| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
Heel Westelijk Europa heeft een oogenblik van ernstige ontsteltenis beleefd, toen de uitslag der verkiezingen voor den Duitschen Rijksdag bekend werd. Wie geeft nog niet toe, dat het Vredesverdrag van Versailles, om van de andere, even onzinnige verdragen te zwijgen, een monstrum is geworden van onberedeneerde overwinningsroes, waaronder het Duitsche volk zeker voor een halve eeuw, zoo niet langer, gebukt zou moeten gaan, indien er in zijn ziel niet een steeds heviger verzet tegen groeide. Dit verzet is uitgebroken, althans aan den dag getreden door het anatal stemmen, dat de Duitsch-nationale partij op zich heeft vereenigd, waardoor haar zetels in den a.s. Rijksdag van 12 is geklommen tot 107! Een dergelijke stembusoverwinning verraste zelfs de overwinnaars.
Duitsch-nationalen en Communisten zijn de twee voornaamste overwinnaars van de jongste Rijksdagverkiezing: twee uiterste partijen rechts en links, terwijl de gematigde partijen min of meer aanzienlijke verliezen hebben geleden. Gejuich over de Communistische overwinning in Bolsjewistisch Rusland. ‘Het kapitalistisch Duitschland heeft zijn evenwicht in binnen- en buitenland verloren’, juicht men daar, en men verwacht er eerlang ernstige gebeurtenissen. En ofschoon de nog zetelende regeering mededeelt, dat de tot dusver gevolgde politieke gedragslijn in de verbindingen met het buitenland zal worden gehandhaafd, de Oostenrijksche hoofdman der Rijks Duitsch-nationalen, hij die, ofschoon geen Rijks burger, tegenwoordig aan het volk van Duitschland meer te zeggen heeft dan iemand anders, de leider Adolf Hitler, klaarblijkelijk man van groote gaven en meeslepende volkswelsprekendheid, maakt reeds
| |
| |
bekend, dat de Duitsch-nationalen, op de Sociaal-democraten na, de partij welke nu de sterkste vertegenwoordiging in den Rijksdag bezit, verbreking zullen eischen van de banden van het Verdrag van Versailles en van het Plan Young, opheffing der ontwapeningsbepalingen, het weder op de been brengen van een groot nationaal leger. ‘Wij willen’, zei hij in een onderhoud met een Poolsch journalist, ‘de trusts nationaliseeren en uit het openbare leven in Duitschland den invloed doen verdwijnen der niet-Germaansche - lees: “Joodsche” - elementen en rassen. De Duitschers zijn een volk zonder grond. 20 millioen Duitschers verkeeren in de onmogelijkheid een eigen haard te bezitten. Voor deze millioenen moet de mogelijkheid worden geschapen zich in het Oosten, met name in Rusland, te vestigen.’ De Duitsch-nationalen verhelen hun sympathie niet voor het Fascistisch Italië, en hun droom is iets dergelijks voor hun vaderland te verwerkelijken. Maar de Communisten, wier zeteltal in den Duitschen Rijksdag is geklommen van 54 op 76, en dus, sedert de laatste verkiezingen in '28, relatief met dertien ten honderd is vermeerderd, want het getal kiezers is intusschen aanzienlijk uitgebreid, zoodat er voor de thans 576 afgevaardigden in de vergaderzaal van den Rijksdag geen plaats meer is, de Communisten zien voor hun land hun toekomstdroom in Russisch heil. Aldus laten deze twee middenpuntvliedende krachten in den Rijksdag, doordien zij elkaar bestrijden, nog een geringe kans aan de partijen van overleg en redeneering. Ofschoon niet uit het oog mag worden verloren, dat er nu ruim 31 percent der afgevaardigde min of meer felle anti-kapitalisten zijn.
