| |
| |
| |
Een volkenbondsreis naar Finland en naar de Baltische landen door H.Ch.G.J. van der Mandere.
I.
De Vereeniging voor Volkenbond en Vrede, het nationaal centrum van de propaganda voor en de kennis van den Volkenbond hier te lande, heeft in 1930 een reis ondernomen naar Finland en is vandaar teruggekeerd via de Baltische landen, Koningsbergen en Danzig. Het doel, dat bij haar voorzat, was eenerzijds van representatieven aard: het beantwoorden van het bezoek, dat een Finsche delegatie onder leiding van den oud-Minister van Buitenlandsche Zaken, den heer Enckell, een jaar tevoren aan Nederland had gebracht. Maar het doel lag in algemeenen zin hooger. Sedert een paar jaren bestaat bij deze Vereeniging de overtuiging, dat een reis als deze, mits goed voorbereid, kan strekken niet alleen om een bepaald land en volk beter te leeren kennen, en tegelijkertijd om Nederland en zijn karakteristiek bij zoodanig land en volk beter bekend te maken, maar dat uit een dergelijk bezoek kracht voor de Volkenbondsidee voortspruiten, en dat daaruit samenwerking, voorzooverre de Volkenbondsarbeid de mogelijkheid daartoe schept, ontstaan kan. In dien geest werd in 1929 het bezoek der Finsche heeren aan Nederland opgevat en uitgewerkt, en in het bijzonder het optreden van de vooraanstaande Finsche sprekers, die zich in het gezelschap bevonden, te Amsterdam en te 's-Gravenhage, heeft tot dat resultaat bijgedragen. En resultaat is ook door de Nederlanders in Finland bereikt. Want de leider van de Nederlandsche delegatie, de oud-Minister Dr. J. Schokking, heeft ruimschoots - naar zijn smaak misschien wel eens
| |
| |
te ruim! - gelegenheid gevonden om zich in woorden te uiten over den Volkenbond, over Nederland, over het vele dat Nederland en Finland bindt. Bovendien zijn de dames en heeren, die de Nederlandsche delegatie samenstelden, met vooraanstaande Finsche gastheeren op bijkans elk gebied in aanraking gekomen, en is er ruimschoots gelegenheid geweest tot uitwisseling van gedachten. Zooveel staat voor alle deelnemers aan deze reis wel vast, dat in 1929 wel de eerste Finsche delegatie hier te lande is geweest, maar voorshands niet de laatste, en dat deze eerste reis van een Nederlandsch gezelschap Volkenbondsvrienden naar Finland wel de eerste, maar niet de laatste zal zijn!
Het merkwaardige van het bezoek aan Finland was ook daarin gelegen, dat men Finland bezocht op een oogenblik, dat voor dit jonge onafhankelijke land van bijzonder belang was. Men had ter plaatse gelegenheid de zgn. Lappo-beweging gade te slaan. Het is uitgesloten, dat men in zoo korten tijd de beteekenis dezer beweging leert beseffen of verstaan, maar men komt op die wijze nader tot haren oorsprong en hare bedoeling. Het Nederlandsche gezelschap werd, dank zij de welwillendheid van den Rijksdag-voorzitter, geïntroduceerd in die zitting van den Rijksdag, waarin de voorlezing van de Regeeringsverklaring van het reeds afgetreden Ministerie plaats had. De discussie geschiedde grootendeels in het Finsch, voor een klein deel in het Zweedsch. Voor de gasten dus voor het meerendeel onverstaanbaar. Hadden zij niet de uitlegging gehad van hun gastheeren, zij zouden in de meening hebben kunnen verkeeren, dat de Rijksdag een of ander onverschillig wetsontwerp behandelde, en zij hadden zich alleen erover verwonderd, dat niettemin alle banken bezet waren. Want zoowel het protest van de uiterste linkerzijde tegen de maatregelen, door de Regeering genomen, als het antwoord van de Regeering en de Regeeringspartijen daarop, geschiedde zonder eenigen zweem van opwinding. Zoo was het ook in de zittingen, waarin de belangrijke Grondwetswijzigingen ter bescherming van de Republiek werden behandeld, en zoo was het ook bij den opmarsch en den terugtocht der demonstranten naar en van Helsingfors. Vastberadenheid sprak uit hun aller voorkomen, maar alle gedachte aan uitdaging scheen hun vreemd. De beweging, die in Finland is ontstaan, wordt gekenmerkt door zelfbeheersching, al zijn natuurlijk dingen
| |
| |
geschied, die niet kunnen worden goedgekeurd. Voor wie er rondreist, zijn de herinneringen aan den Vrijheidsoorlog van 1917-18, dien het Finsche volk tegen eigen landgenooten streed, voldoende om te beseffen hoe een beweging als deze kon ontstaan. Tabletten in openbare gebouwen, in scholen en overal, die vermelden de namen van in den oorlog gevallenen, zijn er in Frankrijk en Duitschland, in België en Engeland, kortom overal, maar de tabletten, die men in Finland ziet, vermelden menigmaal voor het meerendeel de namen van degenen, die niet zijn gesneuveld, maar vermoord, ja op soms afzichtelijke wijze geslacht. Dat is twaalf jaren geleden geschied en dat het nog leeft bij het grootste deel der bevolking, bewijst de Lappo-beweging.
