over Uwe trekken die nog leefden, en dien Gij trouw en machtig hebt bewaard tot in den Dood.
Gij hebt geleefd,...... nadat de slag U trof die met Uw eigen glimlach werd beantwoord......, minuten nog. Wel vijftien......, twintig......, bijna dertig. Gij hebt geleefd in die minuten vijftien, twintig, dertig eeuwen. Een gansche aera. Gij hebt in dit, Uw bij minuten uitgetelde, leven voor ons de brug geslagen tusschen 't oude en 't nieuwe Leven. Gij hebt den Nieuwen Mensch gebouwd, Gij Edelsmid, van Liefdes Goud in den aanschouwbren vorm van Uwen Levensglimlach.
Mijn Vriend, ik neem dien Glimlach mede,...... gelijk wij allen deden die Uw Laatste Woord verstonden.
Ik stel dien Glimlach in mijn hart: Uw Levend Aangezicht. En vóór mijn oogen stel ik den kristallen dubbel pyramide, die...... als een diamant......, Uw stoffelijk dooden Aangezicht voor mij verdicht.
En tot mijn eigen ‘Ongetooide’ ga ik, óók, alleen. Om in het antwoord dat ik, levende, zal vinden Uw beide aangezichten te vereenigen tot één bezielend Woord aan die terzijde staan en achterblijven.
Gij, Rechtgezinde, hebt mij 't wachtwoord dóórgegeven: ‘Zoek de Liefde in het Leven.’
En 'k roep in Uwen naam het antwoord op waarnaar ik zoek.
Zóó gaan wij heden nog en morgen,...... gelijk in 't uitgebrand verleden......, tezamen op den heerweg dóór 't Beloofde Land naar het Eenvoudig Doel: het Aangezicht van God in hen die vóór onze oogen leven.
Ik dank U. En ik groet in U den Glimlach.
XXX
21 Oct. '21.