En de goede heer Briand, die zoo heerlijk droomde van een Vereenigd Europa! De uitslag der verkiezingen in Duitschland heeft hem ruw wakker geschud, en een lichte ontroering tevens verwekt in de Vergadering van den Volkenbond in Genève, juist opnieuw bijeengekomen. Indien Duitschland een campagne begint tegen het Tractaat van Versailles, zou deze onmiddellijk steun vinden in Hongarije en Oostenrijk, en onrust wekken in de landen der z.g. ‘Kleine Entente’, een onrust, welke zich in wijder kring zou voortzetten, als een in een eendenvijver geworpen steen. In Frankrijk zijn de politici rechts in hun nopjes:
| |
| |
‘Briand kan zijn vredesplannen wel oprollen’, roepen zij. ‘De revanche-politiek heeft in Duitschland getriomfeerd. Zullen onzen pacifisten nu eindelijk de oogen opengaan’? vraagt de ‘Action française’. Aan de Linkerzijde echter heerscht verslagenheid en tracht men de beste zijde te zoeken aan een leelijke kans.
Het staat er met de tegenwoordige maatschappelijke orde in heel de wereld inderdaad allerbedroevendst voor. Gedurende de laatste elf jaren, de jaren dat de Volkenbond bestaat, hebben de verschillende natiën, Rusland en China niet mee gerekend, omdat men van dien kant geen cijfers bezit, acht-en-een-half milliard guldens uitgegeven aan bewapening, en acht milliard aan de bestrijding der werkloosheid. Engeland gaat in snelle vaart naar zijn ondergang. Beseft men wel goed wat dit beteekent? Zijn machtig volk, deze in alle opzichten grootsche, groote en welvarende natie, eens een der rijkste en daardoor zorgelooste natiën ter wereld, was in zekeren zin stut en voorbeeld van alle andere volken. Maar de nooden dringen van alle kanten op dit nog steeds in zijn leidende kringen zorgelooze volk in, dat tot stelregel heeft: ‘wij zullen er wel doorheen modderen’. Zijn voornaamste markten: Indië en China zijn gedesorganiseerd, zijn dominions sluiten zich voor menschen en goederen uit het moederland. Het aantal werkloozen bedraagt ongeveer twee-en-een-half millioen arbeiders: vijf millioen nuttelooze knuisten en een onberekenbaar getal hongerige magen. Zijn handelsbalans sluit voor de acht maanden van dit jaar met een tekort van 308 millioen pond sterling! In het tot voor kort zoo welvarende Noord-Amerika gaat het met vijf millioen werkloozen en een uit haar evenwicht geraakte Beurs al niet veel beter. Geen woord meer is er noodig om te constateeren, dat het de overige natiën verhoudingsgewijs even slecht gaat.
Geen wonder, dat de Assemblée van dit jaar van den Volkenbond in gedrukte stemming is bijeen gekomen, en door den uitslag der Duitsche Rijksdagverkiezingen nog gedrukter werd. Het geroep om ‘ontwapening’, d.w.z. vermindering althans, wordt steeds luider, maar geen der groote natiën maakt daar ernst mee. Slechts enkele kleine volken, Denemarken, het onze: de weinig benijdbare naaste buur van Duitschland met zijn herleefde of tenminste nu openlijk uitgesproken revanche-ge- | |
| |
dachte, werken krachtig in die richting. Schoon voorbeeld. Te verheven een voorbeeld voor de wereld, waarin de menschheid nog leeft. Zeker, al die machtige natiën verlangen niets liever dan minder uit te geven aan bewapening ter zee en te land. Maar er zijn er bij met onbevredigde verlangens ten koste van andere volken, en anderen, die tot elken prijs behouden willen wat zij bezitten. Zoodat er geen vooruitzicht is, dat de Volkenbond iets kan doen, 't welk den noodlottigen ondergang der kapitalistische samenleving kan voorkomen. Iets dergelijks, alleen in diplomatische bewoordingen, heeft onze minister van Buitenlandsche Zaken, Jhr. Beelaerts van Blokland, in de Vergadering van den Bond te kennen gegeven. Zijn woorden maakten indruk op allen en zijn pessimistische kijk op de toekomst, in verband met de economische verhoudingen der volken, werd door de meesten gedeeld.
