| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (Dames-rubriek). Het leven van Harriet Beecher Stowe. (Vervolg van blz. 605, Nov. 1929.)
In de lente van 1842 schreef Harriet Beecher Stowe, toen zij te Hartford logeerde, een brief aan haar man, waarin zij hem iets van haar literaire plannen en aspiraties vertelde. Hij antwoordde haar daarop:
My dear, you must be a literary woman. It is so written in the book of fate. Make all your calculations accordingly. Write yourself fully and always Harriet Beecher Stowe, which is a name, euphonious, flowing, and full of meaning. Then my word for it, your husband will lift up his head in the gate, and your children will rise up and call you blessed.
Professor Stowe heeft hier, op waarlijk luciede wijze aan zijn vrouw haar literaire carrière voorspeld!
En het slot van dezen brief is touchant:
‘En nu, mijn lieve, lieve vrouw, kom zoo gauw terug als je kan. De zaak is: ik kan niet buiten je, en als we niet zoo krankzinnig arm waren, kwam ik je zelve halen. In de heele wijde wereld bestaat er niet zoo'n vrouw als jij! Wie bezit zóóveel talent, en tegelijk zoo weinig zelfinbeelding, zooveel naam en zoo weinig ijdelheid, wie is zoo werkelijk literair en zoo weinig oppervlakkig; wie is zoo dapper en tegelijk zoo bescheiden; wie heeft zóóveel geest, en zoo weinig sarcastische scherpte; wie is zoo gevoelig en zoo weinig sentimenteel; wie heeft zooveel goede qualiteiten en zoo weinig slechte eigenschappen?....’
Evenwel, van schrijven kwam vooreerst nog niet veel. Harriet Beecher Stowe had met vele moeilijkheden te kampen, ziekte in
| |
| |
de familie, geldzorgen, huishoudelijke drukten. In 1845 schrijft zij aan haar echtgenoot:
Mijn lieve man, Het is een koude, donkere, regenachtige, onaangename dag vandaag, en ik heb het overdruk gehad met allerlei dingen, die behooren tot de ‘dark side of domestic life’. Een dienstmeisje is zoo gauw tevreden, als alles er maar uiterlijk netjes uitziet, maar, wee, als de huisvrouw een blik waagt ‘in the inside of things’!
I am sick of the smell of sour milk, and sour meat, and sour everything, and then the clothes will not dry, and no wet thing does, and every thing smells mouldy, and altogether I feel as if I never wanted to eat again. I feel no life, no energy.....
Inderdaad werd mevrouw Stowe's gezondheidstoestand van dien aard, dat een verblijf op een badplaats voor haar noodzakelijk werd geacht; in 1847 keerde zij daarvan terug, maar in 1848 was haar man verplicht een rustkuur te doen, die langer dan een jaar duurde.
Al dien tijd moest Harriet alleen de zorg voor haar zes kinderen dragen, haar inkomen vermeerderen door menschen in huis te nemen, en ten slotte ontroofde de cholera haar een harer liefste kinderen. Toch wilde zij voor niets ter wereld, dat haar man terugkomen zou, daar hij nu veilig was tegen besmetting. ‘Every kindness is shown us by the neighbors. Do not return. All will be over, before you possibly get here, and the epidemic is now said by the physicians to prove fatal to every new case. Bear up. I dare not trust myself to say more but shall write again soon.
En in haar volgenden brief breekt haar smart uit:
My dear husband, At last it is over and our dear little one is gone from us. He is now among the blessed. My Charley, - my beautiful, loving, gladsome baby, so loving, so sweet, so full of life and hope and strength, - now lies shrouded, pale and cold in the room below. Never was he anything to me but a comfort. He has been my pride and joy, This heart-break, this anguish, - when it will end God alone knows....
| |
| |
Met dezen laatsten zwaren slag schenen de lange jaren van zorg en beproeving tot een besluit gekomen. In 1849 werd Professor Stowe goed en voordeelig benoemd te Brunswick in Maine.
Hoe weinig echter beseffen de duizenden en duizenden die Uncle Tom's Cabin, lazen, lezen, hebben gelezen en zullen lezen, hoe de schrijfster ervan was ‘a delicate, sensitive woman, struggling with poverty, with weary step and aching head attending to the innumerable demands of a large family of growing children; a devoted Christian seeking with strong crying and tears a kingdom not of this world, - is this the author of Uncle Tom's Cabin? Nevertheless it is the reality.’
