] [p. 59] III. Rouw. Mild deelde ze uit de kleeding blij van kleuren, Den gouden tooi, het bont, dat hij haar gaf. - ‘Hij schonk u veel, doch niet zijn naam! Hoe laf! Geen tranen waard!’ zei de éen, haar op te beuren. En de andre, streng: - ‘Uw zonde erlangt haar straf: De Wreker God hem uit uw arm kwam scheuren.’ In weduwrouw blijft stil zij hem betreuren. Dat hij haar haalt nu wacht ze, in deemoed, af. Eenvoudig dorpskind, aan zijn hart gedreven Door zuivre liefde, zonder hem hoe leven? In 't kamerkijn, waar hij in d'arm haar sloot, Droef hart vol dank: haar lief was trouw gebleven En ál zijn vreugd mocht zij alleen hem geven, Van 't leege leven gleed ze in Land van dood. Vorige Volgende