kunstenaars, leven en dood. Dan: de bewerker in den meest artistieken zin van de drama's van Sophokles en later van menig oud volksstuk als b.v. het Nederlandsche Elckerlic, ten slotte de eenige dichter, die een behoorlijk libretto wist te schrijven (b.v. voor de muziek van Richard Strauss ‘Der Rosenkavalier’ enz.) en zelf eenige op zijn minst genomen interessante tooneelspelen schiep.
Men beweert ten onzent en in Duitschland geregeld, dat er voor het tooneel geen dichters meer te vinden zijn! Welk een ongemotiveerde dwaasheid. Juist is, dat er voor de dichters geen tooneel meer is. De intensiviteit van het moderne leven is oorzaak geweest, dat het z.g. groote, uitgaande publiek geen aandacht genoeg meer had voor werkelijke serieuze kunst. Dit publiek prefereerde lichtere ontspanning zooals revue, opera, variété en tenslotte cabaret-dansant. Om deze uitgaanders te trekken begon het eene gezelschap het andere te overtroeven: de menschen wilden wat zien, de moede zenuwen wilden geprikkeld worden. Het gevolg was: revues met (in Berlijn) ‘Tausend nackte Mädchen’ (dit was zoowel de titel als de attractie!), opera's waarbij olifanten en kameelen ten tooneele gevoerd werden (er werd vooral niets meer aan de fantazie der toehoorders overgelaten!), variété's en dancings met de meest excentrische en exotische ‘kunstenaars’. Het einde? Zij, die werkelijk voor kunst belangstelling koesterden, zijn van het theater vervreemd en het geblazeerde z.g. uitgaande publiek loopt van louter verveling van de eene vermaaksinrichting (want dat waren de theaters geworden) naar de andere; heeft vandaag een rage voor primitieve russische ‘kunst’, morgen voor een negerdanseres en overmorgen voor huilerige dansmuziek. Niets heeft een blijvende bekoring. De meestentijds allerdwaaste proefnemingen vinden belangstelling. De verwording ging, - en gaat, - zoo ver, dat wie dat wil zelfs in staat is een nieuwe religie te stichten. Nu het, met het allerbeste der menschelijke ziel verbonden, geloof niet meer veilig is, wat kan er dan van de kunst, die toch aan godsdienst het meest verwant is, terecht komen? Een uiting van een verworden Tijd!....
Men moge mij verwijten, dat men van de jeugd geen bezonken kunst verlangen kan, juist; maar om elk nog zoo embrionaal geschreeuw dadelijk als primitieve, - dus gezonde, - kunst te