| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
De uitslag der Fransche verkiezingen deed een algemeene zucht van verlichting opwellen, wijl er uit bleek, dat het kiezersvolk in Frankrijk in zijn meerderheid jegens Duitschland minder wantrouwend, vergevensgezinder en vredelievender is dan zijn demagogische leiders, allen, van welke kleur ook - behalve misschien juist de Communisten, maar die gevangenen van Moskou - gevangenen zijn van het Fransche kapitaal der bewapeningsindustrie. Daar had een onevenwichtige Russische warhoofd een verfoeilijken moord gepleegd op den president der republiek, en een nieuwe president moest dus door het Vereenigd Wetgevend Lichaam te Versailles bijeen worden gekozen. Als zoodanig viel de keus op den heer Albert Lebrun, tot nu Voorzitter van den Senaat. Intusschen was het kiezersvolk ter stembus opgegaan en verraste de wereld aangenaam door als zijn wensch te kennen te geven, dat de Fransche politiek voortaan meer naar links zou worden georiënteerd. Adieu dus, cynische en koppige Tardieu! Welkom, beschaafde en geletterde Herriot, levensbeschrijver, levens-verklaarder zelfs, van de mooie Mme Juliette Récamier, schoonheidskoningin ten tijde van het Consulaat en het Eerste Keizerrijk. Frankrijk, heette het, was door den moord op zijn president ‘in rouw gedompeld’. Hoe in rouw kon men zien als projectie op het witte doek der bioscopische voorstellingen, ook in ons land, toen, na de verkiezing van president Lebrun, Doumers stoffelijk overschot nog opgebaard in het ‘Elysée’, de politieke leiders van het oogenblik: Tardieu, Herriot, Doumergue, Léon Blum e tutti quanti, midden tusschen de menigte afgevaardigden,
| |
| |
journalisten en vrienden, een oogenblik voor het ‘oog’ van den cinéast verschenen. Immers zoo iets behoort tot het moderne leven van den dag. Dat was me onder hen een vroolijkheid, gelach, uitingen van Gallischen geest, waaruit duidelijk viel waar te nemen hoezeer de heeren onder den indruk waren van den gepleegden moord en van de beteekenis van den vermoorden collega, als hoofd van den Franschen staat.
Aan boord der schepen onzer oude ‘Oost-Indische Compagnie’, en in het dagelijksch leven harer vestigingen in het Oosten, placht men cynisch te zeggen: ‘een man overboord, een eter minder’. Zoo denken de demagogische politici der volken er ook over. Natuurlijk zijn zij verontwaardigd, dat een hunner zoo aan zijn einde komt. Dergelijke ‘ongelukjes van het ambacht’, zooals de vermoorde koning Umberto van Italië het eens noemde, moesten alleen bestemd blijven voor de vorsten. Maar een door democratische, zelfs demagogische politiek tot het hoogste ambt in den staat opgehevelde beroepspoliticus? Hoe is het mogelijk, dat een mensch misdadig, ontzind, godvergeten genoeg kan wezen om aan diens leven de schennende hand te slaan? ‘In rouw gedompeld’ waren dus genoemde Fransche beroepspolitici aan het prachtige hek van Versailles, trotsche schepping van den ‘Zonnekoning’, nièt, neen. Maar verontwaardigd over den gepleegden moord waren zij waarschijnlijk wèl.
Voor den vermoorde een ander in een minimum van tijd en nu in den Senaatsvoorzitter Albert Lebrun. Beroepspolitici zijn tegenwoordig goedkoop. Wat is er voor noodig het te worden? Niet veel. Men denkt aan Montesquieu's grimmig woord, wel gezegd, naar het schijnt, met het oog op den in zijn tijd nog niet bestaanden beroepspoliticus: ‘Le meilleur moyen de réussir dans la vie, même le seul infaillible, est d'avoir un bon estomac et un mauvais coeur.’ Er behoort tegenwoordig nòg iets bij: welbespraaktheid met stalen voorhoofd, burgers- en boerenbedrog, intuïtieve kennis van de populaire mentaliteit der politieke groepen, waarvan men er een voor zich heeft uitgekozen om die als hefboom voor zijn politieke loopbaan te gebruiken. Zóó kan men dan, met een beetje geluk, het brengen tot de hoogste ambten in den Staat.
