De Nieuwe Gids. Jaargang 45(1930)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 710] [p. 710] Sascha Twerskaja door Sjoerd Broersma. Op de muren van het grauwe Sascha Twerskaja werpen de luchters vreemd gerekte schaduwen. Maanlicht weeft zich over de brug der kanteelen en een ijzeren wenteltrap voert naar den dood. Droef verlaten handen zoeken 't riet nabij den stroom vóór de stormwind radeloos zijn wanhoop uitkrijt. Ballingen schuwen het licht en vallen ter aarde: Over de steppe buigen zich angstig-stamelende lippen. Sascha Twerskaja.... glimlacht dan niemand die hunkerend door de smalle poorten binnentreedt? Of doolt een zwerver blindelings zijn noodlot tegemoet, wijl zijn schreden gelaten schuifelen door den nacht? Sneeuw ziet hij stuiven langs de hooge koele vensters, sneeuw als 'n praeludium mortis: deze schemerwade, Rilt hij even en buigt zich tot de doode vrouw op wier broze handen hij wezenloos zijn kussen drukt. [pagina 711] [p. 711] Geen heiligenbeeld, geen doodenmasker, alleen het mysterie van dood en duisternis. Hemel en hel die zijn hart misvormen en hem drijven naar een daadlooze werk'lijkheid. Dicht viel de clavecimbel en luchters doofden een voor een, Een kaarsvlam stond nog walmend in het hoog vertrek, Sloot hij stil de blinden en boetseerde een glimlach in haar meisjesgelaat, als een wreede hopelooze hunker. Sascha Twerskaja.... rukwinden teisteren uw kanteelen en een grafzerk verhaalt van 'n smartelijk doodsgeheim, Twee dolende vogels, één getralied venster en daarboven de oneindigheid als een tergend treurspel. Vorige Volgende