Intusschen, al was er politieke beroering te over in Finland, de Hollandsche gasten hebben er niets ten nadeele van bemerkt. Hun ontvangst was overal even goed voorbereid, even hartelijk en voorkomend. Bij de aankomst veel en vriendelijke belangstelling en de noodige maatregelen teneinde moeilijkheden, die nu eenmaal aan elke aankomst in een vreemd land zijn verbonden, te vermijden. Precies 5 uur legde de boot, het bijkans nieuwe stoomschip ‘Ilmatar’ van de Duitsch-Finsche Stoombootmaatschappij, aan de ruime aanlegplaats te Helsingfors aan. Niet meer dan een 50 m. verwijderd van het schip, dat even tevoren Prins Hendrik uit Stockholm had gebracht. Om 5 uur aangekomen en om 6 uur reeds thee bij den Minister van Buitenlandsche Zaken, den heer Procope, die nog immer dezelfde jeugdige trekken heeft, als toen wij hem het vorig jaar in Holland zagen. In het paleis, dat eens de Russische Gouverneurs-Generaal herbergde, waar de gestrenge Bobrikof heeft gewoond, was ter eere van den Prins en de Hollandsche gasten een aanzienlijk gezelschap bijeen Er werd veel kennis gemaakt, zeer prettig gepraat, en de Prins bewoog zich tusschen de vele genoodigden. Dan een korte tijd van rust, die benut diende te worden om zich in avondkleeding te steken. Want het diner, dat de Vereeniging ‘Pro Jure Nationum’ aanbood, kreeg door de aanwezigheid van den Prins een streng officieel karakter. In avondtoilet de dames, behangen met decoraties de heeren. Een eerste officieel welkom van Prof. Tallquist, die nog even onvermoeid is als een vorig jaar in Holland, gericht aan het adres van de Nederlandsche gasten. Met herinnering aan
| |
| |
Van der Vlugt en wat hij voor Finland deed. In het antwoord van den heer Schokking de sympathieke gevoelens, die Nederland aan Finland toedraagt, en het vriendelijke woord van Mevrouw van der Vlugt, dat zij eigenlijk voor bijzondere personen in Finland geen groeten kon medegeven, omdat zij er zoovelen kende en allen even hartelijk voor haar en haar man waren geweest.
Eigenlijk elken avond te Helsingfors een diner, op een avond afgewisseld door de onvergetelijk mooie vaart door de scheren. Die vaart geschiedde aan boord van het jacht, dat ter beschikking staat van den President en gebruikt wordt voor vreemde gasten, het jacht, dat vroeger Nicolaas II, ook tijdens den oorlog, door de havens bracht. Vanuit Helsingfors verschillende aantrekkelijke uitstapjes. Een geheelen dag naar Borga, de stad, die daarom voor Finland zoo groote beteekenis heeft, omdat daar in 1809 Keizer Alexander I de Finsche stenden samenriep teneinde zijn voornemen om Finland's onafhankelijkheid te erkennen en te handhaven duidelijk te doen spreken. De zaal, waarin de afgevaardigden dicht opeengepropt hebben gestaan, heeft later als Gymnasium dienst gedaan en is thans museum. In de kerk, waar de afgevaardigden zich tevoren vereenigden, treft het familiegraf en familiewapen van de Adlercreutz. Maar Borga is vooral vol van herinneringen aan Rüneberg. Het moge zijn, dat de laatste der Russische Czaars in 1899 aan Finland zijn onafhankelijkheid ontnam, het moge zijn, dat ook zijn voorgangers aan Finland's rechten hebben getornd - dit staat wel vast, dat de achtereenvolgende heerschers voor Finland en de herleving van de Finsche taal en kunst veel hebben gedaan. Den oppervlakkigen bezoeker kan het verwonderen, dat op het Senaatsplein, het grootste van Helsingfors, het standbeeld van Alexander II staat, dengene, die weet wat deze Keizer voor Finland gedaan heeft, verbaast het niet. Zeker, de Russische keizers deden het om Finland van den ouden Zweedschen invloed weg te nemen, maar hoe dan ook, zij deden het, en Finland heeft ervan geprofiteerd. In die periode heeft Rüneberg Finland zijn volkslied gegeven en Rüneberg's huis, dat hij bewoonde in het belangrijkste deel van zijn leven, is het belangrijkste monument van Borga. Met welk een piëteit wordt er niet alles bewaard, en hoeveel is er niet te zien voor degenen, die dezen dichter
liefhebben!