De kwestie der slavernij was, sinds de Engelschen hun slaven in West-Indië de vrijheid gaven, een centraal probleem geworden in N. en Z. Amerika.
Den 7en Maart 1850 hield Daniel Webster zijn beroemde rede, en in datzelfde jaar werd Lovejoy vermoord, omdat hij een anti-slavernij courant had opgericht. In dat jaar werd ook de strenge wet omtrent ontvluchte slaven afgekondigd, en de verschrikkelijkste toestanden waren daarvan het gevolg. Heele gezinnen werden uit elkaar gerukt. Men verborg zich in schuren en kelders. Een ontvluchte slaaf, die als timmerman zich gevestigd had, en goed zijn brood verdiende voor zich en zijn huisgezin, hoorde dat zijn meester, van wien hij jaren geleden was weggeloopen, hem zocht; hij trachtte te vluchten naar Canada, maar zijn beide voeten bevroren en moesten worden afgezet. En het Stowe-gezin was ‘fully convinced what an accursed thing slavery is.’ Alle leden der familie bleven het oogenblik herinneren, waarop Mrs. Stowe opstond en riep:
- I will write something. I will if I live.
Dit was de oorspronkelijke gedachte, waaruit De Negerhut ontstond, en Professor Cairnes in zijn voortreffelijk werk The Slave Power zegt:
The fugitive Slave Law has been to the slave power a questionable gain. Among the first fruits was Uncle Tom's Cabin.
Harriet's voornemen, om een verhaal te schrijven dat de heele
| |
| |
natie zou doen voelen, wàt slavernij eigenlijk was, werd niet onmiddellijk ten uitvoer gebracht. In December 1850 schrijft Mrs. Stowe:
Zoolang mijn baby me geen enkelen nacht rust gunt, ben ik nog niet in staat, iets te schrijven. But I will do it at last. I will write that thing if I live.
To me slavery is incredible, amazing, mournfull. I feel as if I should be willing to sink with it, were all this sin and misery to sink in the sea.
In Januari 1851 nam Mrs. Stowe deel aan het Avondmaal in de kerk te Brunswick. Eensklaps, alsof het tooneel voor haar oogen werd afgeheeld, zag zij de scène van Oom Tom's sterven. Zóó sterk werd zij hierdoor aangegrepen, dat zij slechts met de grootste moeite zich inhield om niet in luide snikken uit te barsten. Onmiddellijk na haar thuiskomst, greep zij pen en papier, en schreef op, wat, als een machtig visioen tot haar gekomen was. En zich in den kring van haar gezin begevende, las zij hun voor wat zij had neergeschreven. Twee harer kinderen van tien en twaalf jaar begonnen krampachtig te weenen, en een der twee riep uit: O, Mamma, slavernij is wel het verschrikkelijkste, wat er op aarde bestaat!....
En dus kan men met het volste recht zeggen, dat Uncle Tom's cabin een hartekreet was, uitgestooten uit het diepst van een gevoelige sympathiseerende ziel.
Vijfenwintig jaren later schreef Harriet Beecher Stowe aan een harer kinderen over deze periode van haar leven:
Hoe goed herinner ik me nog den winter, toen jij nog maar een kleine baby was, en ik Uncle Tom's Cabin schreef. Mijn hart brak bij de gedachte aan de wreedheid en onrechtvaardigheid, die ons land tegen de slaven bedreef, en ik bad God, het me mogelijk te maken, iets voor hen te doen. Ik herinner me, hoe vele nachten ik over je schreide, als je rustig naast me lag te slapen, en ik me inbeeldde een slavenmoeder te zijn, wie ze haar kind wilden ontrukken.
Eerst in April kon Harriet het eerste hoofdstuk van haar boek
| |
| |
voltooien. Zij zond het naar de redactie van de National Era te Washington.
In Juli daaraanvolgende schreef Mrs. Stowe aan Frederick Douglass den volgenden brief, welke de best mogelijke introductie is voor de geschiedenis der loopbaan van dat hoogst merkwaardige werk: Uncle Tom's Cabin.
| |
Brunswick 9 Juli 1851.
Geachte Heer,
U hebt misschien in de Era de reeks artikelen opgemerkt, welke ik bezig ben te schrijven onder den titel Uncle Tom's Cabin or Life among the Lowly.
