tol om zichzelve heen, in een argeloos egoïsme. Is het niet te begrijpen, dat een dergelijk schepseltje er toe komt, buitenshuis te gaan zoeken, wat zij thuis niet vinden kan?.... Dus: zij neemt een minnaar, een tweede, een derde.... Helaas! het is bij allen hetzelfde als bij Antoine....
Haar desillusie is zóó groot, dat zij haar derden minnaar, den jongen, haast nog kinderlijken baron Couderc, erom gaat haten. Zij zou zich hartstochtelijk op hem willen wreken, omdat hij haar het geluk, dat elke vrouw bezit, niet heeft kunnen geven. De arme jongen daarentegen heeft een waarachtige, ernstige liefde voor haar, en lijdt onuitsprekelijk onder haar uitgesproken haat. Doch Minne zou Minne niet zijn, de Minne uit het eerste deel, die zich visioenen schiep van moord en bloed, als zij er niet eenige voldoening in vond, den jongen man te kwellen op alle mogelijke wijzen.
Hij volgt haar overal, met zijn tragisch, kwijnend gezicht, en in een prettigen thrill verwacht zij ieder oogenblik een messteek of een revolverschot. Zij paradeert voor hem in het Palais de glace, waar zij voor zijn oogen heen en weder zwiert in een extatische vertige. Dan komt zij op het idee, om Henry Maugis om raad te gaan vragen (bekend uit vorige boeken, en die vrijwel identiek is met Henri Gauthier-Villars, geidealiseerd in Claudine's Renaud).
Maugis is zoo vaderlijk-teeder, hij toont zich zoo fijngevoelig van begrip, en zoo heelemaal geen bruut, dat Minne er toe komt, hem te biechten wat er in haar leven ontbreekt. En zij vraagt, terwijl hij haar als een kind in zijn armen houdt, of hij niet probeeren wil, haar het geluk der liefde te geven?.... Doch, Maugis, in een opwelling van eerlijke genegenheid, antwoordt: Jamais!
Nooit! zegt hij, want ik, de man van middelbare jaren, die niet knap ben, niet lief, niet zacht, die met een vrouw nooit eenige consideratie heb gebruikt, zou alleen een nieuwe teleurstelling voegen bij degene, die je al ondervonden hebt.... Wacht, zegt hij, je bent nog zoo jong. Wie weet, of het wonder niet nog eenmaal in je leven komt. En ondertusschen: zoek afleiding; uitgaan, reizen, menschen zien, liefdadigheid, kunst, literatuur....
Een beetje getroost, hoe dan ook, verlaat Minne zijn huis....