| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
De Fransche schrijfster Colette in haar leven en werk
(Vervolg van blz. 100, 2e helft van den jaargang.)
Claudine s'en va.
In de serie der Claudine's zijn er twee dingen, die op vreemde wijze opvallen.
Het eerste signaleerde ik reeds: namelijk dat in de jeugd van ‘Claudine’ de moeder geheel is geëlimineerd. Terwijl later, in verschillende van Colette's boeken blijkt, dat de moeder een groote, zeer groote rol in haar kinderleven heeft gespeeld, eigenlijk veel meer dan de vader.
De moeder stond in haar gezin op het eerste plan. De vader vergenoegde zich gaarne met de tweede plaats. Maar, zooals ik al zei, in haar boeken La maison de Claudine en Sido, (welke ik later behandelen zal) heeft Colette haar moeder volkomen recht gedaan.
Het tweede vreemde ding is echter het volgende:
In de Claudine's treedt hier en daar een personage op, dat met den naam ‘Maugis’ wordt aangeduid, en die ons wordt voorgesteld als een walgelijk wezen. Geen woorden zijn sterk genoeg, om den afschuw, welken hij wekt, te uiten. ‘Ignoble individu’, is nog een der zachtste expressies. Deze Maugis is een aartsdronkaard, een alleronzedelijkst sujet, die nooit anders dan dubbelzinnige taal uitslaat, met onverdragelijke woordspelingen; die de anderen uit het gezelschap, waarin hij is, schaamteloos beleedigt, en die ons, in één woord, den indruk geeft van een plat, onscrupuleus, minderwaardig individu.
| |
| |
Maar.... volgens verschillende boeken van Willy, die geïllustreerd zijn, ‘d'après nature’, mogen, moeten wij Maugis identificeeren met.... Willy-zelf, dat is te zeggen met Gauthier-Villars, dat is te zeggen met den echtgenoot van Claudine, dat is te zeggen met.... Renaud. Renaud, ‘mon beau, mon grand’, die alle qualiteiten bezit, om een karakter als dat van Claudine onverbrekelijk te boeien; Renaud, die in dit vierde boek der serie, haar, die er de hoofdpersoon van is, Annie Samzun, bitter-droeve vergelijkingen doet maken tusschen Claudine's Renaud en haar eigen man.
Dit is een zonderling enigma. Renaud en Maugis één en dezelfde, en toch zoo tegenovergesteld aan elkaar als zwart en wit!
Is de ideale Renaud een creatie van Colette, die natuurlijk het beste wist, welk soort van echtgenoot uitstekend zou passen bij haar natuur? Welke creatie dan toch, dunkt mij, wel eenige trekken gemeen moet hebben gehad met den levenden mensch Gauthier-Villars!
En is de akelige ‘verloopen en verzopen’ Maugis een al te onomwonden zelfbeschrijving van ‘Willy’, die zich in geen enkel opzicht heeft gespaard, en zich eer erger heeft gemaakt dan beter voorgedaan?
In de door hen samen geschreven boeken zal het natuurlijk niet Colette zijn geweest, die haar man op dusdanige afschuwelijke wijze introduceerde bij het publiek; maar... zij liet het dan toch toe, dat Willy-zelf het deed. Hoe is dat te begrijpen?....
Het is vrijwel menschelijk onmogelijk, - tenminste, zoo lijkt het mij, - om tezamen vier boeken te schrijven, waarin Claudine's echtgenoot als werkelijk bemirmenswaard wordt geteekend, terwijl hij in waarheid niet anders zou zijn geweest dan een.... Maugis.
De kwestie frappeert in Claudine s'en va, méér dan in de vorige boeken, omdat hierin Maugis een pooslang persoonlijk optreedt, in al zijn grofheid, ja, bijna misselijke ploertigheid van taal en gedrag.
Claudine s'en va.
Als boek beschouwd, is dit deel bizonder geslaagd.
Het geeft een uiterst fijne en gevoelige karakteristiek van een
| |
| |
jong getrouwd vrouwtje, wier man haar eenigen tijd moet verlaten voor een lange zakenreis, en dat zich, gedurende zijn afwezigheid, op snelle, doch zeer natuurlijke wijze ontwikkelt.
De ‘ik’ in dit deel is niet langer Claudine, maar, voor de afwisseling is het nu een andere, die als ‘ik’ het verhaal vertelt, en die ons Claudine nu óók eens toont, ‘zooals anderen haar zien.’ Een zeer gelukkig procédé, dat voor dit vierde deel weer nieuwe belangstelling wekt.