| |
| |
De Hollandsche gasten, die kransen legden bij het monument van Rüneberg en tegelijk bij dat van Snellman, die voor de herleving van de Finsche taal en letteren zooveel heeft gedaan, waren ook gasten op Finsche goederen van beteekenis. Zeker niet de minst typische herinneringen hebben zij aan het bezoek aan het landgoed Esbö, gelegen aan den grooten weg tusschen Helsingfors en Abö. Een huis dateerend van het einde der achttiende eeuw, en steeds door dezelfde familie bewoond. Een molen daartegenover, gesticht in den tijd, dat Gustaaf Adolf in Finland was. Een eigenaar en familie, die als genomen waren van een prent in het midden der negentiende eeuw. Een gastvrij onthaal, mooie wandelingen over het buitengoed en een bezichtiging van het geheel inu stijl gehouden interieur dezer woning. Hier trof, gelijk op meer dezer Finsche goederen, die men bezichtigde, de voorname rust. Enkele dagen later waren wij te Kangasala, dat bij den strijd om Tammerfors in den Vrijheidsoorlog zulk een belangrijke rol speelde en bezochten er den heer Arlström. Het bezoek was door de omstandigheden kort, veel te kort, vooral daar heerlijke aardbeien met room evenzeer tot langer blijven uitlokten. Maar wat een voornaam interieur niet, wat een voorname ontvangst en wat een vriendelijke gastvrijheid! Hier zag men even iets typisch van het land, gelijk ook dien middag, nadat het Openluchtmuseum was bezocht, de kantele, een wel buitengewoon ingewikkeld instrument, voor de gasten werd bespeeld.
Per daartoe door de Regeering ter beschikking gestelde slaapwagens werd een rondreis door het land gedaan. Uitnemende geleiders stonden ons terzijde: de onvermoeibare prof. Tallquist en naast hem onzen vriend Hiitonen, die de Volkenbondsafdeeling van het Ministerie leidt. De slaapwagens werden aan de voornaamste treinverbindingen aangehaakt en afgehaakt; soms spoorde men des nachts door; soms ook stond men den geheelen nacht stil. Een enkelen keer begaf men zich nog laat in den nacht naar het eigen hotel, dat rustig op het station verblijf hield. Eigenaardig, die korte nachten in den Finschen zomer. In het Zuiden van Finland natuurlijk geen echte middernachtzon, maar donker wordt het er nauwelijks. Wanneer wij des nachts om 2 of 3 uur van eenig souper terugkwamen, was het weer klaarlichten dag, evenzeer als toen wij er om 11 uur naar
| |
| |
toe wandelden. Het eigenaardige is, dat men spoedig aan dit, voor ons toch zeer bijzondere natuurverschijnsel went, en op de terugreis het weer even spoedig is vergeten. Dien eersten ochtend in onze slaapwagens waren wij te Kymene aan de rivier Kymi om er de groote papierfabrieken, de grootste van geheel Finland, die in de productie van tal van groote bladen in het buitenland voorzien, te bezichtigen. Hier de eerste reeks hartelijke ontvangsten in het Finsche binnenland. Dienzelfden dag kwamen wij te Wyborg, waar voor een aantal leden van het gezelschap de gelegenheid bestond om per vliegmachine de nieuwe naar het Oosten uitgebouwde havens te bezichtigen. Voor de anderen stond een bezoek aan Wyborg, zijn historisch slot, zijn prachtig ingerichte nieuwe ziekenhuis, zijn park met gezichten op de Finsche Golf en niet het minst een bezoek aan den historischen toren, die nu een alleraardigst restaurant vormt, op het programma. Wij hebben daar met eenigen trots het Amsterdamsche wapen ontdekt, als een bewijs, zoo dit noodig was, dat er in den ouden tijd talrijke betrekkingen tusschen Nederland en Finland hebben bestaan. Zoo dit nog noodig was, want dien avond en vele keeren daarna hebben wij het vernomen, dat ook Finland zich met genoegen herinnert, dat in den ouden Hanze-tijd de Nederlandsche schippers reeds in de Finsche havens kwamen.
Een volgenden dag de onvergetelijke indrukken van den grooten Imatra-val. Dienzelfden dag door naar het zoo mooi gelegen Nyslott, zoowat in het centrum tusschen Zuid- en Midden-Finland, nabij de Oostelijke grens gelegen, ook al is vandaar de afstand naar Valona en het Ladogameer nog vrij groot. Wie Finland niet kent, maakt zich nooit een voldoende voorstelling van de afstanden in dit reusachtig groote land. Daar speelt men met de 100 K.M.'s, en het is te begrijpen, dat de auto's er geen lang leven hebben, want zij moeten dienst doen over in het algemeen voor het autoverkeer geschikte wegen, maar over afstanden, die tot geweldige getallen per jaar loopen. Nyslott is, ondanks het doorgaande verkeer van Zuid naar Noord en Oost naar West, een betrekkelijk klein plaatsje gebleven. Klein, maar wel uitermate bekoorlijk gelegen. Daar bij Nyslott is de Olafsborg, een der weinige middeleeuwsche burchten, die Finland bezit. En sedert enkele jaren organiseert Aino Ackté, de bekende ster, die
| |
| |
eenmaal aan de Fransche Opera te Parijs verbonden was, er voorstellingen in den hof van het kasteel. Zijzelf werkt niet mede; zij organiseert alles, regisseert en beheert. Aino Ackté is de echtgenoote van Generaal Jalander, thans prefect van Neuland, met zetel te Helsingfors. Haar zuster, thans nog aan de Opera te Parijs verbonden, en tal van vooraanstaande Finsche zangers en zangeressen vormden een uitnemend ensemble. Wij zagen er een opera met een typisch Finsch onderwerp. Zij speelt in Ostrobothnia, dat gedeelte om Wasa, waar de Lappo-beweging zich doet gevoelen. Die opera spreekt van den vrijheidszin dezer bevolking, van haar eigenaardige oude zeden en gewoonten, maar ook van haar geloof. De uitvoering was uitnemend, en bijzonder stemimngsvol. Allen, die haar bijwoonden, zullen daaraan herinneringen hebben behouden, die niet zoo spoedig worden uitgewischt.
