De Nieuwe Gids. Jaargang 45(1930)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 311] [p. 311] Droomen door Hélène Swarth. I. Wederzien. Toen riep mijn zuster, die van 't leven rust Al onder de aard, mijn naam met blijde stem. 'k Sloeg de oogen op en zag - niet haar, maar hem, Die toog zoo jong naar de onbekende kust. 'k Lei de armen rond zijn hals met teedre klem En voelde plechtig vroom mijn mond gekust. En 't liefdevuur, door tranen lang gebluscht, Vlamde op zóo hevig dat ik 't niet meer tem. - ‘Is 't waar, mijn lief, blijf je áltoos nu bij mij?’ - ‘Mijn eerste liefde, o kind! vergat ik nooit.’ - ‘'k Werd grijs en oud.’ - 'k Blijf eeuwig je terzij.’ Maar 'k voelde: een schim was 't, die 'k omarmde. En hij, Gelijk een sneeuwbeeld in den zongloed dooit, Smolt weg. - En 't was een droom, die gleed voorbij. [pagina 312] [p. 312] II. In 't oude huis. Meedoogend kuste ik haar, die weende om moederleed En 'k voelde in 't ruischend bloed mij vlammen vreemde smart, Met eigen droefheid éen - Toen dreef mijn heimwee-hart Naar 't huis mij, waar mijn lief, voorheen, hield troost gereed. De kamers treurden leeg, de popelrij leek zwart. Ik zocht éen enkle ziel, wie 'k levens leed beleed. 'k Ontwaarde een vrouw, die, lang geleden, liefs mij deed. En háar vertrouwde ik ál, gestameld en verward. Met mond en oogen wijd van schrik zag zij mij aan En zweeg - En 'k wist: zij kón mij helpen noch verstaan. En 'k greep een blad, laag fladdrende als een wintermeeuw En kuste 't eer ik schreef. Een vlam ontsprong mijn mond En schroeide 't blank papier als zongloed, lentesneeuw. En 't was me of in dien flits 'k mijn leven héel verstond. [pagina 313] [p. 313] III. Zwarte bloemen. 't Vertrek was vol, veel stemmen hoorde ik zoemen. En tot mij schreed een blonde vrouw en gaf Me een mand vol vreemde nachtlijk zwarte bloemen En sprak: - ‘Die bloemen strooi in 't open graf!’ Symbool van nacht, waartoe moet lijfsdood doemen Wie 't leven leden als een strenge straf, Wie, vroom verbeidend, in den Heiland roemen En 't kwellend zielskleed hoopvol leggen af! Die zwarte bloemen kan ik niet vergeten - In donker graf, waar 't lijf ligt droef versmeten Door dood, die riep met iedre klokketik, Strooi zwarte bloemen over mond en oogen, Waaruit ten hoogen blank is opgetogen De langgevangen vlam van 't eeuwig Ik. Vorige Volgende