Annie Lajarisse is een, innerlijk sterk levend, uiterst sensitief persoontje, dat uiterlijk zeer bedeesd en bescheiden is, en als een zwakke plant zich gaarne áánleunt tegen een sterken stam. Reeds toen zij nog kinderen waren, was het de zelfbewuste, blanke, blonde-en-rose, gezond-krachtige Alain, die de donkere, kleine, frêle, onderworpen Annie volkomen domineerde. Hij sprak en zij gehoorzaamde. Hij commandeerde, en zij dacht er niet aan zich te verzetten. Hij was haar heer en gebieder, zij zijn petite esclave. Zij bewonderde hem om zijn blonde, robuste mannelijkheid, waardoor zij onbewust-zinnelijk werd aangetrokken en zij onderwierp zich onvoorwaardelijk aan zijn wenschen en inzichten.
Toen zij getrouwd waren bleef zij hem onderworpen. Hij decreteerde en zij schikte zich, zonder een woord, zelfs zonder een gedachte van protest. Alain koos een woning en meubileerde die naar zijn smaak. Hij richtte hun leven in volgens zijn verlangen; conventioneele orde en regelmaat heerschten in hun huis: hij zocht de vrienden en kennissen voor hun omgang uit; hij heerschte in hun huwelijk als een ‘Doorluchtigheidje’, en Annie was zijn eerste en trouwste onderdane.
Zonder na te denken over hun verhouding voegt het vrouwtje er zich in. Zij is het zóó gewoon, hem over haar te laten regeeren, dat zij den toestand als de meest natuurlijke ter wereld aanvaardt.
Maar, zie, een erfeniskwestie noodzaakt hem, zich naar Zuid-Amerika te begeven, en Annie blijft alleen, echter niet zonder dat Alain haar een gedragslijn heeft nagelaten, waaraan zij zich te houden heeft.
Die gedragslijn is leuk om te lezen, daar zij zoo verbazend ‘echt’ is, gegeven het karakter van Alain. Hij noemt zijn ordonnanties Emploi du temps, en geeft zijn bevelen voor de maand Juni aldus:
| |
| |
Visites chez madame X., madame Z. et madame T. (important).
Une seule visite chez Renaud et Claudine, ménage réellement trop fantaisiste pour une jeune femme dont le mari voyage au loin.
Faire payer la facture du tapissier pour les grandes bergères du salon et le lit canné. Ne pas marchander, car le tapissier fournit nos amis G. et pourrait clabauder.
Commander les costumes d'été d'Annie. Pas trop de ‘genre tailleur’; des robes claires et simples. Que ma chère Annie ne s'entête pas à croire que le rouge ou l'orange vif lui éclairassent le teint.
Vérifier les livres des domestiques chaque samedi matin. Que Jules n'oublie pas de dépendre la verdure de mon fumoir, et qu'il la roule sous poivre et tabac. C'est un assez bon garçon, mais mou, et il fera son service avec négligence, si Annie n'y veille elle-même.
Annie sortira à pied dans les avenues, et ne lira pas trop de falaises, pas trop de romans naturalistes et autres.
Prévenir à l'Urbaine que nous donnons congé le 1er juillet. Prendre la victoria à la journée pendant les cinq jours qui précéderont le départ pour Arriège.
Ma chère Annie me fera beaucoup de plaisir en consultant souvent ma soeur Marthe et en sortant souvent avec elle. Marthe a un grand bon sens et même du sens pratique sous des dehors un peu libres.
Hij heeft overal aangedacht! peinst Annie verbaasd. Maar zij constateert, dat het immers altijd zóó is geweest? Als zij in het begin van hun huwelijk nog wel eens iets in het midden wou brengen, was het altijd: Laat mij maar begaan, Annie. Ik weet wel hoe 't moet. Laat 't gerust aan mij over. Ik zeg je, zooals 't is, en daar kan je je aan houden. Och neen, Annie, wat weet jij daar nu van!....
Neen, ik weet niets, ik kan niets, denkt Annie. 't Eenige, wat me mogelijk is, is.... gehoorzamen. Mijn hoofd, dat zoo gemakkelijk buigt, mijn rug, die zich zoo als vanzelve bukt, mijn oogen, die zich zoo snel nederslaan, mijn mond, die altijd maar
| |
| |
‘ja’ antwoordt, heel mijn natuur heeft me voorbestemd om een kleine slavin te zijn....
Het gevolg is dan ook, dat Annie na Alain's vertrek zich vreemd gedesoeuvreerd gevoelt, - zoo ongeveer als een wilde wingerd, die los gemaakt zou zijn van den stevigen muur, waaraan zij zich zoo veilig had vast-geklampt.
Haar uren zijn leeg, zij weet niet, waar zij heen moet met haar tijd.... zij wappert, als de, geen steun meer vindende ranken van den wilden wingerd, losjes heen en weer op den wind, en zij klaagt:
Que faire? Ce fardeau de vivre seule m'accable....
