| |
| |
| |
De rozen
Huiselijke schets in een bedrijf door Aleida van Pellecom.
Personen:
|
Lucie, 24 jaar. |
Karel, haar man, 28 jaar. |
Anna, dienstmeisje. |
Gezellig zoo'n beursvacantiedag, hè? Laat opstaan en lang ontbijten.
Ja, zoo'n dag is maar een goeie uitvinding, dan komt een mensch nog eens tot rust.
Ik wou dat je nooit naar kantoor hoefde.... of tenminste niet zoo vroeg, dan konden we elken morgen samen gezellig ontbijten.
Misschien zouden we het dan niet zoo appreciëeren. Toujours perdrix. Afwisseling maakt 't leven amusant.
Hoor je nou dat gelach aan de voordeur? Die Anna is toch zoo'n jongensgek. Er kan geen manspersoon aan de deur komen, of ze gichelt er mee. Daar erger ik me zoo aan. Ik geloof niet dat ik haar houden kan.
Heb ik al zoo dikwijls gedaan. Maar ze kan 't niet laten.
Ja, de natuur is altijd sterker dan de leer.
Jij hebt mooi praten. Je hebt geen idee wat een huis-
| |
| |
vrouw te stellen heeft met 't personeel. Er bestaan, geloof ik, geen nette, fatsoenlijke meisjes meer.
Een beetje lachen en gekheid maken is toch zoo erg niet. Als dat 't eenige is.
Ik vind dat 't niet te pas komt voor een meisje dat bij nette menschen in betrekking is.
Ik vrees dat je een beetje ouderwetsch bent op dit punt. Je moet maar denken, als ze een vaste vrijer heeft, zal ze vanzelf wel wat zediger en ingetogener tegen andere jongens worden.
Ze heeft een vaste vrijer. Of liever, ze is verloofd, want van een vrijer spreekt geen meisje meer. Als je praat van ouderwetsch, dan is dat ouderwetsch.
(Er wordt geklopt)
Ja.... binnen.
Als 't u blieft, mevrouw. Die bloemen hebben ze gebracht.
Wat een mooie rozen.... Van wie? Is er geen kaartje bij? Nee, alleen maar 't adres: Mevrouw Lucie, Cornelie, Johanna van Reijgersbergen, geboren van Oldengate.... Iemand die me goed kent, m'n voornamen heelemaal juist.... Ik begrijp niet van wie.... Ook de naam van de bloemist staat niet op 't papier... Kende je de jongen die ze bracht, Anna, ik hoorde je zoo lachen met hem?
Nee mevrouw; ik kon hem niet
(af)
Wat een prachtige rozen, hè? Zulke mooie kleuren.... Zacht-oranje, of zalmkleurig. Begrijp jij van wie die kunnen zijn?
Van iemand die onbekend wil blijven; dat is duidelijk. Ik denk van één van je aanbidders.
Dat kan ik niet raden. Je zal zelf 't beste weten met wie je op zoo'n voet van verstandhouding staat, dat je bloemenhulde van hem kan verwachten. Maar ik begrijp dat 't moeilijk voor je is. Je hebt zooveel aanbidders.
Niet meer dan een andere jonge vrouw die er goed uit ziet, en waar wat leven, wat vuur in zit.
Ook niet meer dan een andere vrouw.
Je ziet het gevaar er niet van in.
Er is geen gevaar bij. Ik mag me toch wel een beetje
| |
| |
amuseeren. Hoe zelden kun jij met me meegaan 's avonds; bijna altijd heb je te werken.
Ja, kind; ik moet m'n carrière nog maken; dat is niet zoo gemakkelijk.
Dat geloof ik wel. Maar daarom kun je toch niet verlangen, dat ik avond aan avond thuis zit, en me doodelijk verveel.
Er zijn toch ook vrouwen, die 's avonds muziek maken, of lezen, of met vriendinnen praten; ja, god weet wat doen.
Ik ben nou eenmaal niet zoo'n vrouw. Muziek maken doe ik 's morgens; met mijn vriendinnen amuseer ik me meestal 's middags, en dan wil ik 's avonds wel eens iets anders. Van lezen houd ik niet; dat maakt een mensch saai en vervelend. Een mensch leeft niet om te lezen, maar om te leven. Met menschen die veel lezen, kun je nooit eens gezellig praten; je hebt altijd het gevoel dat ze alles beter weten. En dan, die vrouwen waar jij van spreekt, zijn meestal leelijk; of, als ze dat niet zijn, zit er geen fut, geen energie in om van het leven te genieten.
Er is veel waars in wat je daar zegt. Maar ik vind, als je nou eenmaal getrouwd bent.
Al ben je getrouwd, dan hoef je nog niet te leven als een non, of als een joodsche vrouw, die uit kuischheid, omdat ze geen andere man dan haar eigen bekoren zal, haar hoofd moet laten kaal scheren.
