| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
De Fransche schrijfster Colette in haar leven en werk
(Vervolg van blz. 235.)
La Vagabonde. (Vervolg.)
Het leven eener mime-danseuse, met wat zij opmerkt en ondervindt, wordt ons door Colette in La Vagabonde wel heel duidelijk voelbaar gemaakt. Over zichzelve spreekt ‘Renée’ weinig. We zien haar zoo goed als nooit optreden, en met fijnen smaak vermijdt zij het, ons haar welslagen en haar successen op te dringen. Het is meer het leven in het algemeen, dat zij beschrijft, van het nomadenvolkje, dat nu eens hier optreedt, en dan weer daar, dat zich vagelijk aan elkaar verbonden gevoelt, maar eigenlijk onberoerend langs elkander henen gaat, want morgen, overmorgen kan het scheidingsuur slaan, waarna zij nooit meer tezamen komen.... ‘Comme le repos et la securité, la tendresse est pour nous un luxe inaccessible....’
De jonge man echter, dien Renée zonder meer de deur heeft gewezen, toen hij haar in haar kleedkamer hulde kwam bewijzen, laat niet zoo spoedig af. Bij verschillende gelegenheden ontmoet zij hem. Ook op een keer, als zij is aangezocht, om met haar collega Brague op te treden in een particulier huis, het huis van den broer van den Grand Serin (zooals zij den jongen Dufferein Chantal steeds in gedachten noemt).
Hij stuurt haar bloemen, en tracht nader met haar in connectie te komen, maar alles stuit af op Renée's grenzelooze
| |
| |
onverschilligheid. Het schijnt, dat haar ontzaglijke deceptie in haar huwelijk, haar immuun voor de liefde heeft gemaakt. Zij bejegent hem vormelijk vriendelijk, maar hij kan haar niets, maar ook volstrekt niets schelen, en dat toont zij hem duidelijk.
En toch, wanneer het Kerstmis is geworden, en zij geheel alleen zit in haar kamer, met druiven van een goeden vriend en bonbons haar gezonden door Dufferein Chantal, slechts in gezelschap van haar hond, dan heeft zij een knagerig-onvoldaan gevoel, een jaloersche verdrietigheid kwelt haar, als ‘van een kind, dat men vergeten heeft, als er een partijtje gegeven wordt....’ Maar dan kapittelt zij zich weer, en vraagt zich af: Wat had je dán gewild? Soupeeren met dezen of genen....? Neen! o, neen!.... En toch, wanneer zij in een dergelijke stemming is, dan neemt zij het aan andere menschen eenigszins kwalijk, dat zij pret hebben en gezellig samen zijn, terwijl zij alleeen is, en zich knorrig verkniest..
Zij heeft uit haar ‘vroeger’ leven een vriend overgehouden, de schilder Hamond, die ongeveer in dezelfde conditie verkeert als zij. Ook hij is verlaten na een kort huwelijksgeluk, en hij komt dikwijls bij Renée zijn bittere en zoete souvenirs savoureeren. Zij zitten dan zwijgend bij elkaar, elk in eigen gedachten verdiept, en het schijnt, dat dit sympathetisch zwijgen hen elk een beetje troost.
Zeer toevallig is deze Hamond een kennis van Maxime Dufferein Chantel. Zij spreken samen over Renée en Maxime bekent aan Hamond zijn steeds stijgende genegenheid.
En Hamond, als zeer goede vriend van Renée, en die het wèl met haar meent, denkt oprecht, dat hij niet beter kan doen, dan haar aan te raden, dezen braven jongen in haar bestaan te brengen. En als zij hem ronduit vraagt, of hij Maxime beschermt, antwoordt hij:
- Voilà l'amant qui vous faut, me chère! Bonne santé, ne joue pas, ne boit pas, fortune suffisante.... Vous me remercierez!
Renée gelooft niet aan een nieuw geluk. Zij staat volkomen cynisch tegenover den man, na de vreeselijke desillusie van haar huwelijk. En nu is juist het erge, dat zij in Maxime niets anders
| |
| |
ziet dan den man. Brague is een kameraad, Hamond is een vriend, maar Dufferein Chantal is niets dan een man, een robuuste, soliede, zinnelijk-gezonde man, die haar in geen enkel opzicht aantrekt. Hij is haar ‘amoureux’, hij is verliefd op haar, en hardnekkig houdt hij die verliefdheid vol; hij komt haar, op instigatie van Hamond, de armen vol rozen, bezoeken, hij blijft soms met Hamond eten à l'improviste, hij applaudisseert haar in de music hall, en hij is zoo verstandig, om bescheiden te zijn, niet indringerig, niet voortvarend, maar geduldig te wachten, te wachten.
