| |
| |
| |
Bibliographie.
Indië en Europa. Fragmenten door Beata van Helsdingen-Schoevers. Leidsche Uitg. Maatsch., Leiden.
Een verzameling geschriften van een intelligente, fijnvoelende, knappe en inzichtige schrijfster werd hier bijeengebracht; en wij beschouwen deze uitgave niet in de eerste plaats als een daad van piëteit, ofschoon het te begrijpen is, dat men de nagedachtenis van deze bizondere vrouw heeft willen eeren, door haar, overal verspreide werk in boekvorm te bestendigen, - maar wij zien in dezen bundel ook een groot praktisch nut, naast nog bovendien de aesthetische waarde van dit werk. De jonge mevrouw van Helsdingen, met haar vaardigen geest, gaf haar levendige belangstelling aan alle mogelijke onderwerpen; de samenleving van Indië en die van Holland interesseerde haar evenzeer als diepere, geestelijke dingen. Zoo vinden wij in dezen belangrijken bundel afdeelingen over Javaansche cultuur, Het leven in Indië, De vrouwenbeweging, de vrouw, de liefde en de literatuur, allen weer onderverdeeld in kleinere beschrijvingen, overzichten, gedachten, bespiegelingen, die der lezing overwaard zijn.
De schrijftrant van Beata van Helsdingen is vlot en aangenaam, en wát zij te zeggen heeft, is vooral belangrijk door de wijze, waaróp zij het zegt. Een verstandige, objectieve, origineele, beschaafde, gevoelige vrouw is hier aan het woord; en ik wensch dit boek in veler, veler handen, want de meest verschillende karakters zullen er iets van hun gading in vinden.
| |
Do's groeitijd, door C. Asscher-Pinkhof. Alkmaar, Gebr. Kluitman.
Een zeldzaam lief boek. In alle opzichten een, zooals ik voor onze meisjes wensch: vol inhoud, en toch luchtig en opgewekt. Uit dit
| |
| |
verhaal spreekt een warme liefde tot het kind, die weldadig aandoet. Meestal wordt het ‘schooljuffrouw’ worden door de jonge meisjes beschouwd als een ‘taak’, als een ‘baantje’, zooals er zooveel anderen zijn; mevrouw Asscher toont ons, wat het moet wezen; een prachtig levensdoel, de vervulling van een roeping. De figuur van Do, het dappere ding, die waarlijk wel toont ‘waschecht’ te zijn, en haar geluk aan het slot ten volle verdient, kan tot voorbeeld strekken aan vele moderne jonge meisjes, wier akelige onverschilligheid, zelfzucht en flegma haar eigen leven alles behalve prettig maken (laat staan dat van anderen!)
Het boek is zeer goed geschreven, met allerlei oorspronkelijke woordvondsten; en wie een genrebeeldje als dat van ‘Hanneske’ kan scheppen, zóó gaaf, zóó humoristisch en zóó levensecht, - zoo iemand kan méér.
| |
Van Bibi en Dot, door T. Hellinga-Zwart. Teddy, Boelie en Kardoes, door Caroline van Dommelen. Gebr. Kluitman, Alkmaar.
Twee schattige prentenboeken. Mevr. Hellinga heeft haar sporen als kinderschrijfster al verdiend, en Caroline van Dommelen, de veelbegaafde, toont zich hier een vlotte, geestige, natuurlijke dichteres. De platen zijn zóó bizonder aardig, dat menige ouder deze boeken, als de kinderen er niet meer om geven, als een eigen bezit zullen bewaren.
| |
's Levens lentetijd, door Dora Musbach. Amsterdam, L.J. Veen.
‘Moderne Bakvischjes’, waar dit boek een vervolg op is, roemde ik reeds; dit tweede meisjesboek is minstens even leuk. Dora Musbach heeft een fijnen kijk op het huidige meisje, en goed den toon der bakvischjes te pakken. Lief geïllustreerd door Netty Heyligers zal dit boek er bij de jeugd wel ‘ingaan’. Het kan geheel op zichzelf worden gelezen, en voor wie Moderne Bakvischjes kent, zal het een pleizier zijn, de opgewekte, goedhartige Franzi (hoe aardig die kinderclub!) en haar vriendinnen weer te ontmoeten.
| |
| |
| |
Onder de Schemerlamp. Vert. door mevr. Gruys-Kruseman. Gebr. Kluitman, Alkmaar.
Wat een verrukkelijk vertelselboek. Ik weet zeker, dat ik, als ik het als kind had gekregen, ermee in de wolken zou zijn geweest. Welk een schat van aardige verhaaltjes, versjes, raadsels, grapjes, kunstjes: een onuitputtelijke Fundgrube voor kinderen, die naar ontspanning zoeken. Ik vond het gezellig Antoinette van Dijk hier aan te treffen, en de immer geestige David Tomkins; ook Nannie van Wehl en mevr. Ovink-Soer en tal van goed-bekende anderen. Een met liefde en tact bijeengebrachte verzameling en de illustraties van de begaafde Freddie Langeler zijn een charme te meer.
| |
Uit Freekje's leven, door C.M. Vreugdenhil. J.M. Meulenhoff, Amsterdam.
C.M. Vreugdenhil, - een schrijver of een schrijfster? vroeg ik, daar ik dezen naam van auteur nog niet kende. Maar nauwelijks had ik een paar bladzijden gelezen, of ik wist, dat C.M. Vreugdenhil een vrouw moest zijn!