Dat hoeft zeker niet. Maar er is nog een middenweg.
Ik ben nou eenmaal die ik ben. Ik moet kunnen doen waar ik plezier in heb, anders blijf ik niet frisch en vroolijk. Dan word ik saai, knorrig en ontevreden; dat zou je toch ook niet willen.
O nee. Ik zie je graag blij en gelukkig, en gun je je genoegens. Alleen ben ik soms bang dat je te ver gaat, dat je de mannen wat te veel het hoofd op hol brengt, in je onschuld, zonder dat je dit wilt.
Daar hoef je heusch niet bang voor te zijn. Ik heb ook eergevoel. Als iemand me te na komt, zet ik hem op zijn plaats. Dat zal ik je bewijzen. Verleden week in de opera gaf Henri, die in de loge achter me zat, me een zoen op m'n rug. Toen heb ik hem zóó laten voelen hoe impertinent ik dat vond, dat hij heelemaal in zijn schulp kroop.
| |
| |
Zie je, daar heb je 't al. Wat 'n vlegel. Zoo iets moest niet gebeuren; dat moet je voorkomen. Maar jelui vrouwen met je half bloote ruggen lokt 't zelf uit. Als je je maar een beetje minder indecent wou kleeden.
Als dat nou toch mode is. Je zou toch niet willen dat ik drie modes achteraan kwam, en door iedereen werd uitgelachen?
Je hoeft toch niet het alleruiterste te kiezen. Ik geloof niet dat iemand je zou uitlachen als je tien centimeter minder gedecolleteerd was. Wil je dat doen, voor mijn plezier, voor mijn gemoedsrust?
Ik begrijp het verband niet tusschen jouw gemoedsrust en mijn décolleté.
Kun je niet begrijpen hoe pijnlijk het voor mij is, als ik andere mannen met begeerige oogen naar je zie kijken?
Hè toe, mannie, wees nou niet jaloersch; dat is zoo burgerlijk, bekrompen, kleingeestig en ouderwetsch. Als je van me houdt, dan moet je me toch vertrouwen. Ik vertrouw jou toch ook. Help me liever eens raden naar het mysterie van die rozen. Als ik van avond naar een bal moest, of jarig was, dan kon ik 't begrijpen, maar zoo, zonder eenige aanleiding.
Een man stuurt rozen aan eene vrouw als hij vues op haar heeft.
Ja, als zij niet getrouwd is.
Of uit ridderlijke dankbaarheid, als ze hem een klein beetje geluk gegeven heeft.
Geluk? Wat noem je geluk? Een beetje geflirt?
Dat hangt er van af, hoe die man dat heeft opgevat. Hij kan er iets serieus' achter gevoeld hebben.
Och kom. Welke man is er nou zoo onnoozel?
Misschien heb je tegen één van je vrienden geklaagd over mij, en over de decepties van je huwelijk. Daar vindt een man soms het motief voor een nieuwe liefde in.
Onzin. Dat doe ik nooit. Ik spreek nooit over jou, tegen niemand.
Nou kind, ik zal 't je maar zeggen Die rozen heb ik je laten sturen.
(verbaasd en teleurgesteld)
Jij? Och. Is 't heusch waar?
| |
| |
Zóó maar? Zonder aanleiding? Dat heb je nog nooit gedaan in de vier jaar dat we getrouwd zijn. Acht April is 't vandaag; er is geen enkele herinnering aan die datum verbonden. Ik kan 't niet gelooven, omdat.... ik.... 't.... niet.... begrijp.... 't Is maar gekheid, hè?
't Is op mijn woord van eer de waarheid. Geloof je 't nou?
Ja, dan geloof ik het.
(Op matten toon)
Dank je wel, schat; ik vind 't erg lief van je.
Ik geloof dat je er een geheime bedoeling achter zoekt; is 't niet?
Ja.... ik weet niet.... ik voel dat er iets achter zit.
Dat is ook zoo.... dat voel je goed! 't Is zoo iets als een proefballon. Misschien was 't beter als ik 't je niet vertelde, maar ik kan nou eenmaal geen geheimen voor je hebben. Ik zal 't je vertellen. Ik had in een Engelsch Magazine gelezen van een man die zijne vrouw anoniem rozen stuurde, en uit de manier waarop zij daarop reageerde, opmaakte of zij hem ontrouw was. Toen dacht ik, dat wil ik ook eens probeeren.
Ik vind 't eigenlijk niets aardig. 't Is niet fair.
Niet heelemaal, nee, daar heb je gelijk in. Je moet 't maar als een grap opvatten, en er niet boos om zijn. 't Was goed bedoeld, en ik heb er ook geen spijt van, want ik weet nou dat je me nog trouw bent; nou is alles goed.
Dat hadt je toch ook op een meer faire manier te weten kunnen komen; ik houd niet van achterbaksche manieren. Je moet me gelooven, als ik zeg dat 't zoo is.