Van Nyslott gingen wij naar het onvergetelijke Punkaharju, de landtong, die het typisch Finsche landschapsschoon van meer en bosch het beste tot uiting doet komen. Hier leeft men als in een sprookje, hier moet men de Kalevala, het boek der Finsche legenden, lezen om het ten volle te waardeeren. Ons reisgezelschap bracht er een heerlijk rustigen Zondag door, en ging toen in den avond via Jyväskylä en Pieksamaki, dat stukje spoorweg, dat in den Vrijheidsoorlog ook alweer zoo'n belangrijke rol heeft gespeeld, naar Tammersfors, het groote Finsche industrieele centrum. Er was heel wat beweging op de stations van die lijn, want de Lappo's trokken dien avond op naar Helsingfors. En er was den volgenden avond heel wat beweging in Tammersfors, want midden in den nacht doch bij helder licht kwamen de Lappo-mannen terug om hun reis naar het Noorden voort te zetten. In Orivesi waren de Hollanders de gasten van de Volkshochschule daar, niet te verwarren met onze Volksuniversiteiten, omdat het hier betreft onderwijs, dat voor de landbouwende bevolking dient. Later op den weg werd het padvinderskamp van Kangasala bezocht, waar een 800-tal knapen de bezoekers enthousiast ontving. In den vroegen middag kwamen wij in het mooie, ruim uitgebouwde Tammersfors aan. In het fraaie hotel, dat de industrieelen er hebben gebouwd teneinde hun zakenvrienden uit den vreemde goed te kunnen ontvangen, was er een lunch. Daarna bezichtiging
| |
| |
van de stad, en daarna een heerlijke boottocht door de meren, die Tammersfors omgeven. Deze boottocht voerde ons voorbij de plek, waar ruim een jaar tevoren in het zicht van Tammersfors dat vreeselijke ongeluk plaats had met het schip, dat zooveel kinderen droeg. Vlak daartegenover is het eilandje, waarop zich het restaurant verheft, dat door de arbeiderspartij te Tammersfors wordt geëxploiteerd. Hier bood de Gemeenteraad van Tammersfors een uitnemend diner aan, en hier werden wij verwelkomd met muziek van een der arbeidersvereenigingen uit Tammersfors en naar het eiland vervoerd met een der bootjes, die bij de exploitatie van dit restaurant behooren. Ook alweer een echt Finsch diner, met zeer uitgebreide en echt smakelijke hors-d'oeuvre, eigenlijk reeds voldoende om den eetlust te bevredigen, wat hier inderdaad slechts als inleiding diende voor het wel uitgebreide menu, dat daarop volgde!
Welk een verschil tusschen Tammersfors en Abö, dat wij den dag daarop bezochten. Abö is de oorsprong van Finland; de oorsprong ook van den Zweedschen invloed, die zoolang over Finland heeft geheerscht. Nog immer is omtrent 10% der bevolking naar de taal Zweedsch geörienteerd, doch telken jare neemt de Zweedsche invloed af, blijkende bijv. uit het feit, dat de Gemeenteraden van Helsingfors en Abö van Zweedsch Finsch zijn geworden. Het regende, toen wij te Abö aankwamen, en de Voorzitter van den Gemeenteraad gaf er de voorkeur aan om, zonder zelfs door een parapluie gedekt te zijn, zijn welkomstwoord uit te spreken op dat gedeelte van het station, dat niet door een overkapping beschermd was, welk voorbeeld toen door onzen praeses, den heer Schokking, gelukkig wat korter, diende te worden nagevolgd. Wij reden daarop onder leiding van den Consul, den heer Grönblom, een der vooraanstaande kooplieden van deze stad, Abö door; wij bezichtigden den Dom, het kasteel, waarin het museum is gevestigd en verschillende andere gebouwen, terwijl wij in het buitenhuis van den Consul een uitnemenden lunch genoten. Naar het oordeel van den gastheer moesten wij ons hier behelpen, maar als men in een landhuis ruimte heeft om in de hall over de dertig gasten te herbergen, gaat het met dat behelpen nog wel! Des middags voeren wij naar het nabijgelegen kleine badplaatsje Naäntali, dat recht tegenover het buitenverblijf van den president is gelegen.
| |
| |
De President, de heer Relander, vertoefde nog te Helsingfors; besprekingen met het nieuwe ministerie waren nog noodig. Maar Mevrouw Relander, een gastvrije, mondaine jonge vrouw, ontving ons, liet ons de tuinen van het buitenverblijf zien en ging daarop met ons aan den overkant theedrinken. Typisch eenvoudig leeft hier het gezin van den President; tegelijk, dat onze boot zich losmaakte van den steiger om den overkant te bereiken, vertrok ook de zoon van den President in een klein motorbootje om zoo straks zijn moeder naar den overkant te kunnen terugbrengen.
