| |
| |
| |
Historisch overzicht der uitgave van De Nieuwe Gids 1905-1930.
Den 1en October 1905 ging de uitgave van De Nieuwe Gids, - toen een uitsluitend letterkundig tijdschrift, onder redactie van Willem Kloos, Johan de Meester en Jeanne Reyneke van Stuwe, - over in handen der tegenwoordige uitgeefster, de firma Luctor et Emergo, destijds nog te Voorburg gevestigd, maar weldra het gebouw in Den Haag, Amalia van Solmsstraat 2-4 betrekkend, dat, door voortdurende noodzakelijke uitbreidingen, thans de nummers van 2-24 telt. De ontwikkelingsgeschiedenis der firma vindt men in enkele data vastgelegd in het artikel van hun employé Johnnie Harinck in de April-aflevering van De Nieuwe Gids 1930.
Luctor's jonge Directeuren, de heeren H.M. d'Angremond en A.G. Rinders, toonden van het eerste oogenblik een groote belangstelling voor hun nieuw orgaan. Zij beijverden zich de afleveringen van De Nieuwe Gids steeds onberispelijk de wereld in te zenden, en, in de kringen der connoisseurs is er maar één roep over de technische uitvoering van dat tijdschrift, wat papier, grafische verzorging enz. aangaat. (Zelfs in den oorlog, toen alle andere periodieken de duidelijke sporen droegen van de ongunst der tijden, is De Nieuwe Gids zich, wat omvang, druk en papier betreft, altijd gelijk gebleven). Ook de Nieuwe Gids-prospectussen, die Luctor jaarlijks doet verschijnen, zijn even zoovele bewijzen van den smaak, de toewijding en de royaliteit door de Directeuren van Luctor aan hunne uitgave besteed.
Zóó goed werden de belangen van De Nieuwe Gids door de firma Luctor behartigd, dat reeds drie jaar later (1908) een enorme uitbreiding mogelijk was; de afleveringen werden van plus minus drie vel op circa negen à tien vel gebracht, een omvang, dien
| |
| |
De Nieuwe Gids sedert altijd heeft behouden. De afleveringen October, November, December werden als suppletie-nummers van den 22en jaargang beschouwd, en de jaargangen vingen sindsdien aan met 1 Januari.
De Nieuwe Gids werd met den datum van 1 Januari 1908 weder een algemeen tijdschrift, dat behalve letterkundige bijdragen ook artikelen plaatste over schilderkunst, muziek, tooneel, wijsbegeerte, politiek, sociale aangelegenheden, wetenschap, enz. enz. De hoofdredactie berustte bij Willem Kloos.
Den 1en Januari 1909 had de gebeurtenis plaats, die letterlievend Nederland reeds lang met verlangen tegemoet had gezien: de vereeniging namelijk van De Nieuwe Gids met De XXe Eeuw (het vroegere Tweemaandelijksch Tijdschrift) welk laatste periodiek door de firma Luctor van de firma Scheltema en Holkema werd aangekocht. Zoo werd dus een door velen gekoesterde wensch in vervulling gebracht: namelijk twee tijdschriften, die in essentie hetzelfde wilden en dezelfde richting volgden, te doen samensmelten tot één periodiek, dat het hoofd-orgaan der huidige generatie zou zijn, en waarin de beste letterkundige krachten, evenals die andere, jongere, welke zich onder den invloed der Nieuwe Gids-beginselen hebben ontwikkeld, zouden worden aangetroffen. De redactie werd aldus gevormd: Dr. A. Aletrino, Dr. H.J. Boeken, Lodewijk van Deyssel, Mr. Frans Erens, Willem Kloos (Secretaris), Jac. van Looy, Frans Netscher.
Den 1en October 1910 werd het 25-jarig jubileum van De Nieuwe Gids gevierd op een wijze, die volstrekt eenig is in de literaire geschiedenis van ons land, namelijk door de uitgave van een Gedenkboek in kwarto, een zwaar folio-deel op kunstdruk-papier, met tal van portretten verlucht, en daarneven een Gedenkplaat met afbeeldingen van alle redacteuren en medewerkers.
In de pers werd dit Gedenkboek met enthousiasme ontvangen. Dr. J. Walch schreef in Het Vaderland:
Deze viering met dit boek is ‘Koninklijk’ inderdaad!
Heerlijk, een feest van herdenking te kunnen vieren op zóó waarlijk feestelijke wijze!
Een prachtig boek, een kostbaar bezit, die October-aflevering van meer dan driehonderdvijftig bladzijden....
| |
| |
De Telegraaf:
De Nieuwe Gids vertegenwoordigt, vooral sedert de vereeniging van dit tijdschrift met De XXe Eeuw nog altijd voor ons de moderne letterkundige beweging.
Eens was De Nieuwe Gids het tijdschrift der jongeren alleen, - nu is het dat van de vroegere jongeren en van de jongeren van thans.
Zoowel Willem Kloos als Van Deyssel zijn als redacteuren jong gebleven, ontvankelijk voor nieuwe indrukken; ze hebben een luisterend oor geleend aan andere stemmen dan die van hunne genooten. Dat is de verdienste, die op het oogenblik, nu hun tijdschrift feest gaat vieren, het luidst zij herdacht.
De Nederlander:
Het Gedenkboek, waarmee De Nieuwe Gids z'n 25-jarig bestaan als in een letterkundige revue zijner medewerkers samenvat, is een prachtwerk geworden. Het is uitgevoerd op eene wijze, die de drukkerij Luctor et Emergo te 's-Gravenhage in typographische kunst ten volle eert.
Kunst en letteren:
Wij wenschen, ernstig en welgemeend, thans onze hulde te brengen aan allen, die zich eenmaal, onder de machtige leiding van Willem Kloos, vereenigden, om Holland op te stuwen in de vaart der volkeren.
De Avondpost:
Het is voor den heer Willem Kloos een groote voldoening, aldus het 25-jarig bestaan te kunnen vieren van het tijdschrift, waaraan al die jaren zijn naam onafgebroken verbonden bleef.
N.R.C.:
De Nieuwe Gidsers, die jonge leden uit het letterlievend gezelschap Flanor te Amsterdam, zij zijn middelpunt en kern, zij zijn de organische en organiseerende kracht van het nieuwe letterleven geweest.
Zij hebben de nieuwe kritiek gegrondvest, de kritiek van vrijheid en zuiverheid, die de kunst neemt om haar zelfswil, die álle geestelijk leven belangrijk vindt, ook dus dat van anderen, die vermag te vragen: wat bedoelde de maker?
| |
| |
De ruimheid van dit inzicht is het kenmerkende der Nieuwe-Gids-kritiek.
