| |
| |
| |
Feiten en fantasieën (dames-rubriek).
Het leven van Harriet Beecher Stowe.
Kinderjaren.
(Vervolg van blz. 245.)
Met haar school-leven te Hartford begon voor Harriet Beecher een nieuwe periode in haar leven; het was haar vormingstijdperk, en haar zuster Catherine, een jonge vrouw met een krachtigen, onbuigzamen geest en een sterk, absoluut karakter had een grooten nvloed op haar jongere zuster, met dier gevoelige, aanhankelijke, ietwat droomerige natuur.
Harriet's fijn verstand en ontvankelijk brein brachten haar gemakkelijk door haar schooldagen heen. Toen zij op de school van Catherine kwam, telde deze slechts vijfentwintig leerlingen; toen zij haar verliet, waren er eenige honderden. Zij sloot er een innige vriendschap met een wat ouder en ernstiger meisje, Georgiana May en met een zonnig, allerliefst kind Catherine Cogswell; beide vriendschappen bleven haar geheele leven lang stand houden.
Georgiana, zoowel als Catherine kenden Latijn, en zoozeer wekte dit Harriet's eerzucht op, dat zij, geheel alleen begon Latijn te leeren, en er, na een jaar studie, in slaagde, een zeer goede vertaling van Ovidius in verzen te leveren. Harriet voelde zich in dien tijd zeer poëtisch gestemd; zij verbeeldde zich dichterlijken aanleg te hebben, en begon aan een drama: Cleon, dat speelde in den tijd van Nero. Haar zuster Catherine noemde dit tijd verspillen, en verwees haar opnieuw naar haar studieboeken Behalve de gewone vakken leerde Harriet ook Fransch en Italiaansch.
In die dagen begon, zooals zij het zelf noemde, ‘haar ziel te
| |
| |
ontwaken’, en ging zij in werkelijkheid de diepe beteekenis van het geloof beseffen. Haar ‘bekeering’, zooals zij het uitdrukt, vond plaats in den zomer van 1825, toen zij veertien jaar oud was, en haar vader van Litchfield naar Boston werd beroepen. Haar groote vroomheid, die haar haar geheele leven nooit meer verlaten heeft, werd de oorzaak, dat zij zich in alle opzichten onwaardig en waardeloos voelen ging.
‘My whole life’, zegt het jonge kind, ‘is one continued struggle. I do nothing right. I yield to temptation almost as soon as it assails me.... I am beset, behind and before, and my sins take away all my happiness.... I don't know as I am fit for anything, and I have thought, that I could wish to die young, and let the remembrance of me and my faults perish in the grave, rather than live, as I fear to do, a trouble to every one.’
Zoo gaat zij voort in haar brief, gericht tot haar zuster Catherine, en het is geen wonder, als deze aan haar vader schrijft:
‘I have received some letters from Harriet, which make me feel uneasy’, als zij moet lezen:
‘I don't know as I am if it for anything, - en ‘You don't know how perfectly wretched I often feel; so useless, so weak, so destitute of all energy.... I am so absent sometimes, that I make strange mistakes; and I cannot sleep, and groan and cry till midnight.’
Catherine antwoordt:
‘Take courage in your dark sorrows and melancholies; as Carlyle says: ‘Samuel Johnson too had hypochondria; all great souls are apt to have....’ Maar, daar er klaarblijkelijk iets moest worden gedaan, om Harriet in beteren toestand te krijgen, werd zij met haar vriendin Georgiana naar haar grootmoeder te Guilford te logeeren gestuurd. Daar voelde zij in de stilte en de eenzaamheid haar innerlijke rust terugkeeren, en zij zegt: ‘In my disappointment and distress I called upon God, and it seemed as if I was heard.’ En dit verblijf deed haar zóóveel goed, dat zij, weer thuis, aan haar grootmoeder schrijven kon:
‘I feel very comfortable and happy.’