Niettemin vergissen deze waardige heeren zich wel eens in de waardeering van de politieke inzichten hunner kiezers: de uitslag
| |
| |
van de jongste algemeene verkiezingen in Frankrijk is er het voorbeeld van. Gelukkiger een voorbeeld, omdat de aard der pas voorafgaande verkiezingen in Duitschland, in het bijzonder in Pruisen, met haar Hitler-overwinning den koppigen Tardieu, onverzoenlijk als wijlen de ‘Tijger’ Clemenceau zelf, eenig recht schenen te geven te veronderstellen, dat de Fransche kiezer gehoor zou geven aan ophitsingen, en hem zou veroorloven nog langer van de Fransche egoïstische en vreesachtige politiek een struikelblok te maken bij den vooruitgang naar een toekomstigen wereldvrede, waarnaar te Genève en elders in stikkedonker wordt getast. Maar de meerderheid der Fransche kiezers heeft duidelijk te kennen gegeven wars te zijn van een politiek van haat, wantrouwen en onverzoenlijkheid jegens Duitschland, welke de wereld naar den staatkundigen en economischen chaos drijft.
Doch de wapenfabricatie in Frankrijk en elders in de wereld? Doch het kapitalistisch systeem, dat de wereld in zijn ijzeren tang geklemd houdt? Indien de sociaal-democratische partij in Frankrijk, welke ongetwijfeld bij de jongste verkiezingen winste heeft behaald, nog sterker dan zij nu is uit de stembus ware gekomen, dan.... wellicht. Maar met Herriot, maar met zijn radicale partij? Ja, als zij bereid is om met de sociaal-democratische broeders samen te werken. Zoo niet, dan ziet men in de houding der Fransche politiek te Genève ten opzichte van de wapenverminderingsvraagstukken enz. geen wijziging ten goede. Toch wordt algemeen erkend, dat de Fransche kiezers hun beroepspolitici een nuttige les in toeschietelijkheid jegens Adolf Hitlers Duitschland hebben gegeven. Dààr algemeene verkiezingen in fascistischen geest. In Frankrijk het omgekeerde. De gevreesde wisselwerking is dus uitgebleven. Ook in Italië is men over dien uitslag in Frankrijk tevreden. Tardieu verdwijnt uit de Fransche politiek, althans uit haar leiding, voorloopig tenminste. Dus misschien geen versterking van bewapening, geen verdere negatie van elk redelijk overleg, geen verhooging der Fransche douanemuren: er is weer een schemering van licht in de naaste toekomst der menschheid.
Trouwens, hoezeer in de mentaliteit van het Fransche volk een langzame doorslag van zachter gevoel, gezond verstand, helderder inzicht komt, bewijst wat thans een blad als het ‘Journal des
| |
| |
Finances’ durft schrijven: ‘het is noodig een hardnekkige illusie te verstoren. De ondervinding leert ons, dat er in de groote moderne oorlogen geen mogelijkheid voor den overwinnenden Staat is om de overwonnenen te dwingen de systematisch aangebrachte verwoestingen te herstellen als die tientallen milliarden bedragen. Dit te constateeren is in tegenspraak met ons gevoel van recht, maar dit is niet de hoofdzaak. Moet een land zichzelf en daarbij anderen ruïneeren door vruchtelooze en uitputtende pogingen om min of meer door geweld de billijke schadeloosstellingen zijner verwoestingen te erlangen? Daar zit het probleem.’ En dat deze uiting van eindelijk herwonnen gezond verstand in Frankrijk juist voorkomt in een financieel orgaan, geeft er een verheugenden toon aan.