Het werd een laat diner dien dag in Abö, waar over en weer hartelijke woorden werden gewisseld. Het was niet zoo heel erg, dat het laat werd, want wij bleven dien nacht aan het station staan en hadden den volgenden achtend ‘vrij’ om boodschappen te doen. Daarop vertrokken wij naar Hangö, de eenige ijsvrije haven, die Finland aan de Zuidkust heeft - heel hoog in het Noorden is Petsamo aan de Arctische zee vrij van ijs! - en bovendien een aardig badplaatsje. Vroeger kwamen hier de Russen in grooten getale; nu in dit jaar door de slechte economische verhoudingen in het bijzonder was het vrij stil. Hangö heeft een prachtig gemeentegebouw, met een groote gehoorzaal, die ons vol trots werd getoond. Maar Hangö heeft ook een inwoner, bekend verre buiten de grenzen van zijn vaderland, den Generaal Mannerheim, die in 1918 den Vrijheidsoorlog leidde. Hij woont er in een eenvoudige villa naast een even eenvoudig als schilderachtig restaurant. De villa is gelegen op een rots, ver uitstekende in zee en op die rots heeft de Generaal, die over veel vrijen tijd beschikt, een mooien tuin laten aanleggen. Vol trots toonde hij ons dezen tuin, toen hij ons, lange slanke figuur nog vol levenskracht, met hartelijke gastvrijheid tegemoet trad. Voor twee dagen was hij te Helsingfors het verafgode middenpunt der demonstreerende boeren uit het Noorden; nu was hij een eenvoudig, maar zorgvol gastheer. Uiteraard praatte men met hem over al het andere, doch niet over den politieken toestand, tenzij hij er, wat zoo nu en dan gebeurde, zelf over begon. Mannerheim is een figuur, die, ofschoon hij 60 jaren telt, nog in de kracht van zijn leven schijnt. Een figuur, voor wie het begrijpelijk is, dat groote populariteit van geheel Finland uitgaat. Een man ook, dien men het kan aanzien, dat hij een man is van de daad!
| |
| |
Van Hangö bracht de trein ons terug naar Helsingfors. Nog eens een kijkje op de meren en de bosschen, die de karakteristiek van Finland vormen. Een laatste praatje met den vriendelijken conducteur, die onze slaapwagens geleidde. Toen aankomst in het groote, door Saarinen zoo mooi gebouwde station van Helsingfors en toen gezellig afscheid van onze Finsche mede-geleiders in de hall van het Carlton Hotel, het nieuwste, maar ook bijkans het beste hotel van Helsingfors. Het echte afscheid kwam eerst den volgenden ochtend, toen om 10 uur de boot naar Talinn vertrok. Heel wat handen moesten worden gedrukt, heel wat wederzijdsche groeten gewisseld en heel wat beloften tot spoedige overkomst worden gegeven. Lang, lang nog terwijl wij reeds ver in de scheren van Helsingfors waren, wuifden ons de zakdoeken nog ten afscheid!
| |
II.
Van Helsingfors naar Reval of Tallinn, zooals de nieuwe hoofdstad van het nieuwe Estland herdoopt is, is een reis van slechts enkele uren met betrekkelijk kleine, maar goed ingerichte en zeevaste schepen. Heel lang, nadat wij Helsingfors hadden verlaten, zagen wij nog de silhouetten van de gebouwen der stad zich tegen den gezichtseinder afteekenen, en vrij geruimen tijd, voordat wij te Tallinn meerden, werd deze schilderachtig gelegen stad voor ons oog zichtbaar. Tallinn heeft nog veel van het Russisch karakter behouden; men ziet het in het innerlijk en het uiterlijk der stad. Het midden daarvan wordt gevormd door den vroegeren Burcht, waarheen van verschillende kanten steil opgaande straten naar boven voeren. De burcht is een samenstel van gebouwen; er is een ambtswoning voor den President van den Ministerraad, die tevens President van de Republiek is, en er zijn daarnevens ambtswoningen voor verschillende Ministers. De Minister van Buitenlandsche Zaken, de heer Lattik, ontving ons in een der vele Russische paleizen, die den nieuwen Staat ter beschikking staan. Het was een aangenaam, doch goed verzorgd diner, waarbij het ons trof, dat huishoudelijke zuinigheid, zonder ook maar in het minst schrielheid te worden, in dezen jongen, maar financieel niet sterken Staat uitnemend werd in acht ge- | |
| |
nomen. Tevoren hadden wij Tallinn bezichtigd; prachtige uitzichten heeft men hier en daar over de schilderachtig gebouwde stad; terzijde van het nauw ineengebouwde middengdeeelte, zijn er heel mooie pleinen en lanen, terwijl even buiten de stad zich het oude lustslot van de groote Catharina verheft, thans zomerwoning van den President der Republiek, die er ook werkelijk verblijf hield.