Zeg nou is oprecht, kind, denk je, dat je, als 't niet zoo was, 't mij dan bekennen zou?
Denk jij niet, dat je, door mij zoo te wantrouwen, me moedwillig drijft tot iets waar ik anders niet over zou denken?
Dat is geen antwoord op mijn vraag. Toe, laten we er niet meer over kibbelen. Ik ben veel te blij dat alles goed tusschen ons is. Het is toch ook een bewijs dat ik veel van je houd, als ik bang ben iets van je te verliezen.
Misschien wel. Maar vertel is, waaraan heb je gemerkt dat ik je niet ontrouw ben?
Ik geloof dat 't beter is, er niet verder over te praten;
| |
| |
anders ga je er misschien over piekeren. 't Is trouwens niet zoo eenvoudig; de man had er een heel systeem voor uitgedacht. Ik wil je alleen vertellen, dat er één oogenblik was waarin je niet zei wat je dacht; toen heb ik even getwijfeld. Dat was toen ik zei, dat de rozen van mij waren.
Omdat jij zoo eerlijk de waarheid hebt opgebiecht, wil ik 't ook doen. In dat oogenblik heb ik aan jouw trouw getwijfeld. Elly Berg, die met haar drie huwelijken en twee echtscheidingen veel ervaring van trouw en ontrouw heeft, zei me laatst, dat eene vrouw op haar qui-vive moet zijn als haar man haar ongewone, buitensporige attenties gaat bewijzen. Dat is meestal het teeken dat zijn geweten niet heel zuiver is. Hij zoekt dan het juiste evenwicht te vinden, door, waar hij aan één kant tekort schiet, aan den anderen te overdrijven.
Ha, ha, ha. Heel slim bedacht. Ik zal 't onthouden. Maar in dit geval kwam 't niet uit. Ik ben geen man voor meer vrouwen; ik ben veel te veel gesteld op mijn gemoedsrust. Eén vrouw, en dan nog een als jij, vind ik juist genoeg.... Zeg is eerlijk, schat, vind je 't niet een teleurstelling voor je, dat ik je die rozen gaf, en niet een ander, een vreemde? 't Is zoo prozaïsch, hè, van je eigen man?
Och nee, dat niet; alleen wat vreemd; ik moet eerst nog wennen aan de gedachte.
Jawel; vrouwen kunnen nou eenmaal niet leven zonder poëzie en romantiek. Als ik niet gezegd had dat ze van mij waren, was je er over aan 't fantaseeren gegaan; je hadt er stellig een heele roman aan vast gedroomd, vol subtiele, ondefiniëerbare gevoelens en verheven gedachten. Beken 't maar; vin je 't niet een nuchtere oplossing?
Ik zal je precies zeggen hoe ik 't vind. Ik had werkelijk even 't gevoel, of ik uit de wolken viel. 't Was of ik avontuurlijk aan 't rondzwerven was, in gedachten, en toen je zei dat ze van jou waren, kreeg ik 't gevoel of ik in een veilige haven landde, bij jou.
Dat vind ik lief. Zou je nou, ook voor je eigen bestwil, voortaan maar niet liever in de veilige haven, bij mij, blijven, en, ten minste in werkelijkheid, want droomen en fantaseeren mag je zooveel je wilt, niet meer op avontuur met andere mannen gaan?
| |
| |
Dat kan ik niet beloven. De natuur is toch altijd sterker dan de leer. En ook.... als ik altijd in veilige haven bleef, zou het gevoel van veiligheid veranderen in verveling. Alles bestaat in tegenstellingen. Ik moet er af en toe eens uitvliegen om de veiligheid te kunnen appreciëeren.
Zal ik dan altijd in angst moeten leven je te verliezen? Ik ben zoo bang dat je meegesleept wordt in een of ander avontuur eer je het zelf merkt.
Maak je toch geen zorgen vóór den tijd. Als dat zoo zijn moet, kan toch niemand er iets aan doen.
Je hebt me voor de wet trouw beloofd.
Wat is een dooie wet bij het levende leven? Trouw of ontrouw hangen toch niet van mijn wil af. Wat heb je aan uiterlijke trouw als ze innerlijk niet meer bestaat? Je wist toch, toen we trouwden, dat je in den tegenwoordigen tijd maar zelden meer een huwelijk voor de eeuwigheid sluit.
Daar heb ik nooit aan gedacht.
En als je er aan gedacht had, zou je dan niet met me getrouwd zijn?
Nou dan. Schik je dan in je zelf gekozen lot.
Je hebt gelijk. 't Is niet anders. Wat ben je toch verstandig. Je weet alles veel beter dan ik. Wat heb ik 't toch gelukkig getroffen, niet alleen een lieve, mooie vrouw, maar ook een knappe, wijze. Kom hier, schat; vergeef me maar; ik zal je voortaan vertrouwen.
|
|