| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
De Fransche schrijfster Colette in haar leven en werk (Vervolg van blz. 367.)
L'Entrave.
L'entrave is het vervolg op La Vagabonde.
Wij vinden Renée er in terug, na drie jaren en in veranderde omstandigheden. Zij werkt niet meer in een variété, want haar schoonzuster Margot heeft haar een klein vermogen nagelaten, waarvan zij aangenaam leven kan. Zij reist nu voor haar genoegen, en ziet zich zoo goed mogelijk den tijd te verdrijven met reis-kennissen, met wie zij dineert, uitstapjes maakt, en zoo meer.
Deze reiskennissen zijn een liefdespaar: Jean en May, en een zonderling, Masseau genaamd.
Deze Masseau is voortreffelijk getypeerd. Hij is een morphinomaan, en heeft in zijn leven geen enkele andere belangstelling dan de morphine. De liefde bestaat voor hem niet; hij schijnt nog maar de uiterlijke vorm van een mensch; heeft hij bloed, heeft hij zenuwen? men merkt het niet. Het eenige is: hij bezit een scherp, door niets afgeleid wordend verstand, en een fijnzinnig, direct begrip van de dingen. Hij lacht nooit, hij huilt nooit, hij houdt zich verre van alle menschelijke emoties; alleen geeft hij somtijds toe aan een gewilde aanstellerij, om Renée te amuseeren; dan neemt hij een zekere pose en gelaatsuitdrukking aan, en zegt: Boulanger, of: Duse.
Ofschoon er tusschen hem en Renée eigenlijk nooit een ‘gesprek’ wordt gevoerd, waarbij de twee partijen een soort van psycho-analyse op elkaar bedrijven, begrijpt hij Renée en haar verschillende situaties volkomen, en geeft daarvan op verschillende
| |
| |
manieren blijk; door haar gezelschap te houden en met haar bésique te spelen, als zij eenzaam en verdrietig is; door een enkel droog woord; door een uitlating van half-cynische, half-onverschillige levenswijsheid.... en zoo is deze persoon, die in het heele boek eigenlijk in 't geheel geen rol speelt, toch in Renée's leven eigenlijk wèl een belangrijke figuur. Zonder op haar verliefd te zijn, of zonder zelfs, in zijn leege ziel, veel vriendschap voor haar te gevoelen, stelt hij belang in haar, en geeft haar bij verschillende gelegenheden een beter inzicht in de omstandigheden, en dikwijls helpt hij haar met een soort van geestelijken steun.
Tot zoover over Masseau.
Het liefdespaar Jean en May....
Is het wel een liefdespaar? Le duel, qui est tout l'amour (zooals Jean Carrère zegt) manifesteert zich bij deze twee op zijn hevigst.
De strijd der sexen, waarbij het altijd de kwestie is, of l'esprit mâle of l'esprit femelle overheerschen zal, openbaart zich bij deze twee tot in handtastelijkheden toe. De ‘liefde’ tusschen hen bestaat alleen in hun korte verzoeningen; daartusschen worden geregelde gevechten geleverd, waarbij het jonge vrouwtje (zij is pas vijf en twintig jaar) op Jean toevliegt, en hem met haar vuisten bewerkt, wat hij, kalm blijvende, reciproceert, door haar sterk bij de armen te vatten, (die dan ook steeds vol blauwe plekken zitten), en haar op haar plaats te zetten.
Renée, de eenzame, ziet dit onaardige en onwaardige spel der gelieven stilzwijgend aan. Zij antwoordt weinig op de confessies der brutaliteiten, die er plaats grijpen tusschen Jean en haar, waarmee May haar (Renée) tot in het oneindige vervolgt. Ook hoort zij dikwijls het onstuimige rumoer in de kamer beneden haar, en verbaasd vraagt zij zich af: wat is dat voor een verhouding? (Een verhouding, die door May dan ook telkens wordt afgebroken en weer aangeknoopt.) Renée, die zelve al acht en dertig is, ziet als eenige verklaring, dat er niet voor goed een breuk komt, de jeugd van May. Zij is pas vijf en twintig jaar!
Zoo gaat dit een poosje voort, totdat op een goeden dag een finale scheiding het paar uit elkander haalt. May vertrekt naar Parijs, en Renée blijft met Jean en Masseau aan de Riviera, waar zij vertoeven, alleen.
En dan?.... wat gebeurt er dan?
| |
| |
Ik heb het al meer gezegd, hoe fijn de schrijfster Colette ons de situaties doet aanvoelen, zonder ze uitvoerig met ons te bespreken. Zij is een meesteres in het evoqueeren van toestanden en intieme gevoelens, zonder dat zij daarvoor veel woorden noodig heeft:
Is Renée verliefd op Jean?