De gastvrijheid bleef ons verder in Estland vergezellen. Twee mooie slaapwagens waren te onzer beschikking gesteld, en des avonds laat, nadat wij onze officieele costuums met gewone reiscostuums hadden verwisseld, gingen wij, ook hier onder goed geleide, naar Narva. Onze Consul-Generaal, de heer Schultz, wien geen moeite te veel was, en de Chef van de Persafdeeling van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken, de heer Haman, vergezelden ons. Des morgens vroeg, bij aankomst te Narva, waren de dames en heeren bestuursleden van de daar gevestigde afdeeling van de Estlandsche Vereeniging voor den Volkenbond reeds bij hun gasten. Onder geleide van hun vice-Presidente, Frau Neumann, brachten zij ons eerst naar een overvloedig ontbijt; lieten ons vervolgens bij de groote textielfabrieken, die hier zijn, doch gedeeltelijk stil liggen, de prachtige stroomversnellingen bewonderen, en deden ons daarna de tegenover elkander liggende versterkingen van Zweedschen en Russischen oorsprong zien. Narva heeft in de geschiedenis van het voortdringende Rusland een belangrijke rol gespeeld; de Zweedsche Koningen kunnen er van meepraten. De vroegere Zweedsche vesting is thans kazerne, en vlak daarvoor stond den dag, dat wij er waren, een juist kort tevoren neergeschoten Russisch legeravion, die, in strijd met het verbod, boven de vesting had gekruist. Vanaf den hoogen toren, die bij deze kazerne behoort, hadden wij een prachtig uitzicht over het omliggende land. Narva behoorde tot het vroegere Gouvernement Petersburg; in ruim twee uren tijds bereikt men de voormalige Russische hoofdstad. Niet meer dan 10 K.M. van Narva ligt de Russische grens. Wij gingen er heen eerst langs den voormaligen landweg; voormalig, omdat deze van weerskanten thans met prikkeldraad en hekken is versperd, en zich slechts één keer heeft geopend, toen een der Zweedsche lucifers-magnaten den wensch te kennen gaf dien weg per auto te gaan. Daarna gingen wij de grens bezoeken aan den spoorweg, waar
| |
| |
een stevige dwarsbalk het onverwacht binnenkomen van gepantserde treinen verhindert. Bij het punt, dat de grens vormt, een in de Estlandsche kleuren geschilderd hek; daarachter het Russische wachthuisje met den jongen blonden bolsjewistischen soldaat op post. En daarachter de typische eerepoort, waarop in Russische letters de arbeiders van het Westen welkom worden geheeten! Meer dan een enkelen voet hebben wij bij voorkeur maar niet op Russischen bodem gezet!
Narva heeft, een uur varens daarvan gescheiden, een heerlijk strand, met een uitnemend ingericht Kurhaus. Daar brachten wij een deel van den middag door, het betreurend, dat wij des avonds reeds zoo vroeg moesten vertrekken. 's Avonds en 's nachts spoorden wij door het omvangrijke Estlandsche gebied, dat overal denzelfden vlakken indruk maakt van Nederland, doch uiteraard minder welvarend is dan ons land, naar Dorpat, om de aloude Universiteit te bezichtigen. Hier was Prof. Piip, een der voormalige Staatspresidenten van Estland, de Voorzitter van de Estlandsche Volkenbondsvereeniging, onze geleider. Dorpat heeft ook een ietwat Slavisch tintje; de Russische invloed van eeuwen achtereen is er nog duidelijk merbaar. Wij zagen er oude kerken en andere openbare gebouwen; wij bezochten er de Universiteit, wij deden er inkoopen van prachtig Estlandsch handwerk, en wij verlieten nog denzelfden avond het gastvrije Estland, dat ons zijn slaapwagens afstond tot Riga, de hoofdstad van Letland. Eigenaardig, bijkans op de grens tusschen Estland en Letland kan men bemerken, dat er verschil is in natuurlijken rijkdom van beide landen!
Dienzelfden avond nog waren wij in Riga. Wij hadden allen haidbagage bij ons, maar hoeveel, hebben wij nooit zoo duidelijk bemerkt als aan het station te Riga. Geheel een optocht van dragers formeerde zich om die bagage, alle van rood-wit-blauwe labels voorzien, naar buiten te dragen. Ook hier onze Hollandsche Consul-Generaal, de heer Hermarck, en de Consul, de heer Endel, op hun post en bereid ons in alles te helpen; ook hier de persafdeeling van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken, vertegenwoordigd door den heer Bilmans, en de bestuurders van de Letlandsche Volkenbondsvereeniging aanwezig. Aan hun geleide dankten wij het, dat wij in korten tijd de mooie en indrukwek- | |
| |
kende stad Riga bezochten; de ‘Livonische Schweiz’ konden waardeeren en den middag aangenaam konden doorbrengen aan het vermaarde Rigasche zeestrand, dat zich uren en uren achtereen uitstrekt, en waar de kleine badplaatsen zich als het ware aaneenrijen. Wij hebben op die manier van Letland een opwekkenden indruk meegenomen. Wij waren in den ‘Livonischen Schweiz’, in het mooi gelegen Sigulda, de gasten van de Persvereeniging, die er over een eigen gebouw in kasteelvorm beschikt, en wij hebben daar genoten van de heerlijke omgeving. Wij reden er heen langs een prachtigen weg, die ons eerst voerde langs het indrukwekkend grafmonument, dat Letland heeft opgericht ter eere van de strijders, die in den Vrijheidsoorlog zijn gevallen. Vlak daarbij liggen Letland's groote mannen begraven, en daar is ook het gedenkteeken voor den ongelukkigen Minister Myrowicz, die bij een auto-ongeluk om het leven kwam, en die er begraven is met zijn vrouw, die zich korten tijd na dit ongeluk zelf het leven benam. Ook hier in Letland alle denkbare hartelijkheid en gastvrijheid; ook hier alle mogelijke gelegenheid om met vooraanstaande personen van gedachten te wisselen; ook hier belangstelling voor de wederzijdsche landen en versterking van de vriendschappelijke banden.