Engeland werd hier stut en voorbeeld eens van andere volken genoemd. Een voorbeeld in ongunstigen zin kan het nog steeds zijn, doch stut is het niet meer. De wanhopige verhouding tot Hindoestan, waarin het zich gebracht ziet, is tevens een economische bedreiging voor andere volken. Zijn zonderlinge onderkoning van Britsch-Indië, lord Irwin, die de lankmoedigheid tegenover de Gandhi-beweging tot het uiterste, tot het vernederendste heeft voortgezet, heeft moeten inzien, dat er met deze voor de tegenwoordige kapitalistische maatschappij, misschien, de toekomst zal het leeren, voor welke maatschappij ook, onbruikbare menschen, niet te onderhandelen valt. Zij blijven staan op hun maximalistisch standpunt. Onder zekere voorwaarden zouden zij de campagne voor burgerlijke ongehoorzaamheid willen staken, maar zij zouden toch voortgaan met den boycot van buitenlandsche goederen, met het produceeren van zout en met het posten voor de drankwinkels.
Blijkbaar zouden zij alleen willen ophouden met aanvallen op zoutdepots en het weigeren belasting te betalen. Daarvoor zou de regeering echter moeten toestemmen in de volgende eischen:
1e. | het recht van Indië om zich uit het Britsche Rijk terug te trekken; |
2e. | een volledig nationale regeering voor Indië, die verantwoordelijk is tegenover het volk en die het recht heeft om
|
| |
| |
| de nationale verdediging en alle uitgaven te controleeren; |
3e. | verwijzing van de Britsche eischen, met inbegrip van die betreffende de Indische openbare schuld, naar een gemengde rechtbank; |
4e. | de onmiddellijke invrijheidstelling van alle politieke gevangenen, die geen daden van geweld gepleegd hebben en de teruggave aan dezen van alle in beslag genomen goederen met terugbetaling der betaalde boeten. |
Een volslagen mislukking dus van de toegeeflijke politiek in Hindoestan van het Labour-ministerie, welke tevens de mislukking voorspelt van de a.s. ‘ronde tafel-bijeenkomst’, waarvoor de Indische afgevaardigden reeds worden aangewezen.
Het vraagstuk der werkloosheid grijnst alle volken aan en ofschoon hun regeerders trachten er een opgewekt gezicht bij te zetten en er op wijzen, dat het elders nog ernstiger en dreigender is, wie zal ontkennen, dat, zoolang hun geestesdraai er nog naar streeft om, in het belang van de zoogenaamde veiligheid van hun land, door in den grond laag-zedelijke kunstmiddelen het geboortental te vergrooten, inplaats van te verminderen, ook dit een der symptomen is, waaraan men den naderenden oorlog met zijn onvermijdelijke revolutie en den daarop volgenden ondergang der huidige beschaving over heel de wereld herkent? Lloyd George wees onlangs op het feit, dat Frankrijk op dit oogenblik er economisch het beste voorstaat. Dat wil niet heel veel zeggen, het is waar. Doch in steê van een te talrijke bevolking met hongerige magen heeft het in de laatste jaren werkkrachten van buiten ingevoerd, ofschoon daaraan thans, naar 't schijnt, een eind is. Frankrijk is het eenige land met een tekort aan werkkrachten, ofschoon ook zijn regeering alle krachten inspant om zijn getal paupers, kanonnenvleesch voor een toekomstigen oorlog, te vermeerderen. Het Fransche volk bezit echter teveel gezond verstand om niet in te zien, dat het ouders beter is een klein getal kinderen te bezitten, die het behoorlijk voeden en opvoeden kan, dan als wilden de kinderfokkerij over Gods akker uit te jagen. Welk bewijs is krachtiger voor de barbaarschheid, waarin de meeste volken nog steeds verkeeren, dan het feit, dat de regeeringen, doch deze niet alleen, de verschillende kerken, de geestelijke leiders niet er naar streven het getal
| |
| |
geboorten onder gunstige physieke, psychische, maatschappelijke en moreele omstandigheden te vergrooten, door een overvloed van kinderproductie tegen te gaan? Ofschoon de overheid nu reeds geen raad meer weet met den steeds grooter wordende stroom individuen, voor wie zij geen arbeid en eerlang ook geen brood heeft: individuen van wie een groot deel terecht komt in gevangenissen of krankzinnigengestichten. En dit enkel onder het voorgeven, dat het ‘Vaderland mannen noodig heeft’ (en vrouwen), menschen dus om voorgeworpen te worden aan den moloch van een mogelijken oorlog.