En daar ligt het dan nu, het Gedenkboek! een zeker belangwekkende uitgaaf. Vol getuigenissen, die elk doen voelen, wát dit tijdschrift, wat deze stichting voor andere schrijvers beteekent.
Johan Koning in Den Gulden Winckel:
Een enkele beschouwing vinde in dit tijdschrift ook haar plaats over die richting in onze literatuur, nu 25 jaren lang geleid door Neerland's dichter-koning, Kloos, die op de literatuur als zuivere kunst, dan op de critiek en daardoor indirect op de journalistiek zulk een wijd-strekkenden invloed heeft geoefend.
Herman Robbers in Elsevier's Geïll. Maandschrift:
De invloed van De Nieuwe Gids op het Nederlandsche geestesleven is onberekenbaar groot.
Johan de Meester in De Gids:
Van een krachtig en prachtig geestesleven is De Nieuwe Gids de uiting geweest. Evenals een halve eeuw vroeger heeft de Nederlandsche letterkunde, nu een kwart-eeuw geleden, een nieuwe lente beleefd, met velerlei nieuw, met zeer schoon geluid; en middelpunt van dit geestesleven was De Nieuwe Gids, de kern, het hart, de organische kracht en het organiseerend beleid....
De Bode, Orgaan v.d. Bond v. Ned. Onderw.:
Zelden zal een periodiek zulk een invloed hebben uitgeoefend en nog uitoefenen als De Nieuwe Gids; die duidelijk en keer op keer het verschil heeft laten voelen tusschen echte poëzie en bombastische rhetoriek;
de beeldspraak weer wáár heeft gemaakt, en een stoet van knappe woordkunstenaars heeft gekweekt, en - den weg gewezen.
Hem zij hiervoor openlijk dank gebracht.
Vragen van den Dag:
De eerste October van het jaar 1885 zal ten allen tijde met gulden letteren in de geschiedenis onzer literatuur geboekt blijven, want toen verscheen de eerste aflevering van het tijd- | |
| |
schrift, dat, hoewel in den aanvang heftig verzet ondervindend en gesmaad van alle kanten, staag worstelende, ieder jaar veld won, en eindelijk het nieuwe beginsel, dat het voorstond, ter overwinning voerde. En thans, nu het vijfentwintig jaar geleden is, dat deze heerlijke gebeurtenis plaats greep, willen wij ook niet achterblijven, en een woord van diepe erkentelijkheid spreken tot hen, die de brengers van deze blijde boodschap aan de letterkunde waren.
Dr. Bierens de Haan in het Tijdschrift voor Wijsbegeerte:
Het jubileum van De Nieuwe Gids heeft uitgestrekter beteekenis dan het vijfentwintigjarig bestaan van een Tijdschrift; het beteekent een wending in de geestesbeschaving, waarvan nog maar de aanvangen zijn ingezet. Wij wenschen aan het Tijdschrift, dat zoo groote beteekenis heeft in de geschiedenis onzer letteren, een lange toekomst toe, waarbij het, met breede en diepe opvatting geleid, tot de vermeerdering der geestelijke goederen van het Nederlandsche volk veel moge bijdragen.
De Hofstad:
XXVe jaargang van De Nieuwe Gids, van welk periodiek één man vijfentwintig jaren lang de ziel en de motor is geweest....
Onafscheidelijk verbonden mogen zij thans terugzien op een kwarteeuw onvermoeiden, onverpoosden arbeid.... Zij hebben een nieuwe literatuur geschapen en tot bloei gebracht.... Een kwart-eeuw van over-rijk, rijpend en rijp menschenleven is hier neergelegd; want in De Nieuwe Gids leeft die figuur, die, voor allen de Leider en de Dichter blijven zal.
Frans Delbeke in Nieuwe Wegen:
....van dag tot dag groeide het aantal medewerkers en ondersteuners aan, en heden, door een gelukkige herbijeenkomst van vroeger afgescheiden redacteurs, mag De Nieuwe Gids op een bloei bogen, zooals zelden een tijdschrift beleefde.
Al wat naam draagt in de huidige letterkunde van Groot Nederland verleende zijn bijdrage. Nog eens: warm aanbevolen.
De Goedendag:
Nu is het ons Vlaamschen studenten een dierbaar geluk te kunnen zeggen, hoe onschatbaar veel wij den Nieuwen Gidsers te
| |
| |
danken hebben; want zij waren het, en de Vlaamsche Groep van '90, die het eerst ons diepstinnerlijk beroerden en wekten tot schoonheidsleven.
Das literarische Echo:
Eine ähnliche Festgabe hat wohl noch nie eine Holländische Zeitschrift ihren Lesern dargeboten.
De Nieuwe Gids kann nach schweren Kampfes-und zum Teil auch Leidensjahren, heute der Zukunft wohlgemut entgegensehen.
* * *
In ditzelfde jaar werd De Nieuwe Gids-prijs ingesteld, waarvan de jury bestond uit Ary Prins en de redacteuren van dit tijdschrift, met Mr. H.L. de Beaufort als secretaris. Vier malen is deze prijs, in den loop van den tijd uitgereikt, te weten aan Louis Couperus, Dr. P.C. Boutens, aan den blinden dichter W.L. Penning en aan Stijn Streuvels.
In het jaar 1922 werd de volgende belangrijke mededeeling gepubliceerd:
Er zijn tegenwoordig vele periodieken, die literaire prijsvragen uitschrijven, waarbij voor den winnaar een belangrijk bedrag in het vooruitzicht wordt gesteld. Maar hoe aantrekkelijk deze wedstrijden ook zijn, zij vergen van de juryleden een omvangrijken arbeid, - een arbeid, dien ‘De Nieuwe Gids’ onmogelijk van zijn redactie zou kunnen eischen, in aanmerking genomen den enormen invloed van ingezonden copie, welke deze reeds jaarlijks te beoordeelen krijgt.
Daarbij komt nog, dat het resultaat wel eens niet aan de verwachtingen zou kunnen beantwoorden, zoodat de prijs niet kon worden toegekend, en alle werk van deelnemers en jury dus vergeefsch zou zijn.
Ook de, door de ‘Nieuwe Gids’ ingestelde ‘Nieuwe-Gids-prijs’ voor het beste proza- of dichtwerk binnen een bepaald jaar verschenen, en die reeds vier malen aan een letterkundige is toegekend, - aan Dr. P.C. Boutens, Louis Couperus, W.L. Penning, Stijn Streuvels, - vordert van de commissieleden veel te veel moeite en tijd.
