| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
De Fransche schrijfster Colette in haar leven en werk
(Vervolg van blz. 758.)
Les vrilles de la vigne.
Nadat het huwelijkspaar Colette-Willy uiteen was gegaan, gaf Colette een bundel korte verhalen in het licht, dien zij: Les vrilles de la vigne noemde; (welke bundel vele malen is herdrukt en o.a. óok verscheen in de editie Le livre moderne illustré bij Ferenczi et fils te Parijs, met zeer mooie en toepasselijke houtsneden van Clément Serveau.)
Het eerste verhaal, dat aan het boek den titel heeft gegeven, is een soort van allegorie, waarin Colette, naar mij dunkt, de gevoelens heeft beschreven, waardoor het haar onmogelijk was, haar huwelijk voort te laten bestaan.
Zij vertelt, dat de nachtegaal vroeger, evenmin als andere vogels, zong des nachts. Doch eenmaal had de nachtegaal zich te slapen gezet op een wilden wingerd, waarvan de taaie krulletjes, die ieder kent, zich dien nacht zóo sterk ontwikkelden, dat de vogel er geheel door ingewikkeld werd.
....Les vrilles de la vigne poussèrent si drues cette nuit-là, que le rossignol s'éveilla ligoté, les pattes empêtrées de liens fourchus, les ailes impuissantes....
Met de uiterste moeite bevrijdde hij zich, en zwoer een duren eed, dat hij in de lente niet meer zou gaan slapen, zoolang de vrilles de la vigne pousseraient. En om zich wakker te houden, zong hij den heelen nacht:
Tant que la vigne pousse, pousse, pousse,
Tant que la vigne pousse, pousse, pousse....
| |
| |
En na dit sprookje verteld te hebben, - waarschijnlijk een overlevering van haar ‘pays’, zegt Colette opeens met groote bitterheid:
Cassantes, tenaces, les vrilles d'une vigne amère m'avaient lieé, tandis que dans mon printemps je dormais d'un somme heureux et sans défiance. Mais j'ai rompu d'un sursaut effrayé, tous ces fils tors, qui déjà tenaient à ma chair, et j'ai fui....
En, gaat zij voort:
Pour me défendre de retomber dans l'heureux sommeil, dans le printemps menteur où fleurit la vigne crochue, j'écoute le son de ma voix.... Parfois, je crie fiévreusement ce qu'on a coutume de taire, ce qui se chuchote très bas....
Om wakker te blijven, verheft zij haar stem, en zij zou willen: dire, dire, dire tout ce que je sais, tout ce que je pense, tout ce que je devine, tout ce qui m'enchante et me blesse et m'étonne.... En zij vergelijkt haar veelsprekendheid met de volubilité de l'enfant, qui parle haut pour se rassurer et s'étourdir.
En zij eindigt:
Je ne connais plus le somme heureux, mais je ne crains plus les vrilles de la vigne....
Is dit niet een fijne, geresigneerde levensallegorie? En mogen we hierin niet het beeld van Colette's bestaan-zelve zien, dat zij op zoo dichterlijke wijze voor ons heeft geplasticeerd?....
Een mooie, rijke verzameling is Les vrilles de la vigne, die Colette's talent op de meest verschillende wijzen toont, zooals een steen, in facetten geslepen, ons telkens een anderen lichtgloed en kleur doet zien.
Al meermalen heb ik het gezegd, hoe diep Colette de natuur aanvoelt, en hoe onnavolgbaar zij haar gevoelens weet uit te beelden. In dezen bundel zijn het Nuit blanche, Jour gris, Dernier feu, waarin wij onweerstaanbaar worden geboeid, door haar visies en haar schilderingen, en men begrijpt, hoe intens wáár het is, als zij haar sensatie van de natuur op deze wijze beschrijft, - dat zij, na een dag buiten te hebben doorgebracht, is:
.... toute ivre d'un plaisir sans nom parmi les hommes, le plaisir ingénu des bêtes, heureuses dans le printemps....
