De Nieuwe Gids. Jaargang 47
(1932)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 568]
| |
Maandelijksch overzicht
| |
[pagina 569]
| |
Door persoonlijke afkeer van hem, daar hij een tegenstander of een vijand is, of een vijand van een vriend, of omdat hij eens een vriend of vriendin beleedigd heeft, of den criticus-zelf niet genoeg gewaardeerd. Ziehier, publiek, vijftien oorzaken, die de critiek kunnen vertroebelen, en die het, helaas, in vele gevallen ook doen. En die, - wederom, helaas! nog met vele andere oorzaken aangevuld kunnen worden, als daar zijn: persoonlijke omgang; om den wille van de smeer den kandelaar lekken; om een eventueelen wederdienst te erlangen, enzoovoort, enzoovoort. De hr. Anthonie Doncker heeft met al deze euvelen tabula rasa willen maken. En heeft een schaapskooi opgericht, waarin al de wolven der critiek, als zij daar maal eenmaal binnen zijn, plotseling veranderen in sneeuwwitte lammeren, wien de eerlijke argeloosheid uit de onschuldige oogen kijkt! Gelooft gij, lezers, - dat de eerlijkheid der critiek aan een plaats is gebonden? Gelooft gij, dat het Critisch Bulletin u een volmaakt zuivere, volmaakt objectieve critiek garandeert, in tegenstelling met andere tijdschriften?.... Vertrouwensvolle, naïeve lezers, - gelooft gij dat?....
* * *
Ik heb eens als kind een aardig sprookje gelezen. Het heette: Het land van het geluk. De menschen, die daar vertoefden, waren inderdaad volkomen gelukkig, doch.... moesten, alvorens er binnen te mogen, een operatie ondergaan aan hun hart, waaruit alle zaadjes (die soms tot een heele plant waren uitgegroeid en vertakt) van leelijke eigenschappen moesten worden verwijderd. En zóó, bevrijd van egoïsme, van haat en nijd en jaloezie, van toorn en afgunst en hoovaardij, met een volmaakt gezuiverd hart, betraden zij Het land van het geluk. Wanneer Anthonie Doncker zijn doel had willen bereiken, dan óók had hij van tevoren, éér zijn critici de blanke hallen van het Critisch Bulletin mochten binnengaan, hen moeten opereeren, en ontdoen van overtollige gal en overtollige zoetheid, had hij hun hart moeten zuiveren van vooropgezette meeningen, en enge | |
[pagina 570]
| |
bekrompenheid, van valsche voorstellingen en bittere verbetenheid, van vriendschap en vijandschap, van liefde en haat, van expresse gemeenheid en onopzettelijke subjectiviteit. Anthonie Doncker heeft dat niet gedaan. Hij vertrouwt voldoende op den louterenden invloed van zijn orgaan, omdat er een etiket zit opgeplakt, dat hier en nergens anders de critiek volkomen gezond moet worden genoemd.
Een vorig maal toonden wij reeds aan, dat de hr. Anthonie Doncker-zelf in zijn critiek verre van objectief moet worden genoemd. Bovendien: kent de hr. Doncker, al zijn medewerkers persoonlijk, en staat hij ons voor hun integriteit en hun volstrekte onafhankelijkheid borg? Garandeert hij ons, dat hij van elk hunner in het bizonder weet, dat zij vrij zijn van naijver en wrok, van afkeer en genegenheid, en dat hun critiek den toets der meest volstrekte onpartijdigheid kan doorstaan? Zoo neen, - en natuurlijk kan hij het niet, dit ware het bovenmenschelijke van hem gevergd, - wat voor beteekenis heeft dan het Critisch Bulletin? Wat voor nut doet het, wat heeft het, boven andere tijdschriften, vóór? De critici, behept met een der verkeerde eigenschappen of neigingen, hierboven gesignaleerd, zullen deze niet opeens afleggen, ook al schrijven zij in het Critisch Bullettin. Neen! evenmin als een fraai encadrement de zuivere kunstwaarde van de schilderij, die het omsluit, bepaalt, evenmin is de omheining van het Critisch Bulletin ons de garantie, dat de recensenten bij hun intreden in dit heilige huisje, op den drempel daarvan al hun partijdigheid en vooroordeel, al hun animositeit of hun voorkeur zullen hebben afgelegd. Want.... en hier komt het op aan: in den criticus-zèlf zit, al of niet, de eerlijkheid, de betrouwbaarheid, de onkreukbare vlekkeloosheid, de karaktervastheid, de objectiviteit, die zijn critiek volkomen aanvaardbaar maakt. De criticus van strikte integriteit schrijft in wèlk orgaan ook, met dezelfde onaantastbare, gezonde zuiverheid, en dus zal hij dat óók doen in het Critisch Bulletin, maar niet natuurlijk, omdat dit toevallige maandblad hem immuun maakt tegen verderfelijke, onopzettelijke, of opzettelijke of pathologische onzuiverheid. | |
[pagina 571]
| |
De hr. Anthonie Doncker heeft het natuurlijk zeer goed bedoeld, doch met zijn tijdschrift doet hij het publiek een belofte, die hij niet in staat is in vervulling te brengen.