De Directie van ‘Nieuwe Gids’ haren abonnés thans een kostbaren prijs willende aanbieden, heeft daarom een ander plan
| |
| |
gevormd, dat tegelijkertijd tegemoet komt aan de steeds toenemende belangstelling voor ‘De Nieuwe Gids’ van de zijde van het publiek: want dit feit kan met vreugde worden geconstateerd, dat, in dezen ontzettenden crisis-tijd, ‘De Nieuwe Gids’ waarschijnlijk het eenige tijdschrift is, dat bij elke jaarswisseling zijn abonné-aantal niet zag af-, maar steeds zag toenemen.
Het plan nu der Directie is het volgende:
Zij heeft zich verstaan met den bekenden kunstschilder Antoon van Welie, en elke abonné, die een nieuwen abonné aanbrengt ontvangt een bon op een pastel-portret van dezen meester, welk cadeau een handelswaarde vertegenwoordigt van tweeduizend gulden.
Voor den boekhandel wordt voor elk abonnement, hetwelk het aantal in 1921 overschrijdt, eveneens een bon beschikbaar gesteld.
Om de kansen voor onze abonnés zoo groot mogelijk te maken, zullen er niet meer dan 300 bons worden uitgegeven, terwijl de deelneming blijft opengesteld tot 1 Juli 1922.
Het zal onnoodig zijn iets naders omtrent den heer Van Welie te vertellen, het is genoegzaam bekend hoe hij de eenige Hollander is, die tot tweemalen toe den Paus heeft geschilderd, Pius X en Benedictus XIV, hoe hij een Europeesche vermaardheid geniet, hoe hij tal van bekende figuren in binnen- en buitenland heeft geportretteerd, - onder de velen noemen wij slechts Sarah Bernhardt, Gemma Bellincioni, Theo Mann-Bouwmeester, Eduard Verkade, Enny Vrede, Gaby Deslys, IJvette Guilbert, Edmond Rostand (welk portret werd aangekocht door het Luxembourg), Paul Deschanel, Dr. Bredius, Jhr. Dr. van Karnebeek, Dr. I.C.K. van Aalst, Generaal Snijders, Baronesse Bentinck, Baronesse van Brienen, Louis Couperus, - terwijl wij herinneren aan de beroemde collectie portretten van Louis Botha en de andere Boerengeneraals (eigendom van Dr. van Aalst), en aan zijn bekoorlijke kinderportretten, - (van ‘Maddy Vegtel’, zeide de bekende Engelsche kunst-criticus Andrew Mew, dat het ‘'t mooiste kinderportret was na Whistler’) - dat H.M. de Koningin hem de Oranje Nassau-orde verleende en dat de Fransche Staat dezen alom gevierden schilder, om zijn verdiensten hulde te brengen, benoemd heeft tot ridder in het Legioen van Eer.
| |
| |
Overtuigd zijnde, dat het literaire publiek deze buitengewone aanbieding op hoogen prijs zal stellen, wachten wij gaarne tijdig opgave der abonnementen af.
De Directie van
‘DE NIEUWE GIDS’.
* * *
De 25-jarige uitgave der firma Luctor valt samen met het 45-jarig bestaan van de Nieuwe Gids, waarvan, dus nu bijna een halve eeuw, de leiding is gevoerd door Willem Kloos, als redacteur-secretaris. En te dezer gelegenheid mag het zeker wel even worden herdacht, hoe deze leiding, de lange jarenreeks door, altijd gevoerd is met dezelfde belangstelling en dezelfde kracht, dezelfde devotie en dezelfde liefde. Het is waarlijk geen kleinigheid, om elke maand een aflevering gereed te maken, waarvan de geheele inhoud door den redacteur-secretaris gelezen moet zijn, en nevens particuliere correspondentie en eigen productie en eigen critische beschouwing, de honderden en honderden bijdragen, die jaarlijks inkomen, en waaronder zich romans, tooneelstukken en groote studies bevinden, van a-z te lezen, en ze te behandelen, tot hulp en voorlichting der inzenders, met altijd dezelfde aandacht, dezelfde overgegeven toewijding, hetzelfde geduld, dezelfde bezonnenheid. Dit ‘verborgen’ gedeelte van den arbeid eens redacteurs-secretaris waarvan het groote publiek natuurlijk nooit iets gewaar wordt, mag, dezen zeldzamen keer, wel eens naar voren worden gebracht, omdat het toch stellig een geweldige prestatie mag worden genoemd, als één man, nu reeds 45 jaren deze taak met steeds hetzelfde frissche enthousiasme en dezelfde onverflauwde belangstelling volbrengt.
Geen wonder dan ook, dat Anton Zelling in De Hofstad, bij Willem Kloos' zestigsten verjaardag een woord van dankbare hulde sprak tot den ‘Kloos van de brieven’, brieven waarin hij ongeweten voor het groote publiek, voor talloos velen een betrouwbaar raadgever, een beminnelijk voorlichter en een bemoedigende steun is geweest.
Zeer dikwijls hoort men De Nieuwe Gids in twee perioden verdeelen. De eerste periode zou dan eindigen omstreeks 1894, toen dit tijdschrift van algemeen, uitsluitend letterkundig werk;
| |
| |
GEBOUWEN VAN DE N.V. ELECTRISCHE DRUKKERIJ ‘LUCTOR ET EMERGO’, DEN HAAG
| |
| |
en vaak hoort men de eerste periode bovenmatig verheffen, ten koste van de tweede.
Voor de mentaliteit van het publiek in het algemeen is het hoogst merkwaardig na te gaan, hoe spoedig een dikwijls herhaalde uitspraak tot traditie wordt, die, zonder eigen onderzoek of nadenken, van den een door den ander wordt nagepraat.
In zijn opstel over den Gil Blas in zijn bundel Toppen en hoogten, zegt Mr. Frans Erens de volgende woorden, die ten volle behartigenswaardig zijn:
‘In alle geschiedenissen van de literatuur komt de Gil Blas voor; vooral in de oudere wordt telkens beweerd, dat dit nu de beste roman is. Gij neemt aan, dat dit het algemeen geloof is, het algemeen bekende, en omdat gij het zoo dikwijls hebt gehoord en gelezen, komt niet zoo spoedig de gedachte bij u op, dit zelf eens te gaan onderzoeken. Gij meent er mede bekend te wezen, zonder dat gij het hebt onderzocht. Omdat gij zoo dikwijls ervan hebt gehoord, meent gij te weten, wat het is, en de noodzakelijkheid wordt u niet bewust uw eigen ideeën aan de werkelijkheid te toetsen.... Uw kennis is een geloof, een literair geloof (dus een aannemen op gezag zonder eigen onderzoek!) en het literaire geloof omvat bij bijna iedereen een grooter terrein dan dat der literaire wetenschap.’