Zij begon zich nu weer rustig en tevreden te voelen in haar kring, en ‘was trying to cultivate a general spirit of kindliness towards everybody’. Hierin slaagde zij zóó goed, en was haar geheele verdere leven zóó geduldig en verdraagzaam en toegewijd
| |
| |
aan anderen, dat men met recht mag zeggen, dat liefde voor haar naasten de sleutel was tot haar heele bestaan. Nooit zou Uncle Tom's Cabin geschreven hebben kunnen zijn, als door iemand voor wie liefde was: ‘the life-blood of existence, the all in all of mind’, zooals haar zoon Charles later van haar getuigde.
* * *
In 1832, na zes jaren in Boston te hebben vertoefd, werd Dr. Beecher naar Cincinnati overgeplaatst. Het volgende jaar kreeg Harriet haar eersten inblik in het wezen der slavernij, door haar persoonlijke opmerkingen, gedurende een reisje naar Kentucky, met een vriendin. Daar logeerden zij op een plantage, die later in Uncle Tom's Cabin beschreven wordt als die van Mr. Shelby. Hier kwam zij voor het eerst in aanraking met de negerslaven van het Zuiden. Haar vriendin zeide later: ‘Ik heb nooit bespeurd, dat Harriet veel acht sloeg op de negers en hun gedoe, maar later in Uncle Tom herkende ik tooneel na tooneel, dat weergegeven was met de uiterste getrouwheid, en begreep direct waarvandaan Harriet haar meeste bronnen had.’
Toentertijde echter stelde Harriet meer belang in onderwijskwesties dan in slavernij, en op een school in Cincinnati was zij een volkomen toegewijde en voor haar taak berekende onderwijzeres. Zij sloot er vriendschap met Eliza Tyler, die de eerste vrouw werd van Professor Stowe, en die op vijfentwintigjarigen leeftijd, tot groot verdriet van Harriet, stierf; een groot verlies voor haar kring, daar zij een zeer beminnelijk karakter bezat, en zeer begaafd was in vele opzichten.
Professor Stowe bleef achter als een kinderloos weduwnaar, en zijn droeve omstandigheden wekten ten zeerste de medelijdende sympathie van wie Eliza's beste en intiemste vriendin was geweest. Van deze sympathie tot liefde was maar een kleine afstand, en na een kort engagement werd Harriet Beecher de vrouw van Professor Calvin Stowe.
Het huwelijk werd in besloten kring gehouden, met niemand anders tegenwoordig dan de naaste familie, en daar er ‘sufficiency of the ministry’ in de eigen familie was, behoefde geen vreemde predikant te worden verzocht het in te zegenen.
Den 6en Januari 1836 was Harriet getrouwd, en reeds in Juni
| |
| |
van dat jaar was Professor Stowe verplicht een studiereis naar Europa te maken. Gedurende dien tijd leefde Harriet rustig te Cincinnati, in het gezelschap harer broeders en vader; zij begon korte vertellingen, artikelen en essays te schrijven in de Western Monthly Magazine of de New York Evangelist en ondernam een geregelde briefwisseling met haar echtgenoot; zij hield een soort dagboek bij en zond hem dit elke maaand.
In die dagen begon de kwestie der slavernij een brandende topic in Cincinnati te worden, en het college aldaar werd een middelpunt van de anti-slavernij-beweging. Lezingen werden gegeven, vergaderingen gehouden, sommige eigenaren stelden hun slaven in vrijheid, en zelfs werd er een anti-slavernij-blad opgericht, de ‘Philantropist’. Dit blad verdween echter als gevolg van een opstand door slavenhouders verwekt, en over deze aangelegenhed schrijft Harriet Stowe aan haar echtgenoot als volgt:
‘Ik heb een artikel geschreven in satirischen toon, om al het absurde hiervan in het licht te stellen, en om de aandacht te vestigen op een zeer degelijk en doorwerkt stuk van Henry’ (haar broer). En:
‘De opwinding hier neemt steeds toe. Birnie (de man, die het eerst den stoot aan deze beweging gaf) wordt vrijwel geboycot; de gasten van het pension, waarin hij woont, eischten, dat hij zou worden verwijderd. Toen de eigenaar dit weigerde, verlieten twaalf huurders op slag het huis. Een zeer drukke vergadering is gehouden, en ofschoon vele burgers der stad het er niet mee eens zijn, verheft toch niemand zijn stem om er tegen te protesteeren. Er zijn in de stad vier partijen; de onverschilligen, de lauwen, de onruststokers en de hartstochtelijke drijvers. Birnie gaf een blaadje uit; hij werd gesommeerd de stad te verlaten, en toen hij dit niet deed, werd zijn huis bestormd, zijn persen vernielde men, en wierp ze in de rivier, en sloeg alles in zijn drukkerijtje kort en klein. Er scheen alle kans op een oproer te bestaan.’