Houdt zij van hem? Heeft zij ooit eenig verlangen naar hem bespeurd?
Colette vertelt het ons niet. En toch geeft zij ons óók geen raadseltjes op, of stelt ons voor een geforceerd fait accompli; neen, wij voelen, dat onder het beschrijven der uiterlijke gebeuringen door, de zielsprocessen hun innerlijken voortgang hebben, en dat, wát er geschiedt, ook logisch zoo geschieden móet.
Eénmaal heeft Jean zijn vaste, warme hand om die van Renée gelegd, en deze een poos lang aldus zóó gehouden. Anders niets. Maar is het niet genoeg, om Renée, wat er in hem omgaat, te doen begrijpen? En, daar Renée haar hand niet verontwaardigd of gehinderd terugtrekt, is dit óók niet genoeg, om ons te doen begrijpen, welke gevoelens Renée koestert voor den man, voor le mâle, die Jean is?....
Zij was van plan, naar Parijs terug te gaan. Zij doet het niet, en laat zich leiden door de toevallige omstandigheden, die door Jean en Masseau, in verband met háar, worden opgeworpen. Zij maakt met hen een uitstapje, zij dejeuneert en dineert met hen; zij zou heen kunnen gaan, maar zij doet het niet, zij blijft in hun gezelschap.... en.... zonder dat er een woord wordt gesproken, heeft zij genoegzaam van haar innerlijke gevoelens blijk gegeven.
En dan?.... wat gebeurt er dan?
Jean en Renée zijn even samen alleen in de hall van een hôtel. Hij staat achter haar, en opeens buigt hij haar hoofd voorover, bukt zich, en geeft haar een langen, langen zoen in haar hals. En deze langage muet et expressif.... is voldoende om elkaar volkomen te begrijpen, ook al wordt er over dit incident voorloopig niet meer gesproken.
Wij, die vol zijn van Vicki Baum's Menschen im Hôtel, denken bij deze scène natuurlijk onmiddellijk aan den kus. dien baron von Gaigern aan de verwelkte, uitgeloogde, (het woord is van mij, maar iedereen begrijpt wat ik bedoel, namelijk, dat alle leven
| |
| |
uit de danseres, alle pit en merg en warmte en kracht uit haar was weg-gezogen) Grusinskaja geeft, die, door dezen kus weer een energischen stroom haar koude, leege ziel voelt binnenstroomen. In den roman is deze episode een der treffendste en waarste gedeelten, in het tooneelstuk komt zij natuurlijk niet tot haar recht. Wij weten natuurlijk niet, of Vicki Baum Colette's Entrave heeft gelezen, maar de mogelijkheid is natuurlijk niet uitgesloten, en dat dan misschien dit kleine voorval in haar geheugen is blijven hangen.
Met Jean reist Renée terug naar Parijs. Hij neemt haar dan mee naar zijn woning, omdat zij koud en hongerig is, en een hôtel nu al te kil en te ongezellig voor haar zou zijn, en wat te verwachten was, en wat met onverbiddelijke logica zoo gebeuren moet, gebeurt: zij worden amants.
En is zij nu gelukkig, Renée?
Zij vraagt het zich wel eens af, maar zij weet niet, wat geluk is. Tevreden is zij met haar nieuwe leven: zij is vrij, en bezoekt Jean zoo veel zij wil, maar gelukkig? Zij voelt zich soms, of zij zich in de muil van den wolf heeft begeven, maar enfin, het zij zoo, zegt zij in zichzelve: J'y suis et j'y reste!
En als Jean tegen haar zegt, dat hij haar liefheeft, houdt zij hem gauw de hand voor den mond, en antwoordt:
- Chut! pas ce mot!.... pas ce mot-là!....
Wat hen verbindt, is geen liefde, het is een aantrekkingskracht der zinnen.... C'est tout? Mais oui, c'est tout. Et qui ne s'en contenterait?....
En zij denkt:
Ik zou zoo graag willen, dat ik behouden mocht, wat ik thans heb: qui m'est si nouveau, si léger, qui me fait l'âme quiète et le teint fleuri.... Les grands transports, les grands douleurs, nous avons connu cela comme tout le monde à notre âge....
En dan....? wat gebeurt er dan?
Geheel onverwacht heeft zij een ontmoeting met May.
En deze vertelt haar, dat alles uit is met Jean en haar. Zij heeft hem nog een paar maal ontmoet, maar toen ineens heeft hij haar ‘plaquée là’, zonder een waarschuwing, zonder een scène, zonder een zinspeling, zonder een woord.... ‘Want dat is zoo zijn manier.... zoo is hij, begrijp je?’
| |
| |
- Hoe? vraagt Renée, die zich zeer uneasy voelt door May's vertrouwelijkheden en door haar arm in den hare, en die ieder oogenblik op het punt is haar geheim te verklappen, maar het toch niet doet....