In den verderen loop van dit verhaal beschrijf ik een katoenplantage. Het zou mij veel waard zijn, om daaromtrent inlichtingen te krijgen, van iemand, die zelf op zoo'n plantage heeft gewerkt, en ik dacht dat U misschien wel een zoodanig iemand zou kennen, die mij informaties geven kan. Op het oogenblik heb ik voor mij liggen een verslag van een Zuidelijken planter, die mij alle renseignements geeft, uit zijn oogpunt bekeken. Daarom wilde ik ook graag eens iets van een anderen kant vernemen. Want ik ben er op gesteld, een beeld te geven, dat tot in de details geheel realistisch is. Wellicht kent U den een of ander die me helpen kan? Ik voeg hierbij een lijst van vragen, die de betrokken persoon misschien wel zoo vriendelijk zal willen zijn te beantwoorden.
Uw blad heb ik geregeld ontvangen, en ik lees het steeds met de grootste belangstelling. Evenwel heb ik met spijt uw opinie omtrent twee onderwerpen vernomen: de kerk en de Afrikaansche kolonisatie.... en ik zou graag, als ik kon, uw meening over deze twee punten eenigszins wijzigen.
In de eerste plaats zegt U, dat de kerk is: pro slavernij. In zeker opzicht is dit mogelijk wáár. Want de kerk omvat alle mogelijke personaliteiten. En dus ook velen die vóór de slavernij zijn. En.... als zij wilde zou de kerk een einde kunnen maken aan de slavernij, en zij laat deze voortbestaan. In zooverre hebt U dus gelijk. Maar de kerk laat ook onmatigheid en Sabbath- | |
| |
schenderij en alle mogelijke soorten van misdaad bestaan. Dat zou men dan óók wel kunnen zeggen.
Ikzelf ben een domineesdochter en een domineesvrouw, en ik heb zes broeders die dominees zijn, ik heb dus eenig recht van spreken, en ik weet, dat vele, vele predikers tegen de slavernij zijn. Mijn eigen vader preekte ertegen met de grootste hartstocht en kracht, zoodat er tranen stonden in de oogen van de verhardste en verstoktste menschen zijner gemeente.
En thuis werd er gebeden voor ‘het arme, onderdrukte, lijdende volk van Afrika’, en dat de tijd zijner bevrijding eenmaal mocht aanbreken..... en dat is misschien de reden, dat ik zoo geïmpregneerd ben met haat tegen de slavernij. Al mijn broeders zijn tegen de slavernij. Een van hen was de boezemvriend van Lovejoy. En wat mijzelf en mijn echtgenoot betreft, zeventien jaren lang hebben we op de grens van een slavenstaat gewoond, en we hebben aan vluchtelingen nooit hulp geweigerd, en alles voor hen gedaan wat we konden. Ik liet de kinderen van vrijgelaten slaven toe op mijn eigen huishoudelijk kinderschootje, en heb hen onderwezen, tezamen met mijn eigen kinderen; en het was de kerk, die ons aanspoorde om al deze dingen te doen. Ga eens na, hoeveel malen er gepredikt is tegen de verschrikkelijke Ontvluchte-slaven-wet, en U zult zien dat dit aantal de predikaties ervóór verre overtreft. De dertien dominees, waarmee mijn man wekelijks vergadert, zijn, op drie na, allen tegen de slavernij....
Deze brief geeft ons een duidelijk blijk, hoe hart en ziel van deze nobele vrouw vervuld waren van haar onderwerp, en hoe waarachtig zij alles voelde van haar wonderbaar verhaal. Inderdaad Uncle Tom's Cabin werd meer met het hart dan met het hoofd geschreven. Het was een uitbarsting van het diepste gevoel, een werkelijke wanhoopskreet. De schrijfster dacht niet aan woordkunst of stijl, evenmin als de moeder aan haar houding en voorkomen denkt, als zij de straat opvliegt, om haar kind uit het een of ander gevaar te redden. Haar verhaal wilde aantoonen, dat geen sterveling op aarde zoo geminacht werd, zoo onrechtvaardig behandeld werd als de slaaf. Hij werd door de wet verboden lezen of schrijven te leeren, hij mocht geen
| |
| |
contract teekenen, geen eigendommen bezitten, niet eens een wettelijk huwelijk sluiten. De wet beschermde noch hemzelf, noch zijn vrouw, noch zijn kinderen. Hij kon niets doen, niets vermaken, niets verkrijgen, - alles wat van hem was, was niet van hèm, maar van zijn meester.
