| |
| |
| |
Bibliographie.
W.C. Jolles. Advent. - Assen 1930. Van Gorcum en Comp.
Advent.... adventus domini.... de komst des Heeren.... de ondertitel ‘Een spel van verwachting’ is daar wel mee in overeenstemming. En de inhoud van het stuk ook eenigszins; het is in zooverre een spel van verwachting, dat er in gerept wordt van hoop op een betere toekomst. Het stuk bestaat uit drie bedrijven, die zoo losjes samenhangen, dat men evengoed van drie stukjes in één bedrijf zou kunnen spreken. Een eigenlijk dramatisch conflict wordt er niet in behandeld; het is mij het heele stuk door - om het nu maar een stuk te noemen - niet duidelijk geworden, waar het precies om gaat. Het eerste ‘bedrijf’ speelt in den tijd van koning David, die door Nathan wordt gekapitteld, omdat hij de schoone Bethsjeba in zijn huis gehaald heeft. Dit tafereel, hoe zwak van samenstelling, is nog het beste van de drie; de beide andere hebben geen waarde.
De verzen zijn nu en dan niet kwaad; als gedicht is het werk beter dan als tooneelstuk. Van een opvoering zou nauwelijks iets te verwachten zijn; er is zeer weinig handeling en totaal geen spanning in; de auteur moet de beginselen der techniek van het tooneelschrijven nog leeren.
| |
Cornelis Veth. Bonzo en de eeuw van het kind. Satiriek blijspel in drie bedrijven. - Bussum 1930. C.A.J. van Dishoeck.
Cornelis Veth heeft op het gebied van humor en satyre heel veel voortgebracht, dat er wezen mag. Hij is een aparte figuur in de letterkunde en door zijn eigenaardige critische capaciteiten weet hij zich uitmuntend te handhaven. Nu treedt hij, met een tooneelstuk, op als scheppend artiest, en dat gaat hem in vele opzichten handig af. Dat de auteur zich een geboren tooneelschrijver toont, zou ik niet graag beweren; daarvoor
| |
| |
is zijn stuk te zwak van samenstelling en komen verschillende personen te weinig uit de verf. De schrijver snijdt een kwestie aan, die zeker de moeite waard is, onder handen te worden genomen: de moderne paedagogiek, die in zooveel opzichten in buitensporigheden vervalt, vrijheid van het kind op één lijn stelt met bandeloosheid en leuzen verkondigt in plaats van practische waarheden. Wij beleven weer een tijd van papieren paedagogiek; een tijd, waarin vaardige dilettanten met mooie woorden en goed-gekozen vleitaal bij ouders en autoriteiten hun slag kunnen slaan.
Cornelis Veth heeft dat goed ingezien en in zijn stuk komen een massa opmerkingen voor, die dat op een geestige manier bewijzen. Het instituut ‘De eeuw van het kind’, met den heer Rodenrijs als directeur, is een instelling, waar de moderne paedagogische denkbeelden op een vermakelijke wijze in practijk worden gebracht. Jammer, dat het stuk als geheel niet sterker is. Er is te weinig eenheid in, te weinig conflict, te weinig spanning en stijging, het houdt te weinig rekening met de eischen, die aan modern tooneelwerk worden gesteld, niet door voorgeschreven wetten (want in zoo'n tijd leven we met) maar door natuurlijk-weg voelende en denkende menschen. De opvoeringen, als tooneelspel niet slecht, hebben dat trouwens bewezen. Als lees-stuk - maar dat zal de bedoeling van den schrijver wel niet geweest zijn - behoudt het zijn kwaliteiten.
| |
Th.H. van de Velde. Ananke. Tooneelspel in drie bedrijven. - Leiden 1929. Leidsche Uitgeversmij.
Dr. van de Velde verzekert ons in de inleiding van zijn tooneelspel, dat het geen tendenzstuk is. ‘Het wil evenmin het een of ander afschaffen, als iets verbeteren.’ Wanneer men evenwel het tooneelstuk ‘Ananke’ leest, ziet men, dat daarin verschillende ethische en sociale problemen worden behandeld, en men kan moeilijk aannemen, dat de oplossing van deze problemen den schrijver onverschillig laat. In het stuk wordt althans meer dan eens voor een bepaalde oplossing stelling genomen. De grens tusschen wat wel, en wat niet een tendenz- | |
| |
stuk is, kan men moeilijk zuiver trekken, maar ik geloof, dat de schrijver bezwaarlijk tot het samenstellen van dit tooneelspel gekomen zou zijn, als de problemen, waar het om gaat, hem niet reeds a priori hadden geïnteresseerd.