Niet algemeen evenwel wordt de uitslag der Fransche verkiezingen in Europa toegejuicht. De Fransche Balkanvasallen, in het bijzonder Zuid-Slavië, waar de binnenlandsche onrust voortdurend gevaarlijker wordt, hadden liever een overwinning van Tardieu met de in uitzicht gestelde financieele, dat is ten bate van bewapeningsdoeleinden aangewende millioenen, gezien. Echter vreest men - doch hoopt men dààr - dat Herriot zijn draai zal nemen en Tardieu's politiek t.o.v. het schadevergoedingsvraagstuk en dat der z.g. ontwapening zal overnemen. Herriot schijnt wel bereid te zijn een streep door Duitschland schulden aan Frankrijk te halen, doch op voorwaarde, dat de Vereenigde Staten dit doen voor het van goud bulkend Frankrijk. En hierop is nog steeds geen kijk.
Ook de welmeenende Engelsche vredesapostel lord Cecil vreest dat er met Herriots overwinning bij de jongste verkiezingen voor de beangstigde menschheid geen verademing zal komen. Hij beschouwt alles wat in de politiek der groote volken voorvalt van het standpunt der noodzakelijke vermindering der bewapeningskosten en, nu geheel onafhankelijk van de Britsche regeering, zegt hij ronduit, dat hij niets verwacht. maar dan ook niets van die langdurige en langademige besprekingen over de vraag of dit of dat wapen is een verdedigingswapen of een voor den aanval geschikt, af te schaffen of, omgekeerd, zelfs te vermeerderen. Zooals Japan wil met zijn luchtmacht. ‘Te Versailles hebt gij Duitschland ontwapend onder voorgeven het u zelf te zullen doen:
| |
| |
houdt dan ook uw woord’, zegt hij tot de beraadslagende groote mogendheden. Doch, ofschoon deze ‘groote heeren’ allen aan elkaar gewaagd zijn, de een niet beter dan de ander, gaat hij voort, is toch Frankrijk de ergste van allen, en het staat te bezien of de radicaal Herriot zal durven optreden tegen het kapitalistische wanbedrijf en de machtige dagbladpers in het bezit van het ‘Comité des forges’.
De Volkenbond trouwens en zijn zwoegende comités blijken met elken dag machteloozer om den in de wereld heerschenden chaos tot iets te herroepen, dat op de betrekkelijke orde van vóór den oorlog lijkt, hoezeer die toch in haar kern een maatschappelijke wanorde beteekende. Daar wordt dan nog steeds beraadslaagd over de vraag wat aanvals- of simpele verdedigingswapenen zijn, ook ten opzichte van de bewapeningen ter zee. Japan, met zijn nog in een verouderde wereldorde levende mentaliteit, is niet zooveel lid van den Volkenbond, of voor de nog steeds machtige andere zeenatiën een voortdurend ernstig gevaar, te grooter wijl ook dit genoeg begint te krijgen van zijn democratische instellingen, waaruit die pyramidaalste aller dwaalbegrippen werd geboren, dat een volk slechts de Britsche parlementaire instellingen had na te bootsen om een vleugje te ontvangen van den erkend navolgingswaardigen Britschen politieken volksgeest. Ook Japan krijgt nu fascistische bevliegingen.
