De Nieuwe Gids. Jaargang 45(1930)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 327] [p. 327] De asceet door C. Wilkeshuis. Ik was een zondig mensch, o Heer, ik zat aan tafel en ik dronk den rooden wijn; het leven was voor mij een wild festijn met slechte vrouwen in een lichte stad. Eens, op een feestmaal hebt Gij mij verrast, sidderend zonk de beker van mijn mond; en meer dan anders heb 'k dien avondstond luidkeels gezongen en den wijn verbrast. Ik wild' Uw aangezicht niet zien, en ging met dronken oogen door den donkren nacht; Gij hield op iedren hoek der straat de wacht en trad naast mij tot d'ochtendschemering. Hoe vreeslijk heb ik U dien nacht gehaat, hoe diep ook heb ik U dien nacht bemind; maar eindlijk zwichtt' ik en ik kust' ontzind Uw handen en Uw liefelijk gelaat. Ik heb de driften van mijn donker bloed met ijvrig vasten en met wreede straf en 't overpeinzen van 't nabije graf getemd, en zoo de rust der ziel behoed. Maar als de volle maan peinzende voort- schrijdt over een stad vol zond' en gezang, dan bassen al mijn driften luid en lang als dolle honden voor gesloten poort. Vorige Volgende