Des morgens vroeg bracht de trein ons naar Kaunas. Overal droeg men aan de grenzen zorg voor een ongehinderd passeeren, hetgeen, gezien onze hoeveelheid bagage, een niet te onderschatten voordeel was. Te Kaunas, aan het station, dat kennelijk nieuw gebouwd is, ontvangst door onzen Consul-Generaal, den heer Tillmanns en de besturusleden van de Lithauensche Volkenbonds-ereeniging. Toen wij denzelfden middag onzen Consul-Generaal een bezoek brachten, bevonden wij ons in het huis, dat Hindenburg bewoond heeft na den opmarsch der Duitschers; in den tuin is nog het schildwachthuisje te zien, dat in dien tijd dienst deed, en de ronde tafel in den salon van den Consul is die, waaraan de Duitschers hebben beraadslaagd toen zij besloten om aan Lithauen een zekere zelfstandigheid te verleenen. Wij waren in Kaunas al spoedig de gasten van het Gemeentebestuur, dat ons eerst aan een thee vereenigde en ons daarna gelegenheid gaf om op de Njemen de mooie ligging van Kaunas te bewonderen. Kaunas is een stad, die een Oostelijke kleur heeft, maar men werkt hard
| |
| |
in Kaunas en in het verder Lithauen, en zoo goed als de stad reeds nu onherkenbaar is voor degenen, die haar in tien jaren niet bezochten, zoo goed zal zij over tien jaren opnieuw voor ons onherkenbaar zijn. Aan de Njemen is het lokaal van de Jachtclub, en daar brachten wij aan een gezelligen maaltijd den avond door; daar speechten wij over en weer te midden van de andere belangstellenden, die met aandacht toehoorden. Tevoren hadden wij de elken avond en ochtend terugkeerende plechtigheid bij de graven der in den Vrijheidsoorlog gevallenen medegemaakt; het vuur wordt des avonds aangestoken, des ochtends gedoofd en dit geschiedt met medewerking van oud-strijders, die uit den oorlog meegebrachte vlaggen dragen, en steeds ten aanschouwe van een groote menigte. Vlak daarbij is het zn. Nationaal museum met herinneringen aan den Vrijheidsoorlog van Lithauen, waarin natuurlijk Wilna en Memel een niet onbelangrijke rol spelen. Waar het maar even pas gaf om het ons te vertellen, ja, ook daar waar het geen pas gaf, werd ons bijgebracht, dat Wilna voor Lithauen een open vraagstuk blijft. Men doet dit wel wat al te duidelijk gevoelen, want in de gidsen, die ons tevoren werden toegezonden, werd Wilna met omgeving maar kalm in het Lithauensch grondgebied opgenomen, hetgeen voor den onervaren reiziger met het oog op pas- en andere formaliteiten reeds dadelijk allerlei onaangenaamheden met zich kan brengen.
Wij hadden den volgenden ochtend gelegenheid den Minister van Buitenlandsche Zaken te ontmoeten, en eveneens om de omstreken van Kaunas te zien. Daar is een klooster, dat achtereenvolgens door Russen en Duitschers is ‘bezet’, gelijk het in Letland en Estland eveneens is geschied, terwijl ook de sporen van de bekende troepen van Bermont, die op instigatie van de Baltische baronnen maar niet wilden weggaan, nog duidelijk merkbaar zijn. Wij hadden ook gelegenheid de plek te zien, waar Napoleon den opmarsch van zijn geducht leger naar Rusland heeft gadegeslagen, en het huis, waarin hij gewoond heeft. Toen volgde al spoedig ons vertrek, ditmaal naar Koningsbergen. Daar hielden wij verblijf in het nieuw ingerichte Hospize, het Noordbahnhof hotel, vlak bij het station van dien naam, een hotel, dat van harte kan worden aanbevolen aan ieder, die in Koningsbergen voor korter of langer tijd verblijf houdt. Wij waren dien eersten avond
| |
| |
de gasten van het Gemeentebestuur. Dit bood ons een bieravond aan, en tegelijkertijd hadden wij gelegenheid om een mooie Oost-Pruisen film te zien, en een korte voordracht aan te hooren van Oberbürgemeister Lohmeyer, die ons de economische positie, waarin Oost-Pruisen verkeert na het Verdrag van Versailles, uiteenzette. Een voordracht, die uitblonk door de beheerschtheid, welke de Oberbürgemeister aan den dag legde, al deed hij niet duidelijk uitkomen, dat Oost-Pruisen door het Verdrag van Versailles is teruggeekeerd in den toestand, waarin het eeuwen achtereen verkeerde, en al noemde hij niet de cijfers van het handelsverkeer van Oost-Pruisen met het verder Pruisen en Duitschland, die de cijfers van vóór den oorlog aanmerkelijk overtreffen.