Want het zijn er verschillende. De vraag wordt opgeworpen, of abortus provocatus toelaatbaar is of niet. Verder, of deze kwestie moet worden opgelost van medisch-wetenschappelijk standpunt uit, of van de ethische zijde. (Hier kiest de auteur duidelijk partij, en in zooverre is in zijn werk stellig tendenz.) Maar er is meer. De vraag, of krankzinnigheid van een der beide partijen reden is tot echtscheiding, wordt ook behandeld. Zelfs in een zeer navranten vorm. Als ik daar nog bij voeg, dat de handeling tenslotte voornamelijk gaat over de kwestie, of men het lijden van een ongeneeslijke zieke mag verhelpen door den patient voorgoed uit zijn lijden - en dus uit het leven - te verlossen, dan zal men wel begrijpen, dat hier een complex van problemen wordt behandeld, waarbij Shakespeare en Goethe zich nog wel eens bedacht zouden hebben.
Uit dit werk blijkt onomstootelijk, dat Dr. Van der Velde iemand is van goeden wil. Maar daarmee alleen schrijft men geen tooneelstuk. Dat blijkt uit het werk. Dat er weinig eenheid in is, zal wel niemand verwonderen; wie zooveel problemen tegelijk aangrijpt, kan er geen eenheid van maken. Althans geen innerlijke eenheid. Want de wijze, waarop de auteur getracht heeft, althans eenig uiterlijk verband te leggen, getuigt wel van vernuft en ook wel van inzicht in de techniek van het tooneel. Op zichzelf zijn sommige dialogen ook niet slecht. Maar er wordt - typisch gebrek van Hollandsche tooneelstukken - te veel in getheoretiseerd. Verstandige taal wordt in dit stuk genoeg gesproken, maar het is de vraag, of een tooneelspeler die taal naar behooren over het voetlicht krijgen kan.
| |
Dirk Verèl. ‘Een mensch’. Maskerspel. - Assen z.j. Van Gorcum en Comp.
Dirk Verèl voert ons met zijn maskerspel ‘Een mensch’ terug in de sfeer van de moraliteiten der rederijkers. Men kent wel die stukken, waarin tal van gepersonifieerde abstracties
| |
| |
ten tooneele treden, personages, die zich-zelf het heele stuk door gelijk blijven, terwijl de verhoudingen veranderen. In dezen zin is ook het stuk van Dirk Verèl geschreven, en juist omdat de personages gefixeerd zijn, leent het zich zeer goed tot maskerspel, ja, kan het eigenlijk niets anders zijn.
Dit symbolische spel geeft de ontwikkeling weer van een mensch, een kunstenaar, die zich door hevigen strijd weet te bevrijden van wat de zuivere ontplooiing van eigen kunstenaarschap in den weg staat. ‘Nà de botsingen tusschen zijn Dwaasheid en zijn Koopmanschap, zijn Wijsheid en zijn Dichterschap, tusschen Vaderliefde en zijn eigen Wil, komt deze mensch tot het inzicht, dat alleen de ware wijsheid en de kinderlijke dwaasheid voeren kunnen vàn de eigenliefde en het zèlf-zoeken tòt het verliezen van zichzelf.’
Tusschen de moraliteiten, waarvan ik spreek, en dit spel, is één groot verschil. Die oude stukken zijn voornamelijk verstandswerk en dit stuk onderscheidt zich door een diepen gevoelstoon. De dramatische uitbeelding heeft het bezwaar, dat de verschillende masker-personages te veel op een rijtje hun meening zeggen; dat geeft op den duur iets eentonigs. Waar de optredenden op zich-zelf toch reeds stereotiep zijn, is het gevaar van te weinig afwisseling zeker niet denkbeeldig. Maar als poging om op dramatisch gebied iets nieuws te geven, verdient het stuk de aandacht.
| |
Joh. W. Broedelet. De zonderlinge bruidegom. Vroolijk spel van het huwelijk. - Naarden z.j. Haverman's moderne Tooneelbibliotheek.
