De Nieuwe Gids. Jaargang 46
(1931)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
Het opkomen tijdens den wereldoorlog van de gedachte aan een volkenbond en van den naam ‘Volkenbond’ zelf
| |
[pagina 23]
| |
provision for the limitation of armament and we believe that the agreement to establish such a League of Nations should accompany the offer or acceptance of any proposal for negotiation concerning the termination of the war.’ Op 2 April 1917 verschijnt er weer een boodschap van Pres, Wilson aan den Senaat over het onderwerp van 22 Jan. En op 11 Juni zendt hij een brief aan de voorloopige Russische regeering, waarin hij schrijft: ‘And then the free peoples of the world must draw together in a common covenant, some genuine and practical co-operation that will in effect combine their force to secure peace and justice in the dealings of nations with one another.’ Op 21 Juli en volgende dagen wordt te Parijs gehouden het Congrès de la Société des Nations. Ook hier wordt Wilsons actie met sympathie begroet. Ongelukkigerwijze lijkt het echter dat de meeningen van sommige staatslieden heen en weer zwaaien in verband met het fortuin van den oorlog, want als in 1917 de zaken voor de Duitschers wat beter schijnen te staan, als Haig zijn bekende mistroostige boodschap zendt over het vechten met den rug tegen den muur, dan klinkt uit Von Bethmann Hollweg's mond deze voor Volkenbondsvrienden niet zeer bemoedigende verklaring: ‘Aber bei Erörterung der Kriegszielfrage kann für mich allein nur die glückliche Beendigung des Krieges die Richtschnur sein.’ (14 Mei 1917 in den Rijksdag). Vèrziende staatslieden als Generaal Smuts, begrijpen, dat op deze wijze nooit een ware Volkenbond kan tot stand komen. Hij toont zich in zijn rede van 15 Mei een groot voorstander van Wilson's plannen (Central Hall, Westminster). Lord Bryce spreekt op die vergadering van ‘combination of pacifically-minded States’, wat inderdaad een van zelf sprekende eisch was voor de vorming van een Volkenbond. Smuts ziet echter verder en betoogt: ‘There must be at the back of any arrangement some sanction, some force, so that any nation which intended to get off the rails would know that in the last resort peoples against her would use force.’ Intusschen is er al zulk een kentering in de openbare meening gekomen, dat Lord Buckmaster onder toejuichingen als zijn | |
[pagina 24]
| |
overtuiging kan te kennen geven dat ook Duitschland als lid van den Volkenbond moet worden toegelaten. Dit is inderdaad iets, wat een jaar daarvoor m.i. een onmogelijkheid zou geweest zijn. Smuts waarschuwt ook sterk tegen de vorming van een Bond met een conservatief karakter als de Heilige Alliantie, want dit zou, volgens hem, slechts een status quo kunnen beteekenen. In Duitschland gaat middelerwijl de slinger ook weer den anderen kant op. Den 19den Juli neemt de Rijksdag een besluit (212 tegen 126 stemmen) waarin hij zich tegen annexaties verklaart niet alleen, maar een vreedzame samenwerking der volkeren op economisch gebied als een volstrekte noodzakelijkheid aanprijst. Erzberger, de man, die in 1918 een belangrijke rol zou spelen, toont zich dan reeds een warme verdediger van Wilson's denkbeelden. Ook in Oostenrijk komt er licht. Graaf Czernin, de Min. van Buitenlandsche Zaken, houdt op 28 Juli een redevoering, waarin hij sympathie toont met de Volkenbondsgedachte. In datzelfde jaar (October) gaat Czernin nog verder en beveelt in een rede te Budapest, als gemeene ontwapening en een Volkenbond aan. De belangrijkste gebeurtenis in de tweede helft van 1917 is ongetwijfeld de nota van den Paus, die op 16 Augustus wordt gepubliceerd (gedateerd 1 Aug.). In Duitschland wordt door een invloedrijk manGa naar voetnoot1) de conservatieve meening erover op deze wijze geuit: ‘In der Tat heisst es für Deutschland sich selbst aufgeben, wenn es den weitgehenden Vorschläge der päpstlichen Kundgebung folgen wollte.’ Het moest nog tot den herfst van 1918 duren eer mannen als Kriege tot een andere meening kwamen. De ‘Antwortnote’ van den Rijkskanselier (19 Sept.) bevat sympathieke woorden over de Nota, maar bij die woorden blijft het voorloopig. Want van andere zijde komt weinig toenadering. De gealliëerden vertrouwen de zaak niet goed en meenen dat de Nota door de Centralen is geïnspireerd. Kardinaal Gaspari, | |
[pagina 25]
| |