Welnu, zijn deze voortreffelijk verstandig-inzichtige woorden niet volkomen van toepassing op de hierboven genoemde Nieuwe Gids-kwestie? Wie dergenen, die de door sommigen geopperde superioriteit der eerste N.G. periode, oppervlakkig-gedachteloos napraten, hebben zelf onderzocht of deze bewering ook waarheid bevat? Zonder ook maar iets te willen afdingen op den baanbrekenden arbeid van den ‘eersten’ Nieuwen Gids, zijn zegenrijken invloed en zijn glorievol vóórgaan in nieuwe critiek, nieuw proza en nieuwe poëzie, zal een onderzoek naar wat de latere jaargangen hebben gebracht, ten duidelijkste aantoonen, dat ook de tweede periode zijn uitstekend nut had en heeft, door leiding te geven en voorbeeld te zijn, in zake de beste literatuur, die Nederland in staat is geweest en in staat is om te produceeren, en in de behandeling van alle mogelijke andere onderwerpen van kunst en cultuur.
| |
| |
Een Traag:
Waarom is men het in het buitenland er unisono over eens, dat De Nieuwe Gids is: The leading review of Holland?
Waarom krijgt De Nieuwe Gids artikelen in de oorspronkelijke talen aangeboden uit Duitschland, Frankrijk, Engeland, en zelfs Amerika? Waarom staat in het ‘Manual for the Dutch language’ geschreven door Latimer Jackson and B.W. Downs, ten gebruike der studenten aan de Universiteit van Cambridge, te lezen:
The Nieuwe Gids is still the organ of young Holland and one of the foremost reviews of the world....?
Het antwoord op deze vraag is gemakkelijk genoeg. Omdat men in het buitenland natuurlijk volkomen onbevangen staat tegenover alle Nederlandsche tijdschriften, en niet geïnfluenceerd wordt door vooropgezette goed- of af keuren; omdat men dáár volstrekt geestelijk vrij staat en dus bevoegd tot oordeelen is, zonder inwerking van, in zuivere literaire critiek, niet ter zake doende factoren, omdat men dáár niet behoort tot het een of andere Hollandsche kliekje of partijtje, groepje of côterietje, - en dus oordeelt, frank en oprecht, zonder aanzien des persoons of periodieks. En daarom ook is een letterkundige als b.v. Khouw Bian Tie, een Chinees van oorsprong, bij uitstek in staat zich een zuivere onbevooroordeelde meening te vormen.
Om iedereen in de gelegenheid te stellen, zèlf na te gaan, of het hierboven gezegde niet de wezenlijkste waarheid bevat, zullen wij met de stukken in de hand bewijzen, dat ook de ‘tweede’ Nieuwe Gids, - en wij nemen hiervoor de laatste vijfentwintig jaren, omdat wij heden dat tijdsverloop herdenken, - den literatuur-liefhebber de beste en ruimste leering biedt, in zake den stand der schoonste letterkundige voortbrengselen van ouderen, jongeren en allerjongsten, en of men de woorden van Dr. K.H.E. de Jong en Dr. Alfred A. Haighton (in De Vaderlander) niet beämen kan:
‘Door zijne jaar in jaar uit verrichte voorlichting van jongeren is Willem Kloos in den waren en vollen zin des woords een Opvoeder zijns Volks.... en moeten allen, die Nederland en zijn Cultuur liefhebben, hem eeren als een Nationalen Geestesheld’.
Vóór wij beginnen in herinnering te brengen, wat De Nieuwe Gids in de afgeloopen kwart-eeuw zijn lezerspubliek heeft aan- | |
| |
geboden, - wij geven slechts een bloemlezing, daar alle artikelen te noemen natuurlijk geheel ondoenlijk zou zijn, - willen wij er nog even op wijzen, dat, naast het werk van Lod. v. Deyssel, Dr. H.J. Boeken, Frans Erens, en de literaire maandelijksche beschouwingen van Willem Kloos, De Nieuwe Gids een Bibliographie bevat (geschreven door verschillende, ter zake kundigen) zóó uitgebreid, als geen enkel ander Nederlandsch periodiek aan te wijzen heeft. En dat naast het beste hunner productie der reeds genoemde redacteuren in proza en vers, De Nieuwe Gids een ‘Dames-rubriek’ bevat (ingesteld in 1924), welke natuurlijk geenszins gevuld is met oppervlakkige, slechts van tijdelijke waarde zijnde modepraatjes en dergelijke, maar goed-gedocumenteerde artikelen over verschillende onderwerpen en serieuse studies geeft over bekende vrouwen, als daar zijn: George Eliot, George Sand, Harriet Beecher Stowe, - terwijl voor verdere jaargangen essays in voorbereiding zijn over de Brontë's, Madame Colette, Marie Bashkirtseff, enz.
Welnu.
Wij beginnen een reeks romans te noemen, in de laatste vijf-en-twintig jaren in De Nieuwe Gids verschenen, - slechts een gedeelte van het geheele aantal, - en toch, hoe interessant, veelverscheiden, en tot het allerbeste der hedendaagsche literatuur behoorende. Jac. van Looy: Jaapje en Jaap; Ary Prins: De Heilige Tocht; Joannes Reddingius: Een romantische jongen; G. van Hulzen: Van de zelfkant der samenleving, en: Aan het lichtende Strand; Dr. AE. Timmerman: Leo en Gerda; Aleide van Pellecom: Dorpsleven; Herman Heyermans: Duczika; R. van Genderen Stort: Helène Marveil; Ed. Coenraads: Eiland van Geluk; Roel Houwink: Nicodemus; Henri van Booven: Vacantiedagen; Felix Timmermans: Pallieter, Kindeke Jezus in Vlaanderen, Boudewijn, Symforosa, Anna Marie, De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaard; Henriëtte Mooy: Acht dagen Wieltocht; Johan de Meester: Toch tot haar doel.