Het is met Renée een voor mannelijke observatie zeer vreemd geval, doch elke vrouw zal Renée kunnen begrijpen. Zij voelt zich eenzaam, zij voelt zich zielig alleen, zij heeft heimwee naar iets.... naar wat? Zij zou zichzelve willen vergeten, om op te gaan in een ander, - haar leven is leeg en onbelangrijk, en zij weet het maar al te goed. Toch kan zij zich niet los-scheuren van de herinnering, die steeds als een last blijft wegen op haar geest, - zij heeft haar jongen levensmoed verloren, zij gelooft niet meer aan een nieuwe liefde, die zij zou kunnen ondervinden; als iemand, die zich deerlijk gebrand heeft, schuwt zij het vuur; zij durft niet denken aan een nieuwe toekomst, omdat zij daarin nieuwe ontgoochelingen, nieuwe smarten, nieuwe pijnlijke ondervindingen vreest.
Zij is niet meer het argelooze, verlangende kind, dat zich in de armen wierp van den eersten man, die zeide haar lief te hebben, en aan wien zij zich overgaf met lichaam en ziel, met geest en hart, met al haar faculteiten, met al haar wenschen; die de vervulling was van al haar kinderlijke illusies, in wien zij geloofde, op wien zij bouwde, met een volledig vertrouwen, zonder nagedachte en zonder voorbehoud....
Zij is thans een vrouw geworden van bijna vierendertig jaar, en het litteeken, dat zij van haar huwelijksleven met zich mededraagt, kan nooit vergroeien. Het funeste is, dat zij voortaan altijd vergelijkt, dat niets meer nieuw voor haar is, en dat het beeld van den man, die haar versmaadde, maar dien zij nooit heeft kunnen vergeten, omdat zij hem zóó heeft liefgehad, altijd als een schim om haar henen zweeft, en haar alle hoop en verwachting op een hernieuwd bestaan, belet.
| |
| |
Ja, wij vrouwen kunnen Renée's gevoelens medevoelen. De frischheid, de vertrouwensvolle innigheid der eerste liefde kan niet voor de tweede maal worden ondervonden. En de vrouw zal altijd het méeste liefhebben, hèm, die haar initieerde, - die de bloesem harer jeugd tot volle bloem rijpen deed....
* * *
Eens op een avond ziet Renée, dat Maxime, gecharmeerd door een bekoorlijk collegatje, deze langdurig applaudisseert. En dan....
O, Colette schrijft zoo ragfijn, zoo subtiel, dat er niet met ronde woorden staat, hoe Renée jaloezie in zich voelt ontwaken, doch dit zal toch wel de reden zijn, dat Renée dien avond voor de eerste maal haar handen laat in die van Maxime, - en, terwijl zij zijn vasten, warmen greep om haar vingers voelt, komt er een, in lang niet gekend gevoel over haar.... een verlangen, om zich eindelijk weer eens, toe te vertrouwen:
....à un ami, de m'appuyer un instant contre lui sans paroles, de me réconforter contre un être immobile et chaud, affectueux, silencieux.... O, jeter mes bras au cou d'un être, chien ou homme, d'un être qui m'aime....
En opeens vraagt hij:
- Renée! je huilt! Waarom huil je, Renée?
- Huil ik?
Ja, ja, hij heeft gelijk. Zij huilt.... het licht breekt in duizendkleurige stralen in de tranen, die aan haar oogen ontwellen...., en die zij snel afwischt, maar niet ontkent.... Zij huilt?.... zij, die in zóó lang.... in jaren.... niet heeft geschreid?.... Maar dan:
- Mon enfant chérie, wat is er, wat heb je?
Zal hij den kreet vergeten en de siddering, die haar doorvaart bij deze woorden? Mon enfant chérie.... Son premier mot de tendresse c'est: Mon enfant chérie.... Le même mot et presque le même accent que l'autre....
De herinnering heeft haar doorschokt als een physieke pijn. En als Maxime, die er natuurlijk niets van begrijpt, haar deemoedig vraagt, of zij dan nooit zal leeren een beetje van hem te houden, antwoordt zij:
| |
| |
- Ach, hoe graag zou ik 't willen.... hoe graag zou ik kunnen liefhebben.... Misschien, zegt ze, als ik terugkom van mijn tournée?.... (Een veertigdaagsche tournée door Frankrijk staat op haar programma). En anders: une très, très grande amitié..
Il secoue la tête. Wat geeft hij om vriendschap! Natuurlijk niets. Moi, je serais bien contente d'avoir un ami, un ami moins âgé, moins fine qu'Hamond, un vrai ami....
Zij beschouwt hem al lang als vriend. Gaarne vergezelt zij hem op autotochtjes buiten Parijs, graag is zij met hem in gezelschap, als hij haar met rust laat, en er niet over klaagt, dat (hoe goed gedefinieerd!) haar oogen ne laissent pas entrer son regard.... maar verder.... als man, als minnaar is hij haar onverschillig. Toch, uit medelijden, biedt zij hem haar mond.... en.... als hij haar kust met hartstocht en teederheid tegelijk, dan.... wat gebeurt er met haar?.... dan plotseling ontwaakt in haar, de warme, voluptueuse zinnelijkheid, die zij gestorven waande, maar die in haar slechts bleek verdoofd. (Zooals de van het leven afgestorvene danseres Grusinskaja door een gepassioneerden kus tusschen haar schouderbladen tot nieuwe liefde wordt gewekt.) Renée's sensualiteit is het, die haar zich doet voelen, als aan hem onderworpen, en die haar doet gelooven, dat zij opnieuw als een gewillige slavin zich zal toewijden aan een man en tevreden wezen met la place aux pieds du maître....