* * *
Overigens is de hr. Doncker niet de eerste, die de critiek in Holland heeft willen saneeren, heeft willen ontdoen van kliekjesgeest en admiration mutuelle en vooroordeel, - het was De Nieuwe Gids, die in 1885 deze taak op zich nam, die inderdáád door zijn voorbeeld, zijn leering en zijn productie, de Hollandsche critiek op een hooger peil heeft gebracht, die in de brochure De Onbevoegdheid der Hollandsche Critiek aantoonde wat er aan ontbrak, en die nu reeds 45 jaren lang het hooge standpunt heeft gehandhaafd, om in zijn critiek boven alle partijen te staan, te oordeelen zonder aanziens des persoons, elk het zijne te geven, en alle richtingen te tolereeren, mits er, wèlke partij of wèlk geloof men ook aanhangt, waarachtige kunst worde gegeven. Anthonie Doncker is dus niet de eerste, ook is hij de eenige niet. In De Haagsche Post van 30 Augustus 1930 komt Mr. C.P. van Rossem in een krachtig en onafhankelijk geschreven stuk op, tegen het ‘verfoeilijk critiek-beroep’, waarbij de eerste de beste ‘criticaster’ ‘reputaties besmeuren’ mag, ‘broodwinningen in den grond werken’, terwijl hij geen ‘enkel bewijs van kundigheid behoeft te hebben afgelegd’, er hem niet gevraagd wordt naar ‘proeven van persoonlijke bekwaamheid, en hij de ‘parasiet is, die leeft op het hartebloed van moeizame scheppers’. Een fier en nobel geschreven stuk, en dat waarschijnlijk wel velen uit den dommel zal hebben gewekt en tot nadenken gebracht!.... En in De Amsterdammer van 9 Mei 1923 werd door Mr. J.A.N. Patijn, Burgemeester van 's-Gravenhage, reeds geschreven: ‘Het is (in de pers) een voortdurend proces van eenigszins scheeve voorstellingen; het eene misverstand wordt opgehelderd, het volgende geschapen, verdachtmakingen worden neergeschreven; ergernis gewekt bij wie onrechtvaardig wordt beschuldigd’ in een stuk, dat getuigde van een scherp inzicht en een groote mate kennis van zaken. Jeanne Reyneke van Stuwe. | |
[pagina 572]
| |
Goethe in Holland.De belangstelling, die het Goethe-jaar in Nederland ondervindt, is enorm. Niet alleen gaven schier alle tijdschriften en bladen artikelen, beschouwingen en afbeeldingen, werden er radio- en andere lezingen gehouden, maar ook hebben er verschillende uitgaven het licht gezien, die niet alleen voor òns land, maar ook over de grenzen belangrijk zijn. De wakkere firma Meulenhoff te Amsterdam en te Leipzig kwam voor den dag met een zeer overzichtelijk leven van den literairen gigant. ‘Goethes Leben und Wirken in Urkunden’, bewerkt door Prof. Dr. E. Zeltweker. In deze keurige uitgave, op goed papier gedrukt, krijgen we eerst Goethe's leven ‘in schaduwbeelden’: silhouetten van zijn vader en moeder en van hemzelf op alle mogelijke leeftijden, - een bizonder gelukkig idee! Ook verder is het boek met tal van goed-geslaagde illustraties verlucht. De samensteller is het niet in de eerste plaats er om te doen geweest, ons den dichter nader te brengen (de dichter is reeds lang 's werelds eigendom), maar den mensch. En zoo heeft hij Goethe's leven in tweeënveertig tijdvakken verdeeld, en in elk dezer tijdvakken toont hij ons den levenden, menschelijken Goethe, zooals hij door brieven, bescheiden, gesprekken en persoonlijke documenten blijkt te wezen. De reusachtige arbeid, dien Prof. Zellweker zich voor deze uitgave heeft getroost, is niet vergeefsch geweest, want ieder, die belang stelt in Goethe (en wie doet dit niet?) zal ongetwijfeld, naast Goethe's werken, ook dit boek willen bezitten, tot nader begrip van dit, aan alle tijden behoorend genie. Bij dezelfde firma verscheen ook het eerste deel van Goethe's Faust, in handig formaat, en geïllustreerd met de oorspronkelijke teekeningen van Delacroix, die in de eerste Fransche vertaling van Faust verschenen (1828.) Goethe-zelf was met deze teekeningen zeer ingenomen, en zeide er zelfs van, dat de kunstenaar zich zóó goed in de situaties had ingedacht, dat hier en daar zijn eigen voorstellingen werden overtroffen. De Wereldbibliotheek bracht in vertaling van Dr. Herman Wolf van Goethe's proza: brieven en gesprekken, een hoogst interessant werk over Goethe's Wereldbeschouwing en Levenswijsheid. Door | |
