Wat is dit buitengewoon aangrijpende, u dagen lang bijblijvende slot? De vagebond heeft om 't bloemenmeisje, dat hij aan geld hielp voor haar genezing, in de gevangenis gezeten en is er nu nóg ellendiger aan toe dan gewoonlijk. Hij wordt op straat door krantenverkoopers bespot en gaat zich over zijn haveloosheid werkelijk haast schamen. Daar loopt hij langs een echt mooie, modern ingerichte bloemenzaak. Hij kijkt onwillekeurig op en...... ziet háár! Ze is er, wat je noemt, gekomen en zou volmaakt gelukkig zijn, als die gouden prins, die millionnair, die haar aanbad, maar weer opdook. Want...... zij kan nu zien! Heeft zij dus niet alle reden om juichend midden in 't leven te staan?
Chaplin kijkt haar aan. Zij kijkt terug en begint onbedaarlijk te lachen om z'n zotte figuur. Chaplin grijnst mee, want 't moet 'm toch blij stemmen, nietwaar, dat hij haar vroolijk maakt: daarvoor is hij immers komiek? Hij bezorgt haar zóóveel pleizier, dat ze 'm met een bloem beloonen wil. Ze zal die in z'n knoopsgat steken, zooals ze dat, zonder 't echter te weten, vroeger al eens deed. Doch er is iets in z'n blik, z'n houding, dat 'n aarzeling in haar wakker roept. Wie is deze malle vagebond? Dan, plots, gaan 'r vingers langs z'n armen (evenals weleer!) en opeens wéét ze en vraagt: ‘Was ù het?’ Chaplin knikt en vraagt dan - en z'n staren is van 'n verschrikkelijke tragiek en je hóórt z'n hopelooze, in-matte stem, al staan we voor 'n zwijgende film! -: ‘Kan u nu zien?’ En er onderdoor, onuitgesproken, klinkt 't: ‘Is u nu niet vreeselijk...... ongelukkig?’ En ze antwoordt slechts: ‘Ja, nu kan ik zien’ en 'r plots veranderd gelaat zegt, hoè ongelukkig ze is. En daarmee is de geschiedenis uit. Geen krijgen-ze-mekaar-nog of krijgen-ze-mekaar-niet of zooiets! Chaplin laat ons achter in 'n geheimnisvolle diepte.
* * *
En je beseft opeens, dat dat blinde meisje symbool is. Ze is blind, omdat ze de illusie heeft, niet de werkelijkheid ziet en is daarin gelukkig. Tot ze ziende wordt en haar mooie groote droom in duigen valt. ‘Kan u nu zien?’ vraagt Chaplin zóó, dat je hart wordt samengeknepen en hij zegt daarmee nog: ‘Nu heb je dat leven, waar je zoo naar verlangde, met mij er bij. Nu wéét je, dat alles anders is dan je dacht. En straks zal je al de desillusies,