Volgens Noord-Amerika mag men onder geen voorwaarde in de groote slagschepen en de moederschepen voor vliegtuigen aanvalswapenen zien, in duikbooten echter wel. Polen ziet echter in de duikbooten juist het onschuldigste verdedigingswapen, in welke meening het door Japan wordt gesteund. Nederland en Finland meenen, dat duikbooten eerst kunnen verdwijnen als de groote slagschepen verdwenen zijn. Rusland en China ondersteunen de Duitsche zienswijze, dat alle slagschepen boven de 10.000 ton en alle moederschepen voor vliegtuigen, tevens alle duikbooten van meer dan 6000 ton zouden verdwijnen. Moederschepen van vliegtuigen geen aanvalsbewapening? Wel, heb ik ooit....! In dit geval was Japan het geheel met China eens, dat er evenmin nog een van bezit. Zij moeten als ‘bijzonder offensief’ beschouwd worden, zeiden de twee. Een gelijk verschil van meening en inzicht van eigen belang doet zich gelden voor elke
| |
| |
soort bewapening, en hoe wil de menschheid daarbij tot harmonie geraken?
Intusschen is het begrijpelijk, dat Adolf Hitler in Duitschland juicht en dat de sociaal-democratie er ter neer is geslagen. De leider der ‘Nazi's’ in den Pruisischen Landdag, Kube, werd lyrisch en sprak reeds van een ‘veredeld Pruisen’, nu de volgelingen van Adolf Hitler, zoo niet hij-zelf, er aan het bewind zullen komen. Wat men daaronder te verstaan heeft, bleek uit een gevecht in een der bijlokalen van den Duitschen Rijksdag, toen een vijftal volgelingen van Hitler, afgevaardigden, een begin maakten met een lynchpartij op een vroegeren partijgenoot, thans overlooper naar den sociaal-democratischen kant, die daar trouwens geen recht had te komen, ofschoon hij het toch had gedaan, en van wien zij hadden gehoord, dat hij iets zei, waarin voorkwam ‘aùch Schweine’. Het ‘veredelde Duitschland’! Maar, wordt gevraagd: ‘Waar gaat Duitschland heen. Is er, zooals in de schoone dagen van Wilhelm II, opnieuw sprake van een ‘generaals-camarilla’, welke den tot dusver zoo flinken en sterken Rijkspresident Hindenburg in haar macht heeft gekregen, en is zij àchter het feit, dat de Rijksweerminister Groener, tevens minister van binnenlandsche zaken, voor dit eerstaangeduid ambt ontslag heeft genomen? Dank zij hem immers zijn Hitlers stormtroepen ontbonden en op verlangen van den President moest hij het toen ook doen ten opzichte van andere politiek getinte organisaties van weerbaarheid. Zijn heengaan uit het ambt van minister der weerbaarheid, militair-hij-zelf in hart en nieren, werd het eerste succes genoemd dat de politiek der ‘Nazi's’ na haar overwinning in Pruisen had te boeken.
Onderwijl hield de rijkskanselier Brüning in den Rijksdag een rede, waarin hij er nadruk op legde, dat te Versailles Duitschland ontwapend werd onder voorgeven, dat de overwinnaars dit voor zich-zelf ook zouden doen. Daarvan is niets geschied. Integendeel: Europa is sterker bewapend dan ooit te voren. Alleen het Duitsche Rijk staat daar zoo goed als machteloos en onbeschermd midden in. Algemeene ontwapening is dus de Duitsche eisch en voor Duitschland herstel der gelijkberechtigdheid.
Ook aan de zijde zijner vroegere vijanden krijgt Duitschland in dit opzicht gelijk. Men behoeft niet zoo optimistisch te wezen
| |
| |
als Grandi's, Mussolini's begaafde jonge minister van buitenlandsche zaken, die beweerde, dat met eenigen goeden wil het bewapeningsvraagstuk in zijn geheel gemakkelijk ware op te lossen. Ook in het Engelsche Lagerhuis wees de afgevaardigde Lansbury, de moeilijkheid erkennende te onderscheiden wat voor de eene mogendheid en de andere aanvalswapenen en verdedigingswapenen konden zijn, op het feit, dat bij artikel V van het Verdrag van Versailles aan Duitschland bepaalde wapenen waren verboden en andere werden toegestaan, enkel omdat de eerstbedoelde offensieve wapenen werden geacht. Het vraagstuk is dus niet zoo moeilijk als men het wil doen voorkomen, zei hij. De toekomst van den Volkenbond hangt er van af. De quaestie van de ontwapening en van wereldvrede wordt door gepraat over bewapeningsbeperking niet opgelost. De economische voorwaarden der wereld zijn de diepere oorzaak van elken modernen oorlog. De spreker had wel kunnen beweren: van elken oorlog sinds de menschheid oorlog heeft gevoerd.