Daarnaast een serie tooneelstukken, waarvan hetzelfde getuigd kan worden als van de romans, en waarvan wij noemen:
Mevrouw Simons-Mees: Geloof, Drama uit den Hugenotentijd; Maurits Wagenvoort: De jaloerschheid van Mrs. Pepys; Frans Mijnssen: Ida Wahl; Eline van Stuwe: De Zonde; Chari- | |
| |
varius: De Echtelieden; Karel Wasch: Woede en tranen; J. de Koo: Het Feest; Herman Heyermans; De schoone Slaapster en Beschuit met muisjes; Willem Schürmann: 1e Bedrijf van De Violiers; Marcellus Emants: Zo'n Pias; Dr. J.L. Walch: Judas Ish Kariot en Antithese; H. Salomonson: Molly's Avontuur; Hendrik Kroon: De Kruisvaarder; Herman Middendorp: Clarinda; Speenhoff: Egoïsten, Nico van Suchtelen: Siegminne en Floriaan, Benno Stokvis: De Venus van Milo.
Novellen van schier alle jongere en oudere talenten, van wie velen door De Nieuwe Gids zijn ‘ontdekt’, o.a.:
Arthur van Schendel, Herman Teirlinck, Frits van Raalte, Eline Mare, Frans Verschoren, M.H. van Campen, R. v. Genderen Stort, Ed. Coenraads, Kitty de Josselin, de Jong, Minca Verster-Bosch Reitz; Stijn Streuvels; Dr. A. Aletrino; Aart van der Leeuw; Adriaan van Oordt; Samuel Goudsmit; Dr. H.E.H. van Loon; Ben Stroman; J. Veldman; H. Laman de Vries; J.S. Witsen Elias; H.W. Sandberg; Eva Asscher; Benno Stokvis; J.W.F. Werumeus Buning; Johan Wesselink; Henri Dekking; Emmy van Lokhorst; Mevr. Laman Trip-de Beaufort; Albertine Draayer-de Haas; Ralph Springer; Jo van Ammers-Küller; Ben van Eysselsteyn; Mr. D. Albers; A.H. v.d. Feen; Alie Smeding; Dr. J.C. Hol; Alfred A. Haighton; Amelie de Man; Maurits Wagenvoort; J. Ilora Adema; G. v.d. Pol; H.H.J. Maas; Marie Favai-Kievits; J. van Oudshoorn.
En verzen....
Behalve gedichten der redacteuren werden daarnaast plaats verleend aan de verzen van haast allen zonder uitzondering, die in Nederland in waarachtigheid den naam van dichter verdienen, en in hun beste momenten.
Wil men namen? Ziehier:
Helène Swarth; Dr. P.C. Boutens; J.C. Bloem; W.L. Penning; François Pauwels; N. van Suchtelen; J.J. van Geuns; Martien Beversluis, Willem de Wijk; Juul Roggeveen; Jo Landheer; Jan R.Th. Campert; J.C. Sonneborn; Jan Eekhout, Elisabeth Reitsma; Jacob Hiegentlich; Benno Vos; Andries de Hoghe; Karel Wasch; P. Otten; J. Winkler Prins; P.N. van Eyck; Speenhoff; B. Verhagen; J.H. de Veer; Herman Poort; Josef Cohen; Leo Rikmenspoel; Jan van Nijlen; Felix Rutten,
| |
| |
Wouter Hulstijn; A.J.D. van Oosten; Dr. Gerversman; H.W. Sandberg; Prof. Faddegon; Aart v.d. Leeuw, Agatha Seger; Ben van Eysselsteyn; Dr. J.H. Leopold; J.K. Rensburg; Laurens v.d. Waals; P.H. van Moerkerken; Jules Schürmann; Joannes Reddingius; K.H. de Raaf; Karel v.d. Woestijne; Frans Bastiaanse; Th. van Ameide; J. van Hees; Jacqueline v.d. Waals; Augusta Peaux; G.H. Pannekoek; Alfred A. Haighton; Willem de Merode; F.V. Branford; Chap (Ch.M. v. Deventer); Adwaita; Victor van Vriesland; Dop Bles; J.J. Zeldenthuis; Nico Oosterbeek; A. Roland Holst; Henrik Scholte; H. van Elro; Wilhelm von Scholz.
Aan studies over Tooneel bracht De Nieuwe Gids onder meer:
H. de Boer: Louis Bouwmeester en het Mimendom; Dramatische Problemen; De Bouwmeester-traditie voor onzen Tijd e.a.; Frans Coenen: Kunst en Kritiek; Frans Mijnssen: Gemma Bellincioni; Forbes Robertson en zijn Hamlet; Enny Vrede, Louis Bouwmeester; Mevr. v.d. Horst-v.d. Lugt Melsert; e.a.; A.W. Stellwagen; Theorie der tooneelspeelkunst; Henri v.d. Mandere; Het Openlucht Natuurspel; Dr. J.L. Walch: Indrukken van het Tooneel te Parijs; Joh. W. Broedelet: Tooneelnotities; T. Landré: Dans Rhythmische gymnastiek, Tooneel; Mevr. Boldingh-Goemans: Het Theater Du vieux Colombier; enz. enz.
| |
Over Schilderkunst:
G.H. Marius: De collectie Drucker in het Rijksmuseum; Corn. Veth: Van Debucourt tot Forain; Een eeuw van satirieke Fransche prentkunst; Duitsche Kunst in de eerste helft van de 19e eeuw; Nederlandsche Grafische kunst; De Fransche illustratiekunst; Nationaliteit en beeldende kunst; Walter Crane; Lizzie Ansingh; Kees van Dongen; v. Gogh's vereering en miskenning; Ko Doncker; Mathijs Maris; Th. van Hoytema; G.H. Breitner; B.H.J. van Dieren: Het Futurisme; H. de Boer: Over Bosboom's geestelijke ontwikkeling; Rosa Spanjaard: Suze Bisschop-Robertson; J.J. van Laar: Over Hodler; Albert Plasschaert: Verschillende notities; Max Eisler: Die Herkunft der Brüder Maris; N.J. Swierstra: Floris Verster enz. enz.
| |
Over Muziek:
Dr. J.C. Hol: Kerkzangers te Rome; J.J.A. Zuidweg: J. Haydn's Heiligmesse; Dr. J. de Jong: Rossiniana; Beethoven
| |
| |
herdacht; Brieven van Hans v. Bülow; N.J. Swierstra: Franz Schubert; L. Lambrechts; J.P. Sweelinck; T.B. Roorda: Mevr Noordewier-Reddingius; Mozart-Renaissance; Cort v.d. Linden: Kritiek op muziek-kritiek; H.P. Blok: Rousseau en zijn verhouding tot de muziek; Dr. J.C. Hol: Het nut der muziekgeschiedenis; H.P. Blok: Het impressionisme in de moderne muziek; Constant van Wessem: Claude Debussy; Over den geest der moderne Fransche muziek; De eischen der moderne muziek-studie; Léoncavallo; G. Mahler; Dr. J. de Jong: Mengelberg Gedenkboek; Frans Vink: Het werk der zangkunst als organische verbinding van muziek en poëzie, enz. enz.
