die 't wist te bestaan, 'n geheel eigen weg te betreden in de bijkans doodgeloopen traditie van 't tooneel met z'n schier onoverkomelijke verstarringen en wat daar verder roestig aan vast zit? Ik geloof deze: hij loopt op aarde te zoeken naar den hemel, doch als hij dien bijna heeft en de sterren héél dicht bij 'm staan, kan hij toch weer niet goed scheiden van de menschelijke tijdelijkheid, die toch ook zooveel verheven innigs heeft, en hij keert terug op zijn schreden en denkt bij zichzelf: ‘Tot m'n volgende stuk dan maar weer!’ En steeds weer, eindeloos gevarieerd, met 'n vindingrijkheid, welke aan de drie stukken in de week schrijvende vruchtbaarheid der oude Spaansche meesters doet denken, stelt hij 't zelfde probleem: wat is sterker, wat heeft grooter waarde, de werkelijkheid, zooals we ons die verbeelden - want 'n feitelijke werkelijkheid bestaat er niet, daar die voor ieder weer anders is - of onze verbeelding van iets, dat we zelf bewust scheppen. Daar draait al het werk van Pirandello om heen. En daar het ziel en geest in 'n duizelwekkende zweving brengt, geven we er ons zoo graag aan over. Dìt is, dunkt me, schrijver's zeer persoonlijke charme.
De werkelijkheid bestaat niet. Die fantaseeren we ons maar. Klaarst wil Pirandello ons dat bij herhaling bewijzen door nog verder te gaan. ‘Ik zal u iets fantaseeren,’ zegt hij, ‘buiten de realiteit om en dat wordt op 't laatst zóó machtig, dat 't grijpbare er voor wijkt en het fantoom nog slechts heerscht!’ Dit is 'n zeldzaam fascineerend vernufts-spel, waarbij we, zonder 't dadelijk te merken, met onze beenen zalig in de lucht komen te spartelen en om den haverklap voor mogelijkheden geplaatst worden, die alle nuchtere alledaagschheid mir nichts, dir nichts onderste boven smijten en ons verrukt naar den hemel schommelen. Maar...... we moeten straks weer terug. Enfin, we zijn dan toch met ons binnenste 'n paar uurtjes fijn uitgeweest!
De realiteit en de verbeelding! In een van z'n stukken woont 'n moeder onbewogen het sterven van haar zoon bij. Ze weent niet: de man, die daar stierf, is haar zoon niet. In jaren zag ze hem niet: hij trouwde, ver van huis. Plots sterft hij tijdens een zeer kort verblijft in de ouderlijke woning. Maar die man was heel anders dan zij hem zich had voorgesteld! Zij, de moeder, bemint den ander, zooals die was, vóór hij trouwde, aanhankelijk, lief, een en al gedachte aan z'n moeder. Diè bestaat nog, diè leeft