staatssecretaris van den Paus, beklaagt zich b.v. in een brief aan Mgr. Chesnelong, aartsbisschop van Sens, over ‘l'attitude généralement hostile de la presse françcaise à l'égard de l'Appel pontifical.Ga naar voetnoot1) In Engeland is 't al niet veel beter en zelfs een groot deel der Duitsche pers had de nota lang niet gunstig opgenomen. (Zie Nouv. de Holl. 5/20 Sept. 1917 blz. 1103 en vgl.) Waarin bestaat dan ten slotte het belang van de Pauselijke nota? De Manchester Guardian (24 Sept. 1917) heeft dit m.i. duidelijk gezegd in de volgende woorden: ‘The German Note to the Pope shows how far the education of Germany's rulers has progressed, at any rate in the hard school of facts if not of principles. If Germany uses the language of this Note, it is because the political revolution of opinion in Germany has already gone so far that the rulers have been forced to pay marked deference to the views of the Reichstag.’ In datzelfde najaar wordt uitwisseling van gedachten mogelijk tusschen de internationale socialisten (te Stockholm). Zij vaardigen op 10 Oct. een manifest uit, waarin ze zeggen: ‘Afin de donner à la paix le caractère de la durabilité, les parties contractantes se déclareront prêtes à créer la Société des Nations, sur la base de l'arbitrage obligatoire et du désarmement général avec suppression de toute guerre économique et extension du contrôle parlementaire sur la politique étrangère.’ Een juiste opmerking van Hofrat Dr. H. Lammasch in het Oostenrijksche Heerenhuis op 27 Oct. 1917 vinde hier een plaats daar ze de gebeurtenissen van de laatste maanden in het ware licht stelt. Hij zegt van de rede van Czernin: ‘Dadurch sind Anschauungen, die bis dahin als revolutionär gegolten haben, salonfähig und hoffähig geworden.’ Dit geldt niet alleen ten opzichte der rede van Czernin, maar van meer redevoeringen door staatslieden in dien tijd gehouden. De Volkenbond is geen holle phrase meer, of zooals Troelstra het in de Tweede Kamer zei op 20 Nov.: ‘De vraag van den Volkenbond moet niet meer als een toekomstideaal, niet als een ledige Utopie aangezien worden, maar als de meest reëele, | |
[pagina 26]
| |
door den tijd gestelden eisch van de Politiek in alle landen.’ Degenen, die op dat oogenblik de verwezenlijking van het Volkenbondsideaal nog 't ergst in den weg staan, zijn echter twee zeer invloedrijke personen, nl. Clemenceau en Lloyd George. Op 20 Nov. houdt de eerste in de Chambre des Députés een rede die aan duidelijkheid niets te wenschen overlaat. Daarin komt deze zinsnede voor: “Je ne crois pas que la Société des Nations soit la conclusion nécessaire de la guerre actuelle.” Hij vraagt welke garanties Duitschland zou kunnen bieden en zegt spottend: Informeer maar bij de Belgen, welke waarde zij aan een handteekening van Duitschland toekennen. En Lloyd George acht alleen dan een Volkenbond mogelijk, als de overwinning aan de zijde der Geallieerden is. Ook Lord Robert Cecil, under-Secretary for Foreign Affairs, is van deze meening. Op 19 Dec. zegt hij in het Lagerhuis: “I would not remain a member of a Government that did not make the establishment of a League of Nations after the war one of its main objects.” Maar dan voegt hij er dadelijk bij: “But before you can establish a League of Nations victory must be won.” De openbare meening, die zich uit in de bladen, evolueert echter sneller dan die der autoriteiten, zooals b.v. blijkt uit een Leitartikel in het Berliner Tageblatt van 22 Sept. 1917, waar men leest: “Jetzt sind die Fragen der Rüstungsbeschränkung und der Schiedsgerichtbarkeit nicht mehr naiv und utopisch, jetzt ist der Augenblick da, wo man sich überall zu diesen Gedanken bekennt.” En ook uit een stuk, getiteld “le Cercle infernal” van M. Gustave Téry in l'Oeuvre (26 Aug. 1917) waarin hij schrijft: “Il ne faut pas dire la paix d'abord, on verra ensuite si l'on a le loisir d'instituer votre Société des Nations. Renverser ainsi les termes du problème c'est le rendre insoluble. Il faut dire au contraire: La Société des Nations d'abord; la paix, la seule paix possible en résultera nécessairement, définitivement. Ne mettons pas la charrue avant les boeufs, ni la conséquence avant le principe.” Die evolutie van de openbare meening uit zich eveneens in de stappen, welke in Nov. door l'Organisation Centrale pour une Paix durable’ worden gedaan om te komen tot een con- | |
[pagina 27]
| |
ferentie voor de studie van de grondslagen van een Volkenbond. Deze poging mislukt echter door de weigering der gealliëerde regeeringen om paspoorten te verstrekken aan hun onderdanen, daar ze het niet wenschelijk achtten dat dezen in aanraking kwamen met personen uit vijandelijke landen. Eerst in Mei 1918 werden de gevraagde paspoorten verstrekt, en ook toen slechts onder beperkende voorwaarden.
