De Nieuwe Gids. Jaargang 47(1932)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 545] [p. 545] Beden door Hélène Swarth. I. In de kerk. Omvroomd van wierook- en gebedensfeer, Voór 't oude kruisbeeld kniel ik neer en bid: - ‘Neem uit mijn handen héel mijn arm bezit: Mijn vreugdedeel en geef het hem, o Heer!’ En als een duif met vleugels leliewit Wiekt óp mijn bede in wazen bevend teêr - En had ik meer, 'k lei 't aan zijn voeten neer! Mijn Heiland weet: mij bleef alleen nog dit. De droeve jaren droeg ik zonder klacht, Vol dappren trots om 't offer, hem gebracht. Maar de arme vreugd, die 'k afstond, ging teloor. Liet God haar achtloos vallen uit zijn hand? Vermoeide zwervers door een duister land, Gaan we, elk alleen - Geen vuurzuil licht ons voor. [pagina 546] [p. 546] II. Ontwaken. Verschrikt en bevend rees ik uit mijn rust, Doch zeeg verlamd, sneeuwkoud in zomergloed: Gestremd in de aad'ren lag 't bevrozen bloed. - ‘Eens heeft in slaap uw Engel mij gekust, In blanken maannacht, zeegnend mannazoet. En 't kindje, in sluimer, landde aan hemelkust. Nu voel ik plots mijn zonde welbewust. Jaloersche God! hoe wilt gij dat ik boet? ‘Ja, 'k héb getoornd in machtelooze haat, Wijl God mijn leven leeg en eenzaam laat! Voor Hem alleen eischt God nu óp mijn jeugd?’ En 't wild rebellisch hart, getemd, werd stil En wist voor eeuwig: de éenig ware vreugd Is blij gedwee volbrengen van Gods wil. [pagina 547] [p. 547] III. Aanbidding. Goede Herder, laat me Uw moede Voeten, Van 't verdoolde lam te zoeken wond, Zalven zacht, eer weer zij zwerven moeten, Streelen vroom met d'adem van mijn mond. Laat, o Zoon der Jonkvrouw, Man der Smarten, Knielende eenzaam in d'Olijvenhof, Wijl de slaap beving de apostelharten, Voor Uw Knieën knielen neer in 't stof! Vredegever, teedre Liefdekoning, Laat me Uw Hart, dat Satan overwon, Vroom aanbidden, roos vol hemelhoning, Vlammekern van Gods genadezon. Doornbekroonde, uit louter liefde-erbarmen Voor onze aard verlaat ge Uw Vaderhuis! Laat mij knielen voor Uw zeegnende Armen, Wijd gestrekt aan de armen van het kruis. Laat, mijn Heiland, Uw doorboorde Handen Stil mij leggen op dit smartvol hart. Zoo 't Uw wil is, koel zijn lijdensbranden, Mag 't niet rusten, geef mij kracht voor smart. Vorige Volgende