De Nieuwe Gids. Jaargang 46(1931)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 691] [p. 691] Kinderen door Hélène Swarth. I. Zomeravond. Het mollig blondje, blank in zwart fluweel, Vervroolijkt door een lint papaverrood, Zat, zwijgend, kalm te droomen op mijn schoot. De lucht doorvloeide aroom van rozen geel. Mijn lippen streelden hals en knietje bloot - En, kirrend lief, met vogeltjesgekweel, Zijn bloemfrisch mondje, als voor mijn zomerdeel, Mij zoet den honing van zijn zoentjes bood. Dien avond, blauw als een vergeetmijniet, Hervond ik, bloeiend tusschen lied en lied Van mijn verledenboek, stil kindje, warm En veilig op ons roze-ombloeid balkon, Zoo moederteêr gekoesterd in mijn arm - Nu op uw graf schijnt bloedrood de avondzon. [pagina 692] [p. 692] II. Ontmoeting. Ik zag een kind - en voelde hoe daar spon Mijn ziel van mij tot haar een stralenbrug. Beschroomd, van verre, gaf ze éen blik terug. Gelijk een roze ontplooit, gestreeld door zon, Haar knop, bekneld in windslen, blijde en vlug, Haar mondje ontlook en, tot mijn liefdebron Gedreven, snel, aleer zij zich bezon, Lei ze in mijn hand haar handje - Streng en stug Riep Juf, vermanend: - ‘Geef je een vreemde een hand?’ Zij boog het kopje en sprak geen enkel woord - Verscheurd, de teedre pasgeweven band, De stralenbrug etherisch, ruw verstoord. Hoe doemt uw beeldje op uit Verledenland, Bleek ernstig kind, wier stem 'k heb nooit gehoord? [pagina 693] [p. 693] III. Hemelheimwee. Waarom zij de armen strekt naar hooge boomen En hemelblauw met heimwee haar vervult, Het zieklijk kind, dat lijdt met stil geduld, Weet zelve 't niet - Waarom doen herfstaromen Zoo droef haar aan? Als neevl of regen hult In grauw de velden, wáarom moet zij droomen Van 't Zalig Land, waar winter nooit zal komen? Als Moeder weent waarom bezwaart haar schuld? Droef, veegt ze een traan weg, streelt de bleeke wangen Van Moeder zoet, die 't kind niet wil verstaan, Die 't kind niet lóslaat - Mág zij wel verlangen Van lieve Moeder zóo ver heen te gaan? Doch roept een stem - En 't zieltje, in 't lijf gevangen, Gekooide vogel, voelt ze al vleugelslaan. Vorige Volgende