Uncle Tom's Cabin is in de eerste plaats een godsdienstig werk. Het is ingegeven door de geboden van het Evangelie. Dit boek zet het werk voort, dat door Jefferson, Hamilton, Washington en Patrick Henry werd begonnen, en het doet dit niet in de taal van den wijsgeerigen philosoof, maar als een schilder, die een reeks van beelden voor uw oogen zet. Door middel van de verbeelding werkte Mrs. Stowe op het zedelijk gevoel harer toehoorders.
Uncle Tom's Cabin maakte de handhaving der Fugitive Slave Law een onmogelijkheid. Dit boek wekte het algemeene gevoel der geheele wereld. Het groote publiek is als een kind: men bereikt het sneller en beter door aantoonen en laten zien dan door abstracte woorden. En dit werk, dat zoo'n sterken indruk maakte op de fantasie der menschen, had een invloed, die ongelooflijk sterk en langdurig was.
Het verhaal, dat in de National Era den 5en Juni 1851 begon gepubliceerd te worden, en waarvan eerst aangekondigd was, dat het ongeveer drie maanden loopen zou, werd pas in April 1852 voltooid. De intense belangstelling, die erdoor werd gewekt, de vragen, die tot de auteur werden gericht, om aldoor méér feiten en details, de ontelbare aanmoedigingen om voort te gaan, met haar zoo prachtig aangevangen werk, die van alle kanten tot haar kwamen, en boven al de steeds toenemende overtuiging, dat zij een hooge en heilige roeping te vervullen had, deden haar arbeid aangroeien tot een overweldigende aanklacht.
Later zeide Mrs. Stowe zelve herhaaldelijk:
- Ik kon de kracht van mijn verhaal niet meer tegenhouden, ik schreef het niet, het wilde geschreven worden en schreef zichzelf.
En: Ik de schrijfster van Uncle Tom's Cabin? Neen, waarlijk niet. Het werd mij ingegeven door den Heere zelf, en ik was niets dan een zeer nederig instrument in Zijne handen. Aan Hem alle lof en eer!
| |
| |
Ofschoon de National Era sinds lange jaren niet meer bestaat, was het toentertijd een belangrijk en de aandacht trekkend blad. Verschillende uitstekende krachten werkten er aan mede. En toen Uncle Tom's Cabin verscheen, werd deze geschiedenis door de meest competente critici unaniem het meest interessante, inhoudvolste en machtigste van alle tijdschrift-verhalen genoemd, die ooit in Amerika waren verschenen.
Toen het verhaal voltooid was richtte Mrs. Stowe een open brief tot al de kinderen in de wereld, om hen op te wekken tot afschuw van de slavernij.
En de uitgever van de Era kondigde na het slotwoord aan:
Mrs. Stowe heeft hiermee haar groot werk tot een einde gebracht. En we kunnen getuigen, dat nooit eenig verhaal van een Amerikaansch auteur méér algemeene belangstelling en diepere aandacht heeft gewekt.
Voor de publicatie in dit blad ontving de schrijfster een honorarium van 300 dollar. Het verhaal had ondertusschen de attentie getrokken van John Jewett, een Bostonsch uitgever, die haar onmiddellijk een aanbod deed om het in boekvorm te doen verschijnen. Hij bood Mevr. Stowe de helft van de winst, indien zij ook de helft van de onkosten wilde dragen. Deze offerte werd door Prof. Stowe geweigerd, die zeide, dat hij te arm was, om eenige risico te kunnen loopen; en ten slotte werd overeengekomen, dat de auteur 10% ontvangen zou van elk verkocht exemplaar.
Mevr. Stowe had geen enkele reden om op een groote geldelijke winst te hopen, daar Uncle Tom het eerste werk was, dat zij in boekvorm uitgaf, behalve een paar kleinere verhalen, die haar weinig winst hadden opgeleverd. Zij was dan ook zoo onverschillig voor de gemaakte overeenkomst, dat zij hieromtrent schreef:
I did not know until a week afterward precisely what terms Mr. Stowe had made, and I did not care. I had the most perfect indifference to the bargain.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
|
|