‘Dronken van een pleizier, dat de menschen niet kennen... het argelooze pleizier van het dier, dat zich verheugt in de lente....’
| |
| |
Is het niet goed gezegd? En is het niet de wáárheid, dat de mensch, over het algemeen, dit argelooze pleizier niet kent? Wie is er in den tegenwoordigen tijd nog, die genoeg heeft aan zonneschijn en zoele lucht, aan mollig water en 't malsche gras? Het was William Long, de kenner en voeler van dier en natuur, die ons vertelde, dat, zoodra een dier, een hevig gevaar is ontkomen, hij onmiddellijk weer terugkeert tot zijn gerusten, zorgeloozen staat. Een hert bijvoorbeeld, lang door de honden nagejaagd, zwemt een stroom over, weet, dat hij veilig is, en.... begint oogenblikkelijik te grazen. Hoe kan zoo iets bestaan? vraagt de mensch zich af? En het antwooord is, dunkt mij, dit: omdat het dier in het oogenblik leeft, en geen herinneringssmart en geen toekomstvrees kent.
Er is bijna geen enkel mensch, die argeloos gelukkig is, - laten wij nog verder gaan, en zeggen: die argeloos gelukkig durft zijn. Gesteld, op een zeker moment, zijn uiterlijke en innerlijke omstandigheden geheel naar wensch. Is de mensch nu rustig en tevreden, is hij voldaan met het goede oogenblik, waarin hij leeft? Welneen, welneen, bijna nooit. Hij zegt: Zeker, nú zijn de dingen goed, maar wat heb ik al niet dóórgemaakt! Ik heb dit verlies geleden en die teleurstelling ondergaan; ik heb smaad ondervonden, en moetie, nood en gebrek zijn mijn deel geweest. En wie zegt me, hoelang ik mijn geluk houden mag? Wie weet, wat me in de toekomst wacht!....
Zóó spreekt de mensch, en verbittert zich het heden, doordat hij zich niet losmaken kan van zijn verleden, en altijd in angst voor de toekomst te beven zit. Het dier echter geeft zich over aan het oogenblik, en is door zijn gelukkige beperktheid, bevoorrecht boven den armen, zieligen, piekerenden mensch. En ook Colette voelt zich bevoorrecht, omdat zij op sommige oogenblikken kan wezen: ivre d'un plaisir, le plaisir ingénu des bêtes....
De liefde voor haar ‘pays’, waar zij één was met de natuur, is Colette altijd bijgebleven. ‘Le parfum des bois de mon pays égale la fraise et la rose!’ Als je dáar bent, zegt zij, dan ruik je de rijpheid van vruchten, ‘fruits insaissisables’, maar waarvan je den welriekenden geur inademt bij elken stap.
O, zegt zij, die bosschen van mijn land.... ‘C'est une forêt ancienne, oubliée des hommes et toute pareille au paradis....’
| |
| |
‘Si tu suivais, dans mon pays, un petit chemin que je connais, jaune, et bordé de digitales d'un rose brûlant, tu croirais gravir le sentier enchanté qui mène hors de la vie.... Le chant bondissant de frelons fourrés de velours t'y entraine et bat à tes oreilles comme le sang même de ton coeur, jusqu'à la forêt, làhaut, où finit le monde’....
Zij ziet zichzelve als kind, als zij in de bosschen naar de wilde bloemen zoekt, naar de: primèveres de Paques, les jeannettes jaunes au coeur safrané, et les violettes, les violettes, les violettes.... Je revois une enfant silencieuse que le printemps enchantait déja d'un bonheur sauvage, d'une mystérieuse joie.... Een kind, dat zich gevangen voelde op school, en gráag al haar kleine bezittingen ruilde voor de premiers bouquets de violettes des bois, rapportés par les petites bergères des fermes environnantes.... O, violettes de mon enfance!.... violettes blanches et violettes bleues, et violettes d'un blanc-bleu, veiné de nacre mauve.... O, violettes de mon enfance!....
Ja, ook ik ken het geluk der eerste viooltjes.... Ik herinner mij, hoe ik, als heel klein meisje, in het park van Huize ter Meer, waar ik mijn heerlijke kindsheid doorbracht, in het koele gras zocht naar de Maartsche lenteboden, of, verder in de boschlanen, naar de frêle witte anemonen, aan den rand licht aangeroosd.... de bekoorlijke, fijne, ronde kelkjes, door Walter Crane frail windflowers genoemd, of naar de lelietjes van dalen, die Colette óók al weer zoo fascineerend beschrijft:
....entre deux valves de feuilles, allongées en coquilles de moules, mystérieusement s'arrondissent ses perles d'un orient vert, d'où coulera l'odeur souveraine....
O, Colette heeft gelijk. De herinnering aan onze jeugdjaren, in den tijd, dat wij nog waren als het argelooze dier, kunnen wij nooit vergeten.