Broedelet streeft niet naar vernieuwing van ons tooneel, maar in de bestaande vormen weet hij aardige variaties te geven. Daar is ‘De zonderlinge Bruidegom’ een voorbeeld van. De manier, waarop Dr. Rijnstee van een huwelijks-schúwe, een huwelijks-begéérige bruidegom wordt, heeft de schrijver met een aantal vermakelijke onwaarschijnlijkheden in beeld gebracht. Onwaarschijnlijkheden, die telkens kleine verrassingen brengen; Broedelet kent het tooneel door en door en hij weet zijn effecten te berekenen; onwaarschijnlijkheden, die intusschen niet zoo
| |
| |
groot zijn, of er blijft een zeker kwantum menschelijkheid in het stuk, al zijn de grollen en de malligheden niet van de lucht. Zonder die malligheden kan deze auteur, of hij tooneelstukken of romans schrijft, het nu eenmaal niet klaar spelen. Ook is het verstoppertje-spelen van bruid en bruidegom niet zoo heel best verklaard, en treden verschillende personen op - de ouders van de bruid b.v. - in een gedaante, die we al door en door kennen. Toch is het alles bij elkaar een genoeglijke geschiedenis. Broedelet, ofschoon hij er niet zelden maar op los schrijft, bezit geest genoeg om niet vervelend te worden.
| |
Jhr. A.W.G. van Riemsdijk. - Lettigo, spel van droom en leven, en: Haar Kerstfeest, dramatisch schetsje in één bedrijf. - Naarden z.j. Haverman's moderne Tooneelbibliotheek.
Van Riemsdijk heeft niets nagelaten, dat van blijvende waarde is. De beide stukken, die voor mij liggen, sluiten geheel aan bij het werk, dat we van hem kennen. De vorm vertoont zijn scherpen kijk op de techniek van het tooneel, althans op het stereotiepe aantal mogelijkheden van de oude mise-en-scène; de vorm, wat het litteraire betreft, is grof-rhetorisch. De inhoud is onbelangrijk; de verhoudingen van de verschillende personen komen neer op algemeenheden, die nauwelijks de moeite waard zijn om er aandacht aan te schenken.
‘Lettigo’ is een droomspel. Men denke hierbij niet aan Strindberg. Van Riemsdijk blijft vrijwat lager bij den grond. Lettigo is een marskramer, die met zijn kermiswagen en zijn mooie dochter in een dorp komt, waar het kermis zal zijn. Er is ook een jonge, lichtzinnige graaf, die een oogje op Lettigo's dochter heeft. Lettigo valt in slaap en droomt de toekomst van zijn dochter in een lange reeks van tafereelen, waarin de jonge graaf zich ontpopt als een bruut en een ellendeling. Als hij wakker wordt, besluit hij, er in allerijl van door te gaan en de kermis er aan te geven, voordat zijn droombeelden in werkelijkheid overgaan! Een vrij onmogelijke geschiedenis, voor dilettanten stellig onuitbeeldbaar.
| |
| |
Beter is ‘Haar Kerstfeest’. Hierin is de handeling eenvoudiger, maar dan ook zoo eenvoudig, dat zij naar het onnoozele zweemt. De historie van den gestolen ring geeft niet meer dan een minimum van dramatische spanning, maar verschillende figuren, vooral die van de oude Trees, bieden wel gelegenheid om aardig te typeeren.
| |
Otto Ward en Carel Greve. Judas Iskarioth. Historische verbeelding in zeven episoden en eene inleiding. - Den Haag z.j. Servire.
Judas wordt in dit ‘historisch’ spel niet zoo zwart gemaakt, als tot nu toe in romans en tooneelstukken over 't algemeen het geval was. De schrijvers stellen hem voor als een twijfelaar en zijn verraad als een experiment. Hij is oprecht geloovig, maar de woorden, die Jezus heeft gesproken, de daden, die hij heeft verricht, hebben hem niet overtuigd. Hij besluit daarom, hem te verraden, opdat Jezus zich kenbaar zal maken als de koning der Joden en zijn rijk op aarde zal stichten. Het is een gewaagde proef en het was eveneens van de schrijvers een gewaagde proef om te trachten, op deze manier van Judas een tragische figuur te maken. Zij zijn dan ook in geenen deele geslaagd. Deze Judas is een hybridische meneer, die wel zijn galmende smartkreten ten hemel richt, maar intusschen kalmweg de zilverlingen in zijn zak steekt.
Het stuk is in slechte verzen geschreven. Eenheid is er weinig in, en vooral niet, als men vasthoudt aan het denkbeeld, dat het verraad van Judas eigenlijk de hoofdzaak moet zijn.
Herman Middendorp.
|
|