Zij ontvangt bezoek van haar schoonzuster Marthe; deze krijgt toevallig een portret van haar broer in het oog, barst in lachen uit, en zegt: 't Is idioot, zooveel als hij op een haan gelijkt!
Annie is stom van schrik en verontwaardiging. Zij beziet eveneens de foto, en.... moet Marthe gelijk geven. Helaas, helaas, Alain lijkt op een haan, ‘à un coq roux, vernissé, crête, ergoté....’
Wanhopig breekt zij uit in tranen. Alsof zij zich bewust ware, dat deze ontdekking het begin is van het eind!
Het einde, dat langzaam, langzaam, maar onafwendbaar naderende is....
Wij krijgen een beeld van Annie, hoe zij zich gevoelt en gedraagt op een jour van Marthe. We maken àl het lijden mee, dat een gevoelig, veel te verlegen schepseltje ondergaat in een grooten kring van gezelschapsmenschen.
Zij ontmoet er ook Claudine; zij herinnert zich Alain's waarschuwing en dit maakt haar tegenover het franke vrouwtje linksch en stroef. Alain vindt dit paar te bohémien, te ‘fantaisiste’ voor een stuurloos persoontje als Annie.... ‘Pourtant, je les trouve enviables et gentils, ce mari et cette femme, qui ne se quittent pas, unis comme des amants....’
Marthe heeft Annie op een keer verzocht, haar op te wachten bij Claudine; Annie moet er dus wel heen; en met gevoelige geestigheid is dit bezoek geschilderd, en o, zoo goed begrijpelijk gemaakt, dat in Annie een vreemd soort heimwee begint te schrijnen, als zij de ideale verhouding tusschen Claudine en haar man, die, in hun liefdevolle, geestelijke verzonkenheid in elkaar,
| |
| |
soms heelemaal haar tegenwoordigheid schijnen te vergeten.... Ce spectacle ne me donne pas envie de rire.... zucht zij inwendig, en zou weg willen zijn, om niet meer getuige te wezen van een geluk, dat in haar huwelijk nooit aanwezig is geweest.... en een duister vermoeden begint in haar ziel te schaduwen, dat zij wèl altijd heel goed ‘gedresseerd’ is geworden, maar dat een waarachtig geluk nooit haar deel heeft mogen zijn....
Mooie bladzijden zijn deze beschrijving door een buitenstaandster van Claudine's interieur en van haar verhouding tot Renaud. Een waar meesterstukje in dit, tóch zoo goed en poignant geschreven boek....
Enfin. Het proces, eenmaal aangevangen, voltrekt zich logisch en meedoogenloos. Maar zóó subtiel zijn de eerste aanvangen, dat zij meer worden vermoed dan duidelijk gevoeld. De ‘temmer’ Alain heeft zich onvoorzichtig van zijn ‘petite bête sauvage’ verwijderd; de hypnose, die zijn wilsvaste, zelfverzekerde houding op haar uitoefende, laat af en Annie's eigen natuur, tot dusverre neergedrukt, ja, plat-geslagen door een te ijzeren hand, krijgt gelegenheid zich op te richten en zich geleidelijk aan te evolueeren.
Het is eigenlijk Claudine, tot wie Annie (onwillekeurig altijd zich aanvlijend tegen een sterkere natuur) zich onweerstaanbaar voelt aangetrokken, die haar een grooter zelfbewustzijn schenkt, en die een drang tot zelf-beslissen en zelf-handelen in haar wakker maakt.
In Arriège, waar Annie met haar zwager en zuster gaat ‘sommerfrischlen’, en waar zij allerlei andere kennissen ontmoeten, maakt Annie steeds vorderingen in zelf-ontwikkeling.
Het is amusant, hoe voortreffelijk, en slechts in weinig woorden, verschillende types geteekend zijn. De man van Marthe, een goed geld verdienend romancier, (die hevig onder de plak zit van zijn zelfzuchtige, genotlievende, wereldsche vrouw, een voorbeeld van egoïsme en levensdurf) en die tot taak heeft, elken dag minstens zestig regels te schrijven, gedisponeerd of niet-gedisponeerd! Valentine Chessenet, Maugis, de polyglotte Calliope.... al deze personen leven voor ons een natuurlijk, menschelijk leven. Tobychien, Colette's geliefde kleine, zwarte buil, waarvan we een onvergetelijke herinnering hielden uit haar Dialogues de bêtes, wordt hier voorgesteld, als zijnde het eigendom van Annie: ‘nous
| |
| |
nous étions aimés à première vue et pour jamais.’ Alain heeft de aanwezigheid van Toby in huis nooit gedoogd; maar thans geeft Annie toe aan haar gevoel van genegenheid voor het trouwe kleine dier, en laat hem altijd op haar kamer zijn; ook neemt zij hem naar Arriège mee.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
|
|