De Nieuwe Gids. Jaargang 46(1931)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 567] [p. 567] Rondeelen door Hélène Swarth. Meidoorntak. Die rozeroode meidoorn-bloementak, Die me overwelfde als liefde van zijn boom! Bedwelming zwelgde ik uit zijn lente-aroom, Waar 'k veilig wégschool onder 't looverdak. Dan vloeide puur een melodieënstroom: Een vogel zong of 't brooze hart hem brak, Op rozerooden meidoorn-bloementak, Die me overwelfde als liefde van zijn boom. De blanke hemel sliep in 't vijvervlak. De kruinen suisden, preevlend beden vroom. Verlang doorvlijmt mij naar dien avonddroom, Of wie mij zegende eens mij nú doorstak: Die rozeroode meidoorn-bloementak. [pagina 568] [p. 568] Lenteschemer van voorheen. Een verre vogel teeder fluit. Ik droom voór 't witbewaasde raam En schrijf in 't brooze blank den naam, Die héel mijn weelde en smart beduidt. Ik weet, ons wacht geen leven saam, Al voel ik me in 't geheim zijn bruid - Een verre vogel teeder fluit. Ik droom vóor 't witbewaasde raam. Zijn lieven naam dan wisch ik uit, Of 'k, bloô, mij voor mijn liefde schaam. Zoo éen met wreeden spot nu kwaam! Ik wisch het droomblank van de ruit - Een verre vogel teeder fluit. [pagina 569] [p. 569] Regen. Droef huilt de wind, de kamerdeuren klappen. De radio neuzlend dreint een negerlied - De regen weeft gordijnen voór 't verschiet. Aan 't rammlend ruitglas druipend twijgen flappen. De regen weent als lang verstard verdriet, Dat vloeien laat, als bloed, de levenssappen - Droef huilt de wind. De kamerdeuren klappen. De radio neuzlend dreint een negerlied. Die stemmen vreemd, die stappen op de trappen! 'k Benijd den regen: weenen kan ik niet, Zoodat mijn leed in tranen zoel vervliet En 'k niet meer luister naar die vreemde stappen - Droef huilt de wind. De kamerdeuren klappen. Vorige Volgende