Uit haar brieven van dien tijd blijkt, dat Mrs. Stowe, al had de anti-slavernijbeweging haar volle sympathie, zij toch nog geen verklaarde abolitionniste was. Maar langzamerhand werden haar gevoelens in deze zaak sterker en gedecideerder.
* * *
| |
| |
Kort na elkander kreeg Harriet drie kinderen, in Januari 1838 werd haar zoontje Henry geboren. Daar het inkomen der Stowe's zeer beperkt was, woog het heele huishouden, de kinderverzorging, enz. op Harriet. Zooals van zelf spreekt, kwam er in deze jaren niet veel van schrijven. Zij geeft daarvan in haar brieven aan haar vriendin Georgiana verschillende humoristische beschrijvingen, die ten zeerste pleiten voor haar liefhebbenden aard, haar geduld en doorzetting en uithoudingsvermogen en vooral haar onveranderlijk goed humeur.
In 1839 nam Mrs. Stowe een kleurlinge in dienst, die van haar meester was weggeloopen. Kort daarna kreeg Professor Stowe bericht, dat de meester van het meisje in de stad was, en dat hij haar uitleveren moeten zou, als zij niet bijtijds ontsnapte. Professor Stowe zorgde er voor het meisje op een veilige plaats zoolang te verbergen, totdat haar eigenaar het zoeken naar haar zou hebben opgegeven. Hij en zijn zwager Henry vervoerden de vluchtelinge in een gesloten wagen, bij nacht, langs slechte wegen, twaalf mijlen ver naar het gastvrije huis van den ouden John van Zandt, die bekend stond als ‘the fugitives friend’.
Deze ware gebeurtenis uit haar eigen ondervinding gaf Mrs. Stowe aanleiding tot het schrijven der aangrijpende episode van de ontsnapping der vluchtelingen voor Tom Loker en Marks in. Uncle Tom's Cabin.
* * *
Een aardig staaltje van Harriet's leven geeft een harer vriendinnen, te aardig om het hier niet in zijn geheel te vermelden:
- Kom, Harriet, zei ik, terwijl zij bezig was met haar drie kleine peuters, ben je klaar met je verhaal Souvenir, dat je me beloofde verleden week naar den uitgever te sturen? 't Is vandaag de laatste dag, dus als 't nog niet klaar is, haast je dan.
- En hoe wil ik dat klaar spelen, lieverd? vroeg Harriet. Ik moet op zijn minst wachten tot baby's tanden dóór zijn. En ik heb. 't véél te druk met 't huishouden.
- Ja, dat zou je wel willen. Vandaag moet die vertelling af. 't Is nu al een maand geleden, dat Frederik zijn gesprek met Ellen begonnen is, en je moet er nu eindelijk een conclusie aan maken. Kom, in 'n uur of drie ben je kant en klaar, kan je hofmakerij, huwelijk, catastrophe en éclaircissement gereed hebben, en die drie
| |
| |
uren brengen je genoeg op om minstens 'n jaar 'n verstelnaaister te kunnen betalen. Twee dollars per bladzijde, kind! en je schrijft 'n bladzijde in 'n kwartier! Toe, vooruit, ga aan 't werk.
- En wat moet ik dan met de kinderen, en 't brood staat in den oven, en m'n dienstmeisje is pas nieuw, en de schoonmaak is zoo na op handen. 't Is buiten kwestie, dat ik nu rustig ga zitten, je ziet 't zelf.