| |
Over Geschiedenis, Sociale aangelegenheden en Politiek:
Everard Gewin: Uit het leven van Maurits Leleu de Wilhem; C.A. Kluyver: De vredesconferentie van 1899 en de Volkerenbond van nu; M. de la Prise: De jeugd van Lauzun en: De roman der Grande Mademoiselle; Dr. AE. Timmerman: Herinneringen aan mijn oude Gym; Mr. H. v.d. Flier: Het internationale recht; Dr. J.C. Costerus: Utrechtsch Studentenleven omstreeks 1870; H. Dunlop: Toekomstdroomen; Arthur Macdonald: Scientific Political Training of President Coolidge; en: Scientific political study of Ch. Dawes; Dr. E. van Raalte: Th. Woodrow Wilson; H.S.M. van Wickevoort Crommelin: Democratie en Fascisme; Mr. Dr. L.W.R. van Deventer: De beteekenis der kleine partijen; Dr. Alfred A. Haighton: De Shanghai Riots; Mr. W. Heineken: Hugo de Groot; Dr. AE. Thierens: Drie jaar in Suriname; L. Simons: Studies in volkskracht; C. Aq. Libra: Over de Polariteit van land en volk; Johan Been: De laatste Scheeps-dominee van Michiel de Ruyter; Jhr. Mr. Clifford Cocq van Breugel: Economische vraagstukken; J. v.d. Linde: Bergen en Montigny; G. Smits: De Adriatische vraag, en: Het machtsprobleem der centrale mogendheden en het nationale principe der Entente in den Europeeschen Oorlog; H.E. Koopmans van Boekeren: Jeanne d'Arcs verder leven en huwelijk; Johan de Zeeuw: De strijd om de Hegenomie in den Stillen Oceaan; Mr. P.H. Ritter: Holland's deel aan Vlaanderen's Strijd; C.F. Gysberti Hodenpijl: De Veldtocht naar Rusland in 1812; en: Uit het leven van den Hertog van Reichstädt; H. v.d. Mandere: Nederland onder de Regeering van Koningin Wilhelmina; e.a. Een
| |
| |
buitenlandsche staatkundige kroniek, eerst van de hand van Chr. Nuys, daarna van Maurits Wagenvoort.
| |
Over Wijsbegeerte en andere onderwerpen:
Dr. K.H.E. de Jong: J.B. Morinus en Spinoza; Materialisme en voortbestaan; Leibniz over de Reïncarnatie; Een nieuwe Zarathustra-commentaar; Prof. Faddegon: Het menschelijke en het eeuwige woord volgens de Oude Indische Wijsbegeerte; P. Vrijlandt; De wijsbegeerte der Hellenen; Dr. K.J. Pen: De afkomst van Schopenhauers Wijsbegeerte; M.H.J. Schoenmaekers: Kunst en gedachte; Hendrik Kroon: Iets over de kunst en het pessimisme; Artikelen van Dr. A.H. de Hartog en Prof. Vollgraff; van A. v. Collem, Kolonel Thomson en Prof. Jelgersma; J.D.C. van Dokkum en C. van Erven Dorens; J.J. Poortman: Een theosophische werelduniversiteit; G.J.P.J. Bolland; De Krisis in den Godsdienst; Het Evangelie; De oude Gnosis; Spreuken uit de leerzaal der wijsheid; Mr. G.J. Grashuis: Verschillende philosophische kronieken; Dr. H. Réthy: Ostwald's natuurphilosophie; Ester Vas Nunes: De Roberty's Agnosticisme; Dr. AE.W. Timmerman: De toekomstige eeuw der psychologie; Dr. C.J. Wynaendts Francken: De Philosophie van het Buddhisme, en: Spinozas' oordeel over de wilsvrijheid; Dr. E.D. Baumann: De Sociaal-psychologische Evolutie Hypothese van Karl Lamprecht; en: Een Inleiding tot de Wijsbegeerte van het Geestesleven; Dr. W. Meyer: Christelijke en maatschappelijke deugden; AE. Thierens: Theosofie, de Theosofische vereeniging en de Theosofische Beweging; AE. Thierens: Reïncarnatie en Karma; en: Het Wezen der Vrijmetselarij; de maçonnieke Autoriteit en de Groote Landmerken der Vrijmetselarij; Dr. H.A. Naber: Het speelgoed van Bacchus; J. van Dijk: Schopenhauer's Metaphysica; Frans Berding: Katholiek Modernisme in Nederland; C. Pekelharing: Darwinisme en Sceptimisme; en: Herbert Spencer; Kees Meyer: De Ruimteleer van Kant en het leven na den dood; Leo Polak; Het kritiese Probleem; N.J. Spijkman: De collectieve Psychologie in den modernen oorlog; A.H. de Hartog: De beteekenis v.d. vorm in het wereldgeheel, enz. enz.
| |
Over opvoeding en onderwijs:
Frits van Raalte: Geheugen en verstand; Schoolhervorming; De Schoolklasse (Een psychologische studie); J. Kleefstra: Tucht
| |
| |
en tuchteloosheid; Poëzie in het kinderleven; Grondslagen van opvoeding en onderwijs; Dr. W. Meyer: Zedelijke opvoeding; AE. Thierens: Het internationale Congres voor Zedelijke Opvoeding; J.C. van Zelm; De vak-opleiding van den onderwijzer; Frits van Raalte: Vroegtijdige begaafdheid; P. Vrijlandt: Het goed recht der Gymnasia; J. Kleefstra: De vrije School; Hans Hillesum: Ontwikkeling van het kinderstrafrecht, enz. enz.
| |
Over Wetenschap:
Dr. H.A. Naber: De Amsterdamsche proef van 1789; Dr. P.H. Dietz: Experimenteele telepathie; Just Havelaar: Over de natuur; Dr. Ch.M. van Deventer: De zin der onsterfelijkheid; Hendrik Kroon: Een vermeend bankroet der wetenschap; AE. Thierens: Astrologie en de nieuwere psychologie; A. Moresco: Wijsgeerige romantiek; W.H.C. Tenhaeff; Van Mesmer tot Coué; en: Het Neovitalisme; Felix Ortt. Over de verhouding der psychische factoren in de dierenziel, enz. enz.