Een steeds voortwoekerend pessimisme ten opzichte van 's werelds naaste toekomst schijnt te eêr gerechtvaardigd, nu Japan een militairistische mogendheid blijkt, welke elke vredesgedachte, waar ter wereld ook, tot een bespotting maakt. Het is niet ten onrechte, dat Soviët-Rusland zich ongerust maakt over Japans agressieve plannen in Noord-Mandsjoerije, en over de moeilijkheid voor het tegenwoordige Rusland om met den strijdlustigen en steeds verder voortdringenden buurman vreedzame betrekkingen te onderhouden. De Japansche imperialisten zien in Ruslands begeerte om betrekkingen van goede nabuurschap en ‘non-interventie’ te handhaven een bewijs van zwakheid. Geheel der wereld en dier afkeuring ten spijt, ondanks zijn lidmaatschap van den Volkenbond, wiens machteloosheid het beter dan eenig ander ‘lid’ kent, gaat Japan onbeschaamd zijn gang om zijn ‘speciale belangen’ op het Aziatische vasteland veilig te stellen. Chineesche ‘bandieten’ - men weet dat in dergelijke gevallen de bewoners van een door den vijand overrompeld land steeds ‘bandieten’ worden genoemd - geven, mèt de Russische émigrés, die voortdurend het oorlogsvuur tegen Soviët-Rusland aanblazen, den Japanschen militairen vuurvreters telkens welkome aanleiding om steeds verder en dieper in te grijpen in wat Rusland
| |
| |
gerechtigd is zijn belangen te achten. De tegenwoordige Japansche regeering staat thans geheel onder den invloed van een fascistisch geneigde militaire partij, trouw jegens 's lands vorst, den geheiligden ‘Mikado’, afkeerig van democratische instellingen, vijandig gezind jegens den insluipenden invloed van het persoonlijk kapitalisme. Wat men ook zegge van Soviët-Rusland: het zoekt geen oorlog, misschien omdat zijn machthebbers het zich onderbewust zijn, dat met de verandering van het regeeringssysteem allerminst een wijziging ten goede is gekomen in de mentaliteit der Russische volken, en de geheim gehouden corruptie thans even erg is als onder Czaristisch bewind. Ook is Soviët-Rusland gebonden aan de volbrenging van zijn economische plannen. Doch alles schijnt er op te wijzen, dat Japan nu of nooit den tijd gekomen acht om het in het Verre Oosten tot een groote botsing te laten komen. Vandaar, dat het verklaarbaar is, dat Rusland naar medestanders zoekt in zijn komenden oorlog met dat land. En het ziet in het gemoderniseerde Turkije onder het opperbewind van den ‘Gazi’ - den ‘Overwinnaar’ - Kemal-basja een mogelijken bondgenoot. In zijn strijd tegen het kapitalistische systeem, dat de wereld misregeert, is Soviët-Rusland aller kapitalistisch-geregeerde volken vijand, en de hand van al die volken ziet het tegen zich opgeheven, denkt het, vrèèst het. Maar tusschen Moskou en Angora botert het juist thans bijzonder vet: een Turksche missie is met groot feestbetoon in het Kremlin ontvangen, een Russische missie op weg naar Angora, en tusschen de onverzoenlijke vijanden van eertijds onder de Czaren, Rusland en Turkije, klinkt het nu jubelend: ‘embrassons-nous, Folleville’!
|
|