De dag in Koningsbergen was voor een deel aan Kant gewijd. De door hem nagelaten reliquien hadden de bijzondere aandacht van ons reisgezelschap; aan den voet van zijn standbeeld nabij de oude Universiteit legden wij een krans. Tevoren had, in de Bibliotheek van den Dom, een der Professoren ons een korte voordracht over Kant gehouden, welke het in beheerschtheid zeker niet van die van den Oberbürgemeister won. Neen, zelfs bij Kant liet men het Tractaat van Versailles niet rusten! Wij bezochten het verder Koningsbergen, dat een moderne riante stad is geworden, waarin het oude gedeelte een aanmerkelijk bijkomstige plaats inneemt. De Regeeringspresident leidde ons zelf in het prachtige slot, dat de voormalige Kroonprins nog tijdelijk bewoond heeft, rond. En bood ons daarna in het zn. Blutgericht, eigenlijk met den Ratskeller te vergelijken, een uitstekenden lunch aan. De stemming liet zoo weinig te wenschen over, dat wij op den rit naar de Koningsberger kust, die daarop volgde, nauwelijks bemerkten, dat het regende. Het was voor onzen Nederlandschen Consul, den heer Porr, die zich zooveel moeite voor ons bezoek had gegeven, wat jammer, dat dit nummer van het programma dreigde te mislukken, maar gelukkig, het was droog toen wij aan de kust kwamen, wij hebben de eigenaardige kustformatie met rotsen, die stijl in zee neerdalen, nog tenvolle kunnen bewonderen. En toen ging het weer verder, nu naar onze laatste plaats, naar het vermaarde Danzig. Een klein deel van het reisgezelschap scheidde zich af, en in den Speisewagen, die ons tusschen Konings- | |
| |
bergen en Marienburg ten dienste stond, moesten wij, ondanks de aanwezigheid van anderen, wel officieel afscheid nemen en enkelen van ons eens hartelijk laten leven! Of de medebezoekers van den Speisewagen den indruk zullen hebben gekregen, dat wij Hollanders zoo altijd zonder enthousiasme zijn?
Des ochtends vroeg, na den nacht in Marienburg te hebben doorgebracht, komen wij te Danzig aan, en onder geleide van onze vrienden van de Danziger Völkerbundliga bezichtigden wij deze heerlijk mooie stad. Wat een overeenkomst niet met Vlaamsche, ja eigenlijk Hollandsche steden; wat een weelde niet van oud-Hollandschen bouwstijl. Wat hebben wij niet gaarne getoefd in de Frauengasse en andere mooie straten van Danzig; in zijn prachtige kerken; in dat zoo goed behouden patriciërshuis in de Langegasse, een voorbeeld hoe men vroeger in Danzig woonde en leefde. Per boot gingen wij geheel de Weichselhaven door, en daarna naar Zoppot, waar onze Hollandsche consul, de heer Drewitz, ons een lunch aanbood. Des middags bezochten wij Zoppot, waar het onder stortregen bloemencorso was, en tevens het terrein, waar een week later de openluchtuitvoeringen van de ‘Freischütz’ zouden beginnen. Wij zagen ook het oude Oliva, waar de Bisschop van het nieuwe Danziger gebied, de eenige Bisschop die rechtstreeks onder den Paus staat, zetelt. En wij waren in Danzig de gasten van den Senaat, die ons in den Ratskeller vereenigde, en van den gastvrijen President der Danziger Liga, den heer Neumann. Er zijn ook in Danzig vriendelijke woorden over en weer gewisseld, al bleef ondanks dat alles ons de indruk bij, dat het Danziger vraagstuk nu niet bepaald op den weg der oplossing is. Het feit, dat Polen zijn nieuwe haven in Gdynia in de onmiddellijke nabijheid van Danzig gereed heeft, drukt zwaar op Danzig. Dat de spoed, die met deze haven is gemaakt, gedeeltelijk te schrijven valt op rekening van den Danziger tegenstand, dien Polen in de eerste jaren in Danzig ondervond, wordt slechts ten deele erkend. Het zou ook niet zoo heel veel helpen, want het Danziger vraagstuk, dat toch al ingewikkeld was, wordt er niet minder ingewikkeld door. De tijd kan hier wellicht verzachting brengen, al zal dan meer objectiviteit worden vereischt dan thans aan den dag wordt
gelegd.
Toen wij, de reis naar Finland aanvaardende, voor de vraag
| |
| |
stonden hoe wij de terugreis zouden nemen, scheen het aanvankelijk aangewezen om via Zweden en Denemarken terug te reizen. Dit te meer, omdat in Stockholm een tentoonstelling was te zien, die allerwege geroemd wordt. Wij hebben ons toen echter voor oogen gesteld, dat Zweden en Denemarken landen zijn, die door Nederlanders in den regel zijn of worden bezocht. Een gelegenheid om de Baltische Staten, waarvan wij zooveel gehoord hebben en zoo weinig weten, te zien, doet zich daarentegen niet elken dag voor. Geen onzer, die dezen thuisweg heeft betreurd. Eén ding hebben wij allen ervaren: dat wij ondanks de wijze, waarop wij getracht hadden ons tevoren in de Baltische vraagstukken eenigszins in te werken, nog nauwelijks het begin ervan wisten en weten. Er leeft daar in de Baltische Staten veel, dat tenvolle de moeite waard is om gekend te worden door de volken van het westen van Europa. En er is daar een wacht tegen Communisme, die reeds in de praktijk bewezen heeft van groote waarde te zijn, en die het ook in de toekomst zal blijven.
|
|