Op 8 Jan. 1918 publiceert Wilson zijn 14 punten, waarvan het laatste luidt: ‘A general association of nations must be formed under specific covenants for the purpose of affording mutual guarantees of political independence and territorial integrity to great and small states alike.’ In 't begin van dit jaar benoemen de drie Scandinavische regeeringen een commissie ter bestudeering van het vraagstuk, hoe tot een duurzamen vrede te komen. Haar rapport verschijnt in Mei. Nederland en Spanje worden dan uitgenoodigd om mee te werken, maar vinden het oogenblik niet geschikt. Zwitserland had juist een eigen commissie ingesteld en wilde eerst haar rapport afwachten. De Rijkskanselier Dr. Graf Von Hertling zegt op 24 Januari in den Rijksdag naar aanleiding van Wilson's 14 punten: ‘Die Kaiserliche Regierung ist gern bereit, wenn alle anderen schwebenden Fragen geregelt sein werden einer Prüfung der Grundlagen eines solchen Völkerbundes nahezutreten.’ Magerder en voorzichtiger kon het haast niet. Trouwens de rede van den Duitschen keizer, op 10 Februari te Homburg gehouden, geeft even weinig hoop. Daarin heet het: ‘Mit den Nachbarvölkern wollen wir in Freundschaft leben, aber vorher muss der Sieg der deutschen Waffen anerkannt werden.’ Pierre Renaudel vat op 2 Februari in ‘l'Humanité’ samen, wat men gelooven mag van de woorden der bewindslieden in een opstel, getiteld ‘Vous y croyez, vous?’ Daaruit blijkt ten duidelijkste, hoe hij toen reeds voelde, dat al die redevoeringen voor het grootste deel slechts woordenspel waren. De maand Maart brengt het plan van Lord Phillimore. Deze staat een soort Volkenbond tusschen de gealliëerden voor. Zijn | |
[pagina 28]
| |
Draft Convention wordt op 20 Maart aan de Britsche regeering voorgelegd. David Hunter Miller noemt hetGa naar voetnoot1) de eerste formuleerig van ‘League of Nations suggestions in a definite text under Government directions’. Dit plan voorzag echter nog geen geregeld terugkeerende vergaderingen. Men schijnt alleen gedacht te hebben aan een bijeenkomst in geval van een ernstig dispuut of een crisis. Het idee van een permanente organisatie was afwezig, want er was zelfs geen Secretariaat. Kortom de Bond zou niet alleen geweest zijn beperkt in het aantal leden, maar eveneens zeer beperkt in zijn functies. De Fransche regeering heeft onderwijl ook een commissie ingesteld om de voorwaarden te onderzoeken, waarop een volkenbond zou kunnen worden gesticht. Haar rapport verscheen 8 Juni. Hierin wordt voorgesteld een internationale raad, die jaarlijks vergadert. Een commissie van 15 leden blijft echter permanent. Ten opzichte van de sancties wordt voorgesteld dat de verschillende Staten de strijdkrachten zullen leveren, en een internationale militaire staf zal worden gevormd. Dat ook zelfs de geest van Wilson niet geheel rijp was voor een echten Volkenbond, blijkt uit zijn rede van 18 Mei (Red Cross Meeting, New York), waar hij zegt: ‘Of course the first duty, the duty that we must keep in the foreground of our thought until it is accomplished, is to win the war’. Het was niet wel mogelijk om tot een overeenkomst te geraken, zoolang beide partijen eerst de overwinning wilden behalen. En dus ik herhaal, dat de wil tot een Volkenbond bij de regeeringen uiterst zwak bleef, zelfs in 1918. Officieuse bladen, als de ‘Kreuzzeitung’ komen daardoor in een lastig parket en vergaloppeeren zich soms. Einde Mei schrijft deze: ‘Es muss etwas geschehen, und die Zeit drängt. Wer nur das Schwert sprechen lassen will, sieht das Ausmasz dieses Krieges zu klein und hat kein Verständnis für seine politischen Forderungen.’ Kort daarna verklaart ze echter, dat dit slechts een uitlating van een medewerker was geweest en niet de meening van de | |