* * *
Maar als Maxime weg is, begint in Renée de twijfel, de strijd. Houd ik van hem? vraagt zij zich af. Is dit nu liefde? Zij heeft bij zijn kussen een groot geluk ondervonden, maar zij weet, dat liefde en zinnelijkheid niet hetzelfde is. Houdt zij van hem? Is dit nu liefde....?
En dan, in diepen weemoed, denkt zij:
- De eerste maal.. toen twijfelde ik niet. Toen vroeg ik mij niet aarzelend af: is dit nu liefde? Hij! hij was het! die opeens alles in mijn leven werd. Aan wien ik me overgaf, zonder vragen, zonder restrictie en zonder angst. Aan hem heb je gegeven, wat men slechts eenmaal in het leven weg te schenken heeft: een volmaakt vertrouwen, een argelooze overgave, een
| |
| |
vroom gelooven, een verwonderde vreugde om den eersten kus, de ongereptheid van je ziel en je physieke virginaliteit.... Helaas, dat wat toen nieuw in je leven was, kan niet meer nieuw worden voor den tweeden keer....
Houd van Maxime, zooveel als je kan.... in de liefde telt niet anders dan de eerste liefde. En de eerste liefde is het meedoogenlooze noodlot der latere liefde. Probeer een nieuw geluk te vinden, probeer niet te vergelijken, probeer je niets te herinneren.... het is onmogelijk. Je eerste liefde heeft je bedorven voor alle latere aandoeningen.... en zal vergif gieten in elken dag van je nieuwe leven, want de eerste liefde is de eenige,, le vrai, le seul amour.... En hij, Maxime, zal nooit bevroeden, wat eeuwig tusschen jullie beiden zal blijven staan, - qu'il te partage avec un souvenir....
* * *
Renée's vriend Hamond pleit en blijft pleiten voor Maxime. Hij zou willen, dat zij met hem trouwde. En dan barst haar bitterheid uit, en alles wat vernederend en pijnlijk was in haar huwelijk komt naar buiten:
- Trouwen? weet je, wat dat is voor 'n vrouw? De man zegt: Wees de wrijfpaal voor m'n kwade humeur. Leg m'n goed klaar. Doe de knoopjes in m'n overhemd. Wees m'n gewillige hulp, zorg voor me, verdraag m'n luimen, maak me mooi voor 'n andere vrouw.... Kluts m'n ei, schud m'n kussen op, haal m'n pantoffels, strik m'n das.... vraag niet, waar ik zoo laat vandaan kom, ontvang de vrouw, die me charmeert, maak de veters van m'n schoenen vast....
En dan zegt Hamond een heel mooi woord:
- Och, Renée, zegt hij, je weet toch, dat in de liefde al die onbelangrijke dingen voor de vrouw symbolen worden, symboles sacrés et révérés.... Nu, nu je niet meer van hem houdt, zie je ze als leelijk en vernederend voor je zelfgevoel. Maar heb je me vroeger niet zèlf gezegd: Aimer, c'est obéir!....
En bedroefd moet Renée erkennen, dat hij de waarheid spreekt. En tegelijk weet zij, dat zij Maxime niet genoeg liefheeft, om ooit bij hem iets dergelijks te zeggen. Dat hij haar zinnelijk aantrekt, is niet genoeg om een geheele toekomst op aan te
| |
| |
gaan.... De sensualiteit is maar een heel klein onderdeel van le désert illimité de l'amour....
Tot dusverre heeft Renée het streng vermeden Maxime tot minnaar te nemen. Iets, een instinct, een stellige intuïtie, houdt haar terug. En ofschoon hij haar smeekt, haar tournée op te geven, zij gaat; en in dien scheidingstijd voelt zij, zal zij met zichzelve tot klaarheid weten te komen.
En inderdaad gebeurt dit ook. Zij correspondeeren samen. Bij Maxime wordt het Engelsche spreekwoord bewaarheid: Absence makes the heart grow fonder.... bij Renée echter overheerscht haar intelligent verstand. Ik ben even oud in jaren, zegt zij in zichzelve, als hij, maar hoeveel ouder in gevoel en in levensondervinding! Hij.... is nog jong, nog naïef, hij is impressionabel. Hoe gemakkelijk kan het niet gebeuren, dat hij onder de bekoring raakt van een jongmeisje, een jong meisje.... en moet ik dan opnieuw de hel doormaken van de jaloersche, verlaten vrouw?.... Neen, neen! zij wil dat niet meer. Beter bijtijds te scheiden, nu er noch voor haar, noch voor hem iets onherroepelijks is gebeurd....
En aan het einde van haar tournée, als hij haar terug verwacht, schrijft zij hem een afscheidsbrief, een langen, beredeneerden brief, die hem alles zal doen begrijpen, en die hem, naar zij hoopt, hem haar zal doen vergeven.... en vergeten.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
|
|