Maar wie heeft ooit zóo bekorend en suggestief de natuur in woord gebracht als zij?.... Wel, in Holland wordt Colette hierin op zij gestreefd door onze eminente dichteres Hélène Swarth, die eveneens de natuur ziet en schildert als een ras-artieste, èn als een diep-gevoelige vrouw.
Wij weten, hoezeer het Colette mogelijk is zich te verplaatsen in de sentimenten, opvattingen en gewaarwordingen van het dier.
| |
| |
Lees eens Nonoche, - het binnenleven van een poes, die, een tijdlang niets dan moeder geweest zijnde voor haar, eigenlijk reeds te groot wordend jong, bij den verren roep van een mannelijken geliefde opeens weer den hartstocht der grande amoureuse in zich voelt wakker worden.... En lees vooràl de nieuwe Dialogues de bêtes, die in dezen bundel zijn opgenomen, weder samenspraken tusschen hond en kat, waarin de karakters meesterlijk zijn volgehouden, en waarin wij veel vernemen over Elle. (Colette.)
Zooals men weet, is, na haar scheiding, Colette opgetreden in musichall en theater, waar zij heeft gedanst, geacteerd, en pantomime gespeeld. Zij heeft daarover waarschijnlijk wel eens het een en ander moeten hooren, maar: Je veux faire ce que je veux! roept zij sterk en hoogmoedig uit, en Toby Chien hoort haar aldus:
‘Je veux jouer la pantomime, même la comédie. Je veux danser nue, si le maillot me gêne et humilie ma plastique. Je veux me retirer dans une île, s'il me plaît, ou fréquenter la société.... Je veux écrire des livres tristes et chastes, où il n'y aura que des paysages, des fleurs, du chagrin, de la fierté, et la candeur des animaux charmants qui s'effraient de l'homme.... Je veux sourire à tous les visages aimables, et m'écarter des gens laids.... Je veux chérir qui m'aime et lui donner tout ce qui est à moi dans le monde.... Je veux.... je veux!.... Je veux danser pour le seul plaiser de danser, d'accorder mes gestes au rhythme de la musique, de virer, brûlée de lumière, aveuglée comme une mouche dans un rayon.... Je danserai, j'inventerai de belles danses lentes où le voile parfois me couvrira, parfois m'environnera comme une spirale de fumée, parfois se tendra derrière ma course comme la toile d'une barque...... Je serai la statue, le vase animé, la bête bondissante, l'arbre balancé, l'ésclave ivre....
Wie zegt, dat ik mij verlaag, door op te treden in het publiek? vraagt zij verontwaardigd. Je ne me suis jamais sentie plus digne de moi-même!....
Er zijn uit dien tijd photografieën van Colette, die haar toonen in plastische standen, gedrapeerd in wijde, witte gewaden, waarin zij, met de onvergelijkelijke gratie van haar prachtig lichaam en haar wel-geëvenredigde gebaren, er werkelijk uitziet als een ‘statue’, als een ‘vase animé’, als een ‘arbre balancé’....
| |
| |
En even hooren wij nog, hoe zij vertelt, dat ‘Lui’ werd omringd door zich aan hem opdringende vrouwen, aan wie hij geen weerstand bieden kon, vrouwen, die háár haatten en kwaad van haar spraken, en ‘toutes elles souhaitaient ma mort’.... terwijl zij tegen Hem beweerden ‘la vraie Claudine’ te zijn.... totdat Zij, gekrenkt en diep beleedigd heeft uitgeroepen: adieu! adieu à tout! Je Le leur laisse!....
Maar denk daarom nu niet, zegt zij, dat mijn leven ledig en ‘inutile’ zou zijn. Ik heb alles lief wat mooi is, en wàt ik liefheb vermooi ik nog door mijn gedachten. En als ik liefheb, het schoone wat ik ontwaar, dan is dat voor mij, wat ik noem: le frôlement du bonheur. Frisson mystérieux.... angoisse légère que je cherche et qui m'atteint devant un cher paysage argenté de brouillard, devant un ciel où fleurit l'aube, sous le bois où l'automne souffle une haleine mûre et musqueé.... Tristesse voluptueuse des fins de jour, bondissement sans cause, d'un coeur plus mobile que celui du chevreuil, tu es le frôlement même du bonheur, toi qui gis au sein des heures les plus pleines.... Et on oserait dire ma vie inutile et vide....?!
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
|
|