| |
Over Antieke Letterkunde:
Dr. G. van Hoorn: Grieksche Schoonheid; P. Groeneboom: Herondas' Eerste Mime; D. van Lennep: Petronius, de dilettant; M. Brinkgreve Aeneis en Dido; Dr. P.J. Enk: Aesthetische interpretatie van Vergilius' Aeneïs; Dr. M.B. Mendes da Costa: De Ilias en de Odyssee en de Homerische kwestie; Dr. J.L. Chaillet: Horatius' Satiren.
| |
Over Buitenlandsche Letterkunde:
Fanny Reddingius: Eduard Mörike; Ralph Springer: Ernst Toller; M.D. Henkel: Wat zag Goethe in Italië; Max Lieber; Das Shylock Motiv; Dr. Boris Rapchinsky: Dostojewski en Bakoenin; en Dostojewski in het licht der psycho-analyse; Prof. Dr. H. Logeman: Thorleif Schelderup Ebbe; Dr. J.A. Schroeder: Germinie Lacerteux; Dr. J.A. Russell: Couperus in English; en: The Novel in the Netherlands (Academisch proefschrift); C.J.E. Dinaux: Thomas Mann; Dr. Nelly Geerts: Schiller's Brieven; De arme man in Toggenburg; F. Egger: Une Renaissance de la langue française; Dr. A.G. van Hamel; Een nieuwe gedachte in Wales; A.G. van Kranendonk: Robert Louis Stevenson; D. van Lennep: De Wilsheroiek bij Stendhal; en: Arthur Rimbaud; Dr. Nelly Geerts: Fundamenteel verschil tusschen Schiller's en Shakespeare's
| |
| |
RECENT PORTRET VAN WILLEM KLOOS
| |
| |
drama's; André de Ridder: Albrecht Rodenbach; Ninon de Lenclos; Henri de Régnier; Het werk van Henri Bataille en de Fransche tooneelkunst; Dr. Nelly Geerts: Het proza van Isolde Kurz; en: Marie von Ebner Eschenbach; Johannes Tielrooy; Voltaire als roman- en novellenschrijver; Josephine Giese; Ernest Hello; Maurits Sabbe: Christo Botev; Dr. C.J. Wijnaendts Francken: Goethe's Gesprekken met Eckermann; J. de Gruyter: Walter Savage Landor; P.N. van Eyk: Ernest Dowson; G. Kapteyn-Muysken: George Bernard Shaw; Dr. K.H. de Raaf: Shelley Kritiek; J.R. van Stuwe Hzn.: Robert Bridges; Rabindranath Tagore; Over Charles Péguy; John Masefield; en: John Masefield laureate; en: Rupert Brooke; M.V. De Bergeries van Racan; Rogier van Rave: Inleiding tot de Chants de Maldoror; J.F. de Wilde: H.G. Wells, en: De Koningsdrama's van Shakespeare; Mr. D. Spanjaard: John Keats; Ronsard en de Renaissance; André de Ridder; Claude Farrère; Octave Mirbeau; Léon Bloy; Dr. Nelly Geerts: Gotfried Keller; J.J. Zeldenthuis; Detlef von Liliëncron; Karl Vollmöller; Ed. van Bergen: De Encyclopaedie; en: Racine; G.N. Clark: Dutch influences on British History; Nico Rost: Weininger en Peer Gynt; Georg Brandes en Goethe; André de Ridder: De nieuwere Montmartre Generatie; Edw. v. Bergen; Diderot; Dr. Julius Pée: Erckmann en Chatrian; J. Asser: De kiemen der Italiaansche letterkunde; Mr. D. Spanjaard: Flaubert en de Fransche Geest; en: Shelley, de dichter der universeele liefde; J. De Marees van Swinderen: Walter Pater's Verbeeldingen; Prof. Faddegon: Indische natuurpoëzie; A. Werumeus Buning: Shakespeare in onzen tijd; Elly Hoekstra: Het gevoel voor de natuur in de Italiaansche letterkunde; Siegfried van Praag: Franz Kafka; Mr. Frans Erens: rubriek Fransche Letteren, J.J. Zeldenthuis: Moderne Duitsche literatuur.
| |
Nederlandsche literatuurgeschiedenis:
Dr. K.H. de Raaf: Gesprekken met Leopold; Dr. M.B. Mendes da Costa: Flanor Herinneringen; Mr. R. Bakker: Veertig jaren Beschavingsarbeid; en: Interview met Willem Kloos; Dr. J. Decroos: Guido Gezelle; J.W. Bogaert: Vondel's Hekeldichten; J.B. Schepers: Bredero; Herman Poort: Bredero; J.A. Bientjes: Van Vloten herdacht; Jhr. de Koek: Multatuli; S. Kalff: Jan en Eduard Douwes Dekker; Dr. J. v.d. Bergh van Eysinga: Over Kinker, enz. enz.
| |
| |
| |
Onderwerpen van verschillenden aard:
Ir. Roegholt: Siciliana; Rosa Spanjaard: Reisindrukken uit Spanje; Marie van Maanen: Nicotera; Dr. H. van Loon: Het internationale Instituut voor Geestelijke Samenwerking; Dr. AE. Thierens: Das Ehebuch; Prof. Dr. Valckenier Kips: Soberheid in Hooger Onderwijs; F.S. Bosman: Camille Flammarion; Dr. H.C. Muller: Een geniaal misdadiger uit de Byzantijnsche Geschiedenis; Mr. M. Koppius (Vredesbeweging): Peter van Oldenburg; Emeric Cruce; De Abbé de Saint Pierre; Titia Gorter: Esoterisch Katholicisme; Piet Verdoes; Dr. Kiewiet de Jonge; Fred. Oudschans Dentz: Uit de geschiedenis der wederrechtelijke inbezitneming der diamantvelden v.d. Oranje Vrijstaat; G. Meyer; Geestelijke arbeid en deszelfs waardeering in Nederland; H.P. Blok: De ontcijfering v.h. Oud Egyptische schrift; Dr. J. Vorstius: Ein neuer Erfolg der Intern. Geistigen Zusammenarbeit; H.J. Schouten: De hoofdkwestie in den Bartholomeusnacht; P.H. v.d. Kemp: De botanische tuin te Buitenzorg; Johan Been: Het jaar van den Zeilwagen; R.F.A. Mees: De boekkunst v.d. Zilverdistel; K.P.C. de Bazel: De waarde v.h. copieeren en compileeren van oude stijlvormen en het zich inspireeren op oude gegevens; Arthur Knaap: Brieven uit de loopgraaf; Jan den Tex: Een Katholieke Hoogeschool; Just Havelaar: De suggestie van Italië; Over vrouwenbelangen: M.C. Stolk: Susan B. Anthony; G. Kapteyn-Muysken: Hélène Mercier; W. Wynaendts Francken-Dyserinck: De gemeenschapsplicht der vrouw; Annie Oppenheim; Marie Loke; Elize Knuttel Fabius: Van Mary Wolstonecraft tot Ellen Key.