In de verschillende Staten van Zuid-Amerika is het van de eene revolutie gekomen tot de andere: Bolivia, Peru, Argentinië, Brazilië tevens, alle omwentelingen in reactionnairen zin. Immers de ervaring heeft er geleerd, dat de democratische instellingen zeer schoon kunnen zijn in theorie, doch voor slechts de beschaafdste volken deugen in de practijk. En dan nog! Heel veel beteekenis voor het verloop van het wereldgebeuren hebben deze Zuid-Amerikaansche omwentelingen zoo min als wat er in China voorvalt, dat toch, evenals Rusland voor het kapitalistische systeem verloren schijnt. Echter zonder er daardoor voorloopig beter aan toe te zijn.
De knoei-overeenkomst der Duitsche regeering met Finland ten opzichte van de zuivel-leverantie, waardoor de Nederlandsche zuivelproductie onberekenbaar zal worden geschaad, een openlijke ontduiking van het alom geldende meestbegunstigingsrecht, heeft haar beslag gekregen, en het Nederlandsche volk schiet niets anders over dan een boycot-actie, welke echter door de Nederlandsche regeering niet wordt gesteund, en waarschijnlijk ook wel dood zal loopen op de belangzucht van ons zakenvolk. De secretaris van den Algemeenen Nederlandschen Zuivelbond, de heer J. Geluk, heeft van deze eigenaardige Duitsche opvatting van het meestbegunstigingsrecht en den eerbied voor bestaande economische verdragen van de Duitsche regeering, een heldere uiteenzetting gegeven, waaraan hier het volgende wordt ontleend.
‘Het “kunstje” dat Duitschland ditmaal uithaalt, ziet er anders uit dan het “kunstje”, dat een maand geleden mislukte, doch het doel kan volkomen hetzelfde gebleven zijn, n.l. ontduiking der meestbegunstigingsclausule. Om dit laatste te
| |
| |
kunnen doen, wilde Duitschland in Juli een particuliere overeenkomst sluiten tusschen een in aller haast opgericht invoerbureau, waarvan 55% der aandeelen in handen der rijksregeering waren en de organisatie der Finsche zuivelcoöperatie. Op dit particuliere leveringscontract was dus een beroep der Nederlandsche regeering op grond der meestbegunstigingsbepaling in ons - officieele - handelsverdrag met Duitschland niet mogelijk.’
‘Nu dit spelletje niet is doorgegaan, heeft Duitschland een ander middel bedacht. Het staat aan Finland toe, gedurende 2½ jaar 5000 ton boter per jaar in te voeren tegen het autonome tarief van 50 mark. Met beroep op ons meestbegunstigingsrecht zouden wij, wanneer Duitschland dat althans erkent, óók 5000 ton ad 50 mark gedurende 2½ jaar mogen invoeren, maar vijfduizend ton is voor Nederland héél iets anders dan voor Finland! Voor Finland beteekent het méér dan zijn jaarlijksche Duitsche export-quantum en voor Nederland.... nog niet het zevende gedeelte!’
‘Wanneer dus deze concessie ook aan ons wordt gedaan en minister Schiele met zijn agrariërs het autonome botertarief van 50 op 80 mark brengen, mag Nederland 5000 ton naar Duitschland sturen, belast met 50 mark en.... 31.000 ton belast met 80 mark, terwijl Finland zijn héélen Duitschen boterexport van nog geen 5000 ton tegen 50 mark mag invoeren.’
‘Men zou kunnen zeggen: 5000 en 5000 is.... twee! Dus: hebben wij met beroep op de meestbegunstiging recht op 5000 ton, beschouwd als absolute hoeveelheid, òf op 36.000 ton, dat is evenveel voor Nederland, als 5000 is voor Finland!’
‘Inderdaad, dit zou een “kunstje” zijn, waarop ook onze regeering wel eens terdege mag letten. Tegen contingenteering op grond van jaargemiddelden der invoeren behoeft geen moreel bezwaar te bestaan, ook niet wanneer daaraan een bepaald tarief wordt verbonden, d.w.z. daarmede moet gepaard gaan: proportioneering. Dus: Finland 5000, dàn wij minstens 36.000!’
Ook deze aangelegenheid is door onze vertegenwoordiging in Genève, in aansluiting bij die der Skandinavische landen voor den Volkenbond gebracht, doch het staat te bezien of onze zuivelproducenten er door zullen worden gebaat.
|
|