[pagina 29]
| |
redactie. Klaarblijkelijk hadden de autoriteiten haar op de vingers getikt. Boven sprak ik over de woorden van Graaf Hertling op 24 Januari. Op 17 Mei heeft hij een onderhoud met den Berlijnschen vertegenwoordiger van ‘Az Est’, dat deze zoo weergeeft: ‘Wenn sich die Welt einmal zu einem Friedensbund zusammenschliessen sollte - so bemerkte Graf Hertling mit etwas skeptischem Lächeln auf eine Frage nach einem Friedensbund der Nationen - wenn die Nationen eine Friedensliga bilden würden, so würde Deutschland ohne Zögern und mit Freude beitreten. Leider geben die jetzigen Verhältnisse sehr wenig Hoffnung darauf.’ Een sceptische glimlach is alles wat de verantwoordelijke personen in 1918 in Duitschland nog voor den Volkenbond over hebben! De openbare meening in Engeland begint steeds heftiger aanvallen te doen op Lloyd George, die evenals Clemenceau de oprichting van een Volkenbond maar op de lange baan wil schuiven. Deze meening vindt haar uiting bij monde van Viscount Grey die zegt (The British News, 20 Juni 1918) ‘The United States and its Allies cannot save the world from militarism unless Germany learns the lesson thoroughly and completely, and they will not save the world or even themselves by complete victoty over Germany until they too have learnt and can apply the lesson that militarism has become the deadly enemy of mankind.’ Op 8 Juni is het Fransche plan gereed. Het heeft niet als doel de constructie van een internationalen politieken Staat (een super-staat), maar zoekt slechts naar juridische middelen om conflicten op te lossen ten einde de machtsmiddelen te vervangen. In het Engelsche Lagerhuis wordt meer klaarheid geëischt. Op 17 Juli vraagt Mr. A. Williams aan Bonar Law: ‘Is the right hon. gentleman aware that there is a strong feeling in the country that the Government have not made their position clear on this matter (The League of Nations)’. Zoo werden de autoriteiten langzaam maar zeker uit hun holen ‘uitgerookt’. In Duitschland wordt in dezelfde week (22 Juli) door de | |
[pagina 30]
| |
Arbeiter-Zeitung een regeeringsbevel van Dec. 1915 bekend gemaakt, waarin werd geboden het oog te houden op allen die voor den vrede werkten en zelfs op hen, wier deelneming in die beweging waarschijnlijk was, want daarin was ‘eine Einmischung von uberufener Seite in die ausschlieslich der Entscheidung der verantwortlichen Regierungen vorbehaltenen Fragen zu erblicken’. Dat bevel was toen nog niet ingetrokken. Er komt alom ontevredenheid over de houding der regeeringen. Dit blijkt eveneens uit het ‘Berliner Tageblatt’ (25 Augustus 1918). Daarin schrijft Dr. Bernhard Dernburg, Staatssekretär a.D.: ‘Auch zu dem Völkerbund bekennt sich mit dem Staatssekretär erneut die Reichsregierung. Freilich spricht die zunächst nur von dem ‘grossen Gedanken eines Völkerbundes.’ Hij vraagt dan practische toepassing (Durchführung). En de Westminster Gazette van 18 Juli schrijft: ‘I doubt whether Mr. Bonar Law does much either for the Government of for the dignity of the country by his feeble jokes when questioned about the League of Nations.’ Graaf De Montgelas schrijft in het Berliner Tageblatt van 30 Juni ten gunste van den Volkenbond, wat ‘l'Humanité’ (8 Juli) aanleiding geeft op te merken: ‘C'est peut-être la première fois qu'un grand journal allemand consacre à ce sujet autre chose que quelques lignes de chronique ou un commentaire embrouillé. Le fait est d'autant plus important à souligner que l'article émane d'un ancien général.’ Zelfs Clemenceau draait wat bij. In een gesprek met Léon Bourgeois (‘l'Evènement’ du 26 août 1918), waarin deze hem spreekt over zijn tegenstand tegen den Volkenbond, zegt hij: ‘Ne prenez pas au pied de la lettre une de mes paroles à laquelle je n'ai nullement attaché l'importance que quelques-uns ont paru vouloir lui donner.’ Een enkele conservatief blijft star bij het oude. Graf Westarp zegt nog op het eind van September in den ‘Hauptausschuss’ van den Duitschen Rijksdag: ‘Der Gedanke eines Völkerbundes ist gleichfals ein Schritt auf der schiefen Ebene. Gewiss ist es ein schöner Gedanke, aber die Erfahrungen des Krieges sollten warnen. Durch einen solchen Völkerbund würden die aufstrebenden Völker zur Untätigkeit verurteilt werden.’ | |