| |
Authentieke brieven van:
E.J. Potgieter; C. Busken Huet; Anne Busken Huet; Charlotte Busken Huet; Bilderdijk aan Catharina Schweickhardt; Jac. van Looy.
| |
Bizondere afleveringen, gewijd aan:
Alphons Diepenbrock; Hélène Swarth; Kroonjaar Willem Kloos, 40 jarig bestaan van De Nieuwe Gids; Jubileumjaargang 1929.
Het bovenstaande is, zooals gezegd, slechts een greep, een beperkte keuze uit wat de afgeloopen 25 jaargangen van De Nieuwe Gids hebben geboden. En nogmaals zij de reden waarom dit hier
| |
| |
geschiedde met den meesten nadruk naar voren gebracht; niet uit reclamezucht, niet uit pedanterie of pretentie, maar uitsluitend om aan te toonen, hoe de zoogenaamde ‘tweede’ Nieuwe Gids in belangrijkheid bij den ‘eerste’ niet ten achter staat, neen, dat zijn inhoud dien van den eerste in interessantheid dikwijls overtreft, en dat ook geen enkel ander periodiek in Nederland in staat is een dergelijken overvloed van de beste en meest verscheiden literatuur, en artikelen, alle moderne geestelijke stroomingen behandelend, aan te wijzen; wederom: geenszins wordt dit in hoogmoed of zelfverheffing gezegd; en een eerlijk objectief, volkomen onbevangen oordeel, zal ons hierin volstrekt gelijk moeten geven, en erkennen, dat wij de waarheid van onze bewering in ruimte hebben bewezen.
Wèl zijn wij natuurlijk blijde en dankbaar dit getuigenis te hebben kunnen geven, en een woord van erkentelijkheid zij hier niet misplaatst aan alle medewerkers, die zich vol vertrouwen aan De Nieuwe Gids verbonden, en zich in zoo grooten getale schaarden om dit blijvende middelpunt van Holland's geestelijke ontwikkeling en cultuur.
* * *
Drie redacteuren heeft de tijd aan De Nieuwe Gids ontnomen.
Dr. A. Aletrino, de zwaar-melancholische, die in zijn werk de afleiding zocht en vond, die hij behoefde, en wiens laatste geschenk aan De Nieuwe Gids was zijn omvangrijke, ontzaglijk-gedocumenteerde historische studie, ‘Rondom Napoleon’, die algemeen de aandacht trok. Het was niet de dood, waarvoor Aletrino terugbeefde, maar voor het moment van sterven.... het overgaan naar het donkere, onpeilbare, ongewetene.... Thans heeft hij dat oogenblik overwonnen; de moede, zoekende ziel is ingegaan tot de grondelooze eeuwigheid.... Dat hij veilig ruste in vrede....
In November 1923 werd ons Frans Netscher ontnomen, Frans Netscher, de willer en kunner, de stoere, sterke figuur, met zijn ongelooflijke werkkracht en zijn ontoombare energie. Frans Netscher, de trouwe vriend. Zoo ooit van iemand getuigd kan worden, dat hij gewerkt heeft, zoo lang het dag was, dan van hèm. Een toegewijde, krachtige, ons hartelijk genegen medestander is met hèm van ons heengegaan. Frans Netscher, beeld van efficiency, wij blijven u missen als een onzer bese vrienden, en zullen u nimmer vergeten.
| |
| |
En dit voorjaar trof ons de slag van Jac. van Looy's verscheiden. Kunnen er woorden gevonden worden om aan te geven, wat dit verlies beteekent voor geheel Nederland?.... De schilder-schrijver, die in al zijn uitingen een toppunt bereikte. Die eenmaal tot zijn hoogte gestegen, daarop is gebleven tot zijn laatste oogenblik. Uitzonderlijk was zijn geest: vol groote toetsen, en tegelijk zoo fijn-gelijnd als filigrain-werk. Te vervangen is hij nooit, onze Groote onder de Grooten. Maar bij onze diepe droefheid om zijn heengaan, blijft ons de innige vreugde over wat wij van hem ontvingen als een bezit voor altoos: zijn prachtig werk, dat onvergankelijk getuigenis zal afleggen van de schoone waarde der Tachtiger literatuur.
* * *
En in het jaar 1921 was het een der Directeuren van Luctor et Emergo, die, in de kracht zijns levens, aan het noodlot ten offer viel: H.M. d'Angremond, die plotseling het leven verloor, zoo onverwacht, dat het ons verbijsterde. En toch.... hij was het, die ons altijd vóórhield: ‘alles in het leven aanvaarden, want alles is goed’. Een mooie, maar moeilijke levensles, die, als les ook slechts langzaam geleerd worden kan, maar dan ten slotte tot stille onderwerping, tot gelaten berusting voert....
* * *
De verhouding van de Directie en de Redactie van De Nieuwe Gids is altijd, van den beginne aan, meer een vriendschappelijke connectie dan een zakelijke relatie geweest. Onze omgang met de heeren d'Angremond en Rinders eerst, later met den heer Rinders alleen, heeft zich altijd gekenmerkt door een aangename wederzijdsche sympathie. En de zorgen door de Directie, nu vijfentwintig jaren lang, aan De Nieuwe Gids besteed, hebben niet weinig bijgedragen tot de algemeene bekendheid en waardeering van dit orgaan.
Het is ons daarom een prettige plicht bij deze gelegenheid, aan de Directie van Luctor et Emergo onze hartelijke appreciatie uit te spreken voor de toewijding en zorg door haar aan de uitgave van De Nieuwe Gids besteed, en er den welgemeenden wensch bij te voegen, dat de vooruitgang van dit tijdschrift onder Luctor's beheer, zooals tot nu toe, steeds crescendo mag gaan.
's-Gravenhage, 1930.
N.G.
|
|