VII.
Zijn hart werd op een zomerwind geboren; als een broze voelbaarheid zong die in zijn stem, en in zijn zachte doen.... Een zwaluwzwerm verzelde de zomerkoelt', waarop het hart gedragen werd; de teedere klacht der late vogelvluchten in winteravond lispte er in na....: (: een elegie.)
Zijn hart was een meer, een glánzend water, dat rimpelde op een rusteloozen wind. Er wiegden bloemen, leliën en ranke orchideeën, en het riet ruischte er een klagend lied.... Het licht liep er de schaduwen na, en de vogels, de krekels, en de weemoed van een cello-toon wisselden van zang met een glimlach en een kinderstem.
Zóó kwam 't, dat uit dit lichte, zachte gemoed die wijsheid in den glimlach bloeien kon, die van de kinderen is, en die hem nooit verliet. Want, toen de snelle vleugels hoorbaar klapten aan uit verre landen, en handen weefden snel de brug, die zij hem sloegen naar Jahvé's Licht, week de zachte glimlach niet van het gelaat. Men vond hem met dien rustigen kinderblik liggen, roerloos, door den Dood gewijd.
Om zijn marmeren urn zweemt nog diezelfde zuivere lichtheid na....