- Hoe? als hij genoeg krijgt van een vrouw, en dat krijgt hij altijd om onnaspeurbare redenen, en zoo heeft hij ook met die-en-die gedaan en met zoo-en-zoo.... dan gaat hij op een goeden dag uit, en komt eenvoudig niet meer terug. Hij neemt zich niet de moeite een uitleg te geven, hij verwaardigt zich zelfs niet afscheid van je te nemen.... op een goeden dag heeft hij er genoeg van, meneer gaat wandelen, en denkt: Adieu. Après moi le déluge. Je zou 't niet willen gelooven, hè? Maar zoo is hij. Zonder ruzie, zonder 't kleinste meeningsverschil, zonder eenige plausibele oorzaak, - laat hij je zitten en vertrekt. Hij bereidt je niet vóor, er is geen langzaam grooter wordende verwijdering.... niets, maar ook niets. En dan is het uit, voor goed
Men kan zich voorstellen, welk een indruk deze mededeeling maakt op Renée. Zij heeft een gevoel, of zij Jean gaat verliezen, of zij hem al verloren heeft, of hij weg zal zijn, voor goed, als zij komt, ‘zonder voorbereiding, zonder waarschuwing’, en zij is verrukt van verrassing, als zij hem op zich vindt wachten.
Doch het is te begrijpen, dat Renée van nu aan altijd aan de mogelijkheid denkt, dat Jean haar onverwacht zal verlaten. Zij wil zich niet te veel aan hem hechten, ofschoon zij thans in zijn huis woont, - zij wil leven in het oogenblik, en niet aan de toekomst denken. Wat is het gevolg? Dat Renée, zonder het te willen of te bedoelen, naast Jean voortleeft, en niet met hem mee, wat Jean heel best voelt, en.... maakt, dat hij zich, teleurgesteld, hoe langer hoe meer in zichzelven terug-trekt.
En dan gebeurt, wat wederom logisch gebeuren moet:
Jean maakt gebruik van een ziekte zijns vaders, om zich naar hem toe te begeven, en diens zaken waar te nemen. En Renée blijft alleen, - wanneer Masseau haar geen gezelschap houdt, - in wat voor gemoedstoestand kan men zich wel indenken. Vooral omdat Jean eens heeft gezegd:
- J'ai peur que nous n'ayons pas assez besoin l'un de l'autre..
Maar nu hij weg is, nu zij de jaloezie kent, het knagende wan- | |
| |
trouwen, de durende onrust, de smart der eenzaamheid, nu voelt zij, hoezeer zij hem noodig heeft....:
Il m'est plus nécessaire que l'air et l'eau, je le préfère aux fragiles biens qu'une femme nomme sa dignité, l'estime de soi....
Doch nu is het te laat. Het schijnt tenminste te laat.... Want Jean keert niet terug....
En het is Masseau, die haar op haar tekortkomingen opmerkzaam maakt, die haar doet gevoelen, dat zij Jean veel te weinig gegeven heeft, dat zij in zelfzucht heeft voortgeleefd, en zijn liefde met terughouding en verstandelijk overleg heeft beantwoord....
O! zij wil alles goed maken. Maar hoe zal zij dat kunnen? Jean keert niet terug....
Dan verzint zij een list.
Zij schrijft hem, dat zij haar oude beroep van mime en danseuse weer heeft opgevat, en zijn huis heeft verlaten.
Dan komt hij terug.... en vindt haar, die op hem wacht.
En dan heeft tusschen hen beiden de explicatie plaats, die hen van tijdelijke amants tot werkelijke gelieven maakt.
Het gaat in het eerst volstrekt niet gemakkelijk, want Jean is stug en hard, en hij spaart haar zijn verwijten niet.
Maar zij voelt haar schuld en wil die belijden, en zij spaart zichzelve niet; zij bekent hem haar gevoelens, zij breekt haar trots, zij geeft haar egoïste zelfbescherming prijs.... er staat voor haar te veel op het spel: nu is het moment gekomen, waarop zij alles kan winnen of alles verliezen.
En zij verdraagt zijn bruuskheid, zijn toorn, zijn booze verwijten.... omdat.... zij voelt, dat dit alles het bewijs van zijn liefde is, - en zij weifelt niet, zij maakt zich nederig en deemoedig voor hem.... en als hij haar eindelijk in zijn armen neemt, dan is alles bij vroeger veranderd, zij wil nu niet langer een vluchtig geluk, zij wil zich aan hem overgeven met lichaam en ziel, en niets voor zichzelve overhouden, zij wil ópgaan in hem, leven voor hem....
C'est mon âme que je lui donne....
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
|
|