Wat is de Vondst? Zij is de ontdekking. Zij is het innerlijk gevoel van het verrassende, dat uit het bewustzijn komt van iets nieuws te hebben gevonden, iets dat men te voren niet kende. Uit die ontdekking komt dan de bevrediging van iets te hebben bereikt.
Het is de Vondst, die maakt, dat een stuk proza of poëzie waard is om te worden gelezen. Zoo was er in een hoofdartikel van Rochefort in den Intransigeant steeds één Vondst.
In deze wirwar der tijden, waar in alle kunsten naar beneden schijnen te nijgen, is het zaak voor den artiest zijne gedachten met onverbiddellijke gestrengheid vast te houden om niet te worden gedreven naar alle vier windstreken.
Wij zijn in onze dagen de slachtoffers, niet van gezonde normale, maar van zieke menschen, van hen die buiten het spoor van de normale menschheid zijn geraakt. Zoo waren wij indertijd de volgelingen van den zieken Nietszsche in de wijsbegeerte en zoo ondergingen wij den invloed van den zieken Marcel Proust.
Een zieke kan veel bereiken, omdat de slagboomen, die den normalen mensch in het spoor houden, voor hem zijn weggevallen. Op Nietszsche wil ik niet verder ingaan, doch over Proust zie ik mij gedwongen een oogenblik na te denken.
Hij heeft de wegen der ziel nauwkeurig bestudeerd in zijn binnenste. Hij heeft gereproduceerd alle mogelijkheden der gedachtewegen. Hij spreekt die mogelijkheden alle uit en hij heeft ze uitgesproken niet als mogelijkheden maar als in de werkelijkheid getreden feiten. Hij had een deel daar van moeten laten rusten in eene doodgeboren realiteit.
Wil iemand aanspraak maken te zijn een goed schrijver, dan moet hij alleen opteekenen de gedachtefeiten, die de mogelijkheid hebben in het rijk der realiteit te treden. Een groot aantal gedachten doet zich in de psyche bij een schrijver op, maar hier moet hij zorgvuldig kiezen. Slechts een paar kan hij gebruiken: maar de rest moet hij laten liggen in de diepe duisternissen van het niet-realiseerbare.
Er zijn momenteele gedachte-flikkeringen, die moeten worden opgevat als iets dat ver weg is, waar men niet te gretig naar moet grijpen, maar dat er toch is, zoo als een bliksemstraal, die maar één of een halve seconde duurt.