[pagina 573]
| |
Goethe's eigen uitingen leeren wij zijn ontwikkeling als denker kennen, komen wij op de hoogte van Goethe's denkbeelden over de natuur, den mensch en het leven, de kunst en den kunstenaar, en den godsdienst, terwijl spreuken en aphorismen ons in scherpe, fijne ommelijnen, Goethe's ideeën over veel en velerlei openbaren. Een chronologisch overzicht en aanteekeningen completeeren dit belangrijke en studieuse boek op gelukkige wijze. Vermeld moet hier ook nog in het bizonder worden een grondige en buitengewoon interessante studie: Goethe in Holland, die Prof. J.H. Scholte van Amsterdam, het licht deed zien. Deze, in het Duitsch geschreven essay is een Sonderdruck der ‘Mitteilungen der Akademie zur wissenschaftlichen Erforschung und zur Pflege des Deutschtums.’ Prof. Scholte heeft een nauwkeurig onderzoek ingesteld, welken invloed Goethe op de Hollandsche auteurs van heden of verleden heeft gehad; hij heeft zijn bevindingen daaromtrent gerangschikt tot een belangwekkend overzicht, en wij zijn den Hooggeleerde dankbaar, voor de enorme moeite, die hij zich heeft getroost, voor den ijzer, waarmee hij zijn nasporingen heeft volbracht, en voor de alleszins waardeerbare wijze, waarop hij ons het resultaat van zijn studie heeft voorgelegd. Deze beknopte uitgave bevat een grooten rijkdom aan gegevens, die elken Goethe-student ten goede kunnen komen, en door het algemeene letterlievende publiek ten zeerste zullen worden gewaardeerd. Wij heeten deze kleine, maar voor ons Hollanders kostbare brochure dan ook van harte welkom, en wenschen haar onder de thans in Duitschland honderden Goethe-uitgaven, gaarne een opgemerkt plaatsje toe. N.G. | |
Het radio-jaarboek.‘De Radio is een der machtigste cultureele opvoedingsmiddelen van onzen tijd, en zij zal dit steeds meer worden’, deze uitspraak is van niemand minder dan van onze humanen, ruim-inzichtigen, in alle ontwikkelingsverschijnselen belang stellenden Minister van Staat, Dr. J.Th. de Visser, die tevens Voorzitter is van den Radio-Raad.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 574]
| |
Het Radio-jaarboek voor 1932, uitgegeven door A.J.G. Strengholt te Amsterdam, en samengesteld door E.P. Weber, Secretaris van den Radio-Raad, die de medewerking heeft verkregen van alle radio-autoriteiten, is een lijvig boekdeel geworden, dat geïllustreerd is met honderden portretten en andere afbeeldingen, en ons inlicht over alles wat in verband kan worden gebracht met een der grootste uitvindingen der 20e eeuw en een der nuttigste instellingen. We worden op de hoogte gebracht van de techniek, en leeren hóezeer deze zich in de laatste tientallen jaren ontwikkeld heeft. Meen echter niet, dat deze uitgave alleen ‘graue Theorie’ geven zou. Integendeel, menschen van den meest uiteenloopenden aard, ouden, jongen, kunstenaars, particulieren en belanghebbenden, - iedereen kan er iets van zijn gading in vinden. Wij wenschen dit boek een wijde verspreiding toe, want de Radio is geen ding van vermaak in de eerste plaats, men zou haar kunnen noemen: ‘een volksopvoedster bij uitnemendheid’. N.G. |
|