- Ik zie niets. Als je talent hebt, moet je 't ook gebruiken, en dat zal je, verstaan? Tref nu 'n regeling, en begin.
- Ja, maar, de keuken moet 'n beurt hebben, en daar moet ik bij wezen....
- Goed, goed, dat doe je dan maar. Je kan overal schrijven. Je gaat eenvoudig aan de keukentafel zitten, en houdt onderwijl 'n oogje op Mina.
Ik hield vol. Binnen tien minuten zat ze, hoor. Aan een hoekje van de tafel, bedekt met een deegplank, deegrol, kruiderijen en spek aan den eenen kant; een blad met eieren, boonen,, kookgereedschappen aan een andere; vlak naast haar een strijkijzer, en aldoor om haar heen warende een zwarte nimf, die haar orders afwachtte.
- Harriet, zei ik, neem dan maar deze atlas op je schoot, om op te schrijven. En let er niet op of 't soms slordig is, ik zal 't wel copieeren.
- Nu, vooruit dan maar, zei ze, half berustend, half geamuseerd. Mina, denk er om, dat je op 't brood let, ik moet even wat schrijven. Waar is de inktkoker?
- Hier, op dit schaaltje.
Daar moest Mina om lachen, en even lachten we alle drie om deze toebereidselen.
Ik keek de reeds geschreven bladzijden na, om te zien, waar Harriet gebleven was.
- Asjeblieft, zei ik, daar heb je Frederik en Ellen, hij zegt iets, dat zij zijn beschermengel is, - herinner je je?
- Ja, ja zeker, zei ze, en verviel in een mijmering om den draad van haar verhaal weer te kunnen opnemen.
- Mevrouw, mot ik 't varkensvleesch met de boonen méé koken? vraagt Mina.
- Nou zie je, lacht Harriet, Mina is pas nieuw; ik kan haar niet alleen laten begaan. Ik kan niet schrijven vandaag.
| |
| |
- Neen, neen, we moeten er iets op verzinnen. Dicteer me dan maar. Je kan gemakkelijker dicteeren dan schrijven. We zetten baby zoo lang in deze mand, en geven 'm wat dingen om mee te spelen. Hier staat: ‘Zij nam haar hoofd in haar handen, en begon zacht te weenen.’ Wat volgt er nú?
- Mina, doe 's wat melk bij het deeg, zegt Harriet.
- Kom: zij begon zacht te weenen. En verder?
Harriet kijkt peinzend uit het raam.
- Schrijf, zegt ze, en begint te dicteeren.
‘Haar minnaar weende met haar, en durfde het besprokene niet meer aanroeren.’ - Mina, je moet 't deeg veel dunner uitrollen. ‘Hij trachtte een zachter toon aan te slaan.’ Mina, doe wat kolen op 't fornuis.
- Ik zal wel op Mina letten, en schrijf jij dan maar weer zelf.
Harriet neemt de pen, en zet zich geduldig aan 't werk. En met een zucht van verlichting, zie ik twee bladzijden volgeschreven.
- Braaf zoo, zeg ik, dirigeer nu maar weer Mina, en dicteer mij. Je bent nu goed op dreef. Toe: ‘Wat is 't leven voor iemand, die geleden heeft als ik?’ Wat volgt daarop?
- Moet ik eerst 't witte of eerst 't bruine brood uit den oven halen? vraagt Mina.
- Eerst 't bruine, zegt Harriet.
- ‘Wat is 't leven voor iemand, die heeft geleden als ik?’ En? vraag ik.
Harriet dicteert een paar oogenblikken.
- Mevrouw, moet er gember bij de pompoen?
- Neen, neen. Harriet dicteert verder.
- Mevrouw, waar moet ik met de eierschalen blijven?
- Natuurlijk in de vuilnisbak. Harriet dicteert verder....
En zoo gaat 't voort: schrijven, dicteeren, koken, toezicht houden op de kinderen.... Maar ik kreeg mijn zin; het verhaal kwam af, ik copieerde de laatste bladzijden, en 's avonds kon het worden verzonden.
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe.
(Wordt vervolgd.)
|
|