De Nieuwe Gids. Jaargang 47(1932)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 434] [p. 434] Verzen door Hélène Swarth. I. Spookhuis. Gelijk een huis, waar, om een schat te beuren, Onder den vloer bedolven, lang geleden, Hol klopt een geest en sleept de doffe schreden; Of, kreunend, blijft een noodlotsdaad betreuren, Die hem aan de aarde bindt en smeekt om beden; Of, wild van wanhoop, stoort den nachtevrede Met belgerinkel en geklep van deuren - Gelijk dat huis heb ik mijn ziel vermeden, Waar, kloppende als mijn hart, onzalig dwalen, Bang, zuchtend, zoekend, door verlaten zalen, Alom ik voel mijn doode Erinneringen. Als de adem van het graf omwaait mijn leden Hun koû, mij diep in 't huivrend hart gegleden - Hoe zal ik nu bevrijdend voor haar zingen? [pagina 435] [p. 435] II. Zoekende geesten. De Zieneres zag wolken zielenzwermen, Gelijk van zee naar land gedreven meeuwen - 't Was in Advendtijd - klagend nedersneeuwen. Zoo droef en dringend smeekten ze om ontfermen Als wintervogels, die van honger schreeuwen, Als winterboomen, die in stormwind kermen. Wie zal die zielen helpen en beschermen? - Uit aardezwart verrijst de Rots der Eeuwen. Wie zoekt ge op aard? Verschijnen wilt ge in droomen Uw lieven, nog van stofgewaad omkleeden? - Daalt niet tot hen! Tot u zij morgen komen. O zielen, zwervend tusschen heeml en aarde, Wier zwerm mij, rustberoovend, vaak omwaarde, 'k Wil, héel den nacht, u wijden mijn gebeden. [pagina 436] [p. 436] III. In de soefikerk. Op donker altaar zeven kaarsen branden; De vlammen bloeien, goud op blanke stenglen. Met vroom aroom van wierookdampen menglen Chrysanten bleek den geur van herrefstlanden. Uit heil'ge boeken zeven zacht me omstrenglen Gewijde woorden - 'k Vouw de moede handen. - ‘Al-Eéne God! nu dale in deze wanden Uw teedre vrede als wiekgeruisch van Englen!’ Neen, weze uw bêe verheven boven 't vragen, Gevleugeld hart! Rijs óp om God te loven! Berusten wil ik, niet opstandig klagen. In stilte en schemer laat mijn leed verdooven, Dan geef me, o God, als laafdronk voor mijn wegen, Een enklen droppel van uw zegenregen. Vorige Volgende