[pagina 31]
| |
De vrede komt in 't zicht. Het spreekt vanzelf dat de Volkenbondsplannen nu worden overdacht in verband daarmee. Wilson spreekt er zich op 27 Sept. over uit. Vóór den vrede zou geen Volkenbond mogelijk wezen, want dan zou het slechts een nieuw verbond worden tusschen volkeren, vereenigd tegen een gemeenschappelijken vijand. Nà den vrede kon de vorming evenmin plaats hebben, want ‘the peace cannot be guaranteed as an afterthought’. Daarom zegt Wilson: ‘The constitution of that League of Nations and the clear definition of its object must be a part, is in a sense the most essential part of the peace settlement itself.’ Met deze gedachte sluit ik mijn betoog. Of de gebeurtenissen na 11 November 1918 hiermee in overeenstemming zijn geweest, heb ik hier niet meer te onderzoeken.
Thans rest mij nog na te gaan, het opkomen van den naam ‘Volkenbond’ zelf. In tegenstelling met wat ik betoogde aan het begin van dit opstel, geloof ik dat het woord ‘opkomen’ hier moet worden begrepen als ‘ontstaan’, daar er moeilijk sprake kan zijn van den groei van een naam. En dan geloof ik te kunnen aantoonen, dat, evenmin als de gedachte, die naam nieuw was. Boven sprak ik over Victor Hugo's ‘Etats-Unis d'Europe’. Dit zou men met eenigen goeden wil wel kunnen vertalen door Volkenbond, doch ik geef toe, dat ook een andere vertaling mogelijk is. Anacharsis Clootz had trouwens in 1793 ook reeds gesproken van een ‘Projet de République Universelle’, Novicow in 1902 van een ‘Féderation européenne’ en Nivion van ‘La Féderation de l'Europe’ (1901). Benjamin schijnt de eerste te zijn, die den term Société des Nations gebruikt, in zijn ‘Projet de Société des Nations, présenté sous forme de rapport à la Conférence interparlementaire’ (1892). Vast staat dat Léon Bourgeois in 1910 publiceert: ‘Pour la Société des Nations’Ga naar voetnoot1) en dat de term Société des Nations gebruikt wordt in de inleiding van de Conventie, in 1907 aangenomen door de tweede vredesconferentie van Den Haag. Men zag er toen nog niets in dan een zedelijke term, de uitdrukking | |
[pagina 32]
| |
van de groeiende solidariteit, maar tevens dus iets anorganisch. In Maart 1915 ontstaat in Engeland de League of Nations Society. Zoowel in haar program als in dat van de Amerikaansche League to enforce Peace wordt de term League of Nations gebruikt. De beteekenis is dan reeds van meer organischen aard dan in 1907. Maar in hoofdzaak drukt men er dan nog mee uit een reeks procedures om den toekomstigen vrede te garandeeren. In het program van de League to enforce Peace wordt de uitdrukking ‘League of Nations’ gebruikt, wat een nauweren samenhang veronderstelt dan ‘Society of Nations’. Men kan dus gerust zeggen dat voor het eerst in 1915 de naam Volkenbond werd gebruikt en dat de beteekenis zich langzamerhand heeft aangepast aan de groeiende meeningen omtrent de instelling zelf. Uit mijn betoog in het eerste deel van dit opstel blijkt dus voldoende, dat men in 1915 niet precies hetzelfde verstond onder een Volkenbond als in 1918, maar dat de term in elk geval sinds het eerstgenoemde jaar bestaat. Sedert dat jaar wordt hij algemeen gebruikt, zooals trouwens ook duidelijk is gebleken uit de vele citaten, die ik boven gaf. |
|