Met liefde heeft zij een kinderspyche nagevoeld en uitgebeeld en zeer mooi is b.v. het gedeelte van het sterven der moeder; en het karakter van Mies is uitstekend weergegeven. Freekje is een prettig leesbaar boek; een beetje lang, - maar aan dit euvel lijden vele tegenwoordige boeken! Het ietwat sentimenteele slot (Freekje, die huilt van geluk, omdat zijn zuster en stiefmoeder het eindelijk goed met elkaar kunnen vinden) is zéér...... vrouwelijk!
| |
Nonnaatje, door Lida Vergouw. P.N. van Kampen en Zn., Amsterdam.
Ook dit boek is lang, zeer lang...... te lang? Ja...... eigenlijk wel......
Het gegeven is aardig. En ik ken geen boek, dat ons zóó reëel verplaatst in de Indische sfeer, waarvan we allen wel iets weten, maar waarvan tallooze details ons vreemd zijn gebleven. Lida Vergouw geeft ons deze details, zoodat we een compleet beeld
| |
| |
krijgen van het leven in de Oost. Het uiterlijke en innerlijke leven van een ‘Nonnaatje’, (een halfbloed, waaraan tegenwoordig den welluidenden naam van Euraziaat wordt gegeven) leeren we kennen, en de langzame ontwikkeling harer liefde tot aan het gelukkige slot. ‘Gebeuren’ doet er weinig in dezen roman.
De toon van dit werk is egaal, en doet een beetje denken aan monotone gamelang-muziek, die aldoor voort tam-tam-tam-tamt, zonder dat er reden schijnt te bestaan, om verder te gaan, of om te eindigen...... En is er ook eigenlijk wel een einde aan dit boek?......?
| |
Herman Middendorp. Bengaalsch vuur. Leopold's Uitg. Maatschappij.
Een oud thema op een nieuwe wijze bewerkt. Het thema van de tweede vrouw, die den zoon van haar man uit zijn eerste huwelijk liefheeft......
Ja, dit boek is wel zéér modern. Wij kennen de Phèdre, wij kennen den Don Carlos. Wij kennen nog meer literatuur, waarin dit onderwerp wordt behandeld; - b.v. Der Katzensteg van Hermann Sudermann...... Maar altijd werd deze soort van liefde als een schuldige beschouwd, met iets ongeoorloofds, iets van schande er in. Bij Herman Middendorp, die midden-in het ultra-moderne leven staat, wordt deze geschiedenis tot iets zeer eenvoudigs, een bijna alledaagsch, banaal voorval. ‘Das ist nun halt mal so......’ Ik weet niet, of het de bedoeling van den schrijver was, de kleine Dina als sympathiek voor te stellen. Voor den lezer is zij het niet, vooral ook niet om de praktische wijze, waarop zij haar later leven inricht. Er is dus weinig tragiek in dit boek, weinig strijd; de personen geven toe aan hun neigingen, op de egoïstische wijze, die geijkt schijnt tegenwoordig. Evenwel, of de menschen in een boek sympathiek zijn of niet, doet tot de literaire waarde niets af; of ze aannemelijk zijn gemaakt, is de eenige vraag. En zijn ze dat hier? Ja. Zeer zeker. Zoowel de oudere man als de jongere man en vrouw. Het boek is geschreven in een soberen, beheerschten stijl, met hier en daar zeer mooie natuurbeschrijvingen. De titel is voortreffelijk gekozen.
| |
| |
| |
J.P. Zoomers-Vermeer. De verloren droom. Van Holkema en Warendorf, A'dam.
Ik bewonder de auteurs, die, met een minimum van stof een boek van over de driehonderd bladzijden, klein gedrukt, kunnen vullen. Heusch, dat is een aparte gave, en vooral wanneer het boek, zooals mevrouw Zoomers het gaf, zeer leesbaar blijkt. De verloren droom houdt ons geboeid, ondanks dat er niets in ‘gebeurt’; de schrijfster praat voort en voort, aldoor in gedempten mineurtoon, maar haar stem klinkt lief, zoodat we niet anders kunnen dan blijven luisteren. Het huwelijksleven van de zeer teere, overgevoelige Frieda, en hoe het mislukt, mislukken móet, met een man van een brute natuur, vormt het onderwerp van dit boek en is met een groote fijnheid, een innig méébeleven behandeld. Voortreffelijk is het kinderfiguurtje van Hugo gegeven, die is in alle opzichten pris sur le vif.
| |
Jona en Sari, door Truida Kok. Gebr. Kluitman, Alkmaar.
Truida Kok is voor mij altijd een van de liefste kinderschrijfsters geweest en dit aardige Jona en Sari bevestigde weer mijn gunstige opinie. De lotgevallen van de ‘eekhoorns’, de ‘zwerfpoesjes’, zullen alle lezeresjes interesseeren. Dit is een prettig boek, zonder geforceerde avonturen of leege gichelbuien, - eenvoudig, natuurlijk, en met een dieper tikje ernst.
| |
Pechvogeltje, door Nanda. Alkmaar. Gebr. Kluitman.
Dit lijkt me wel een van Nanda's allerbeste boeken. Zeker, er wordt in dit boek ook al weer veel gelachen en ondeugend geweest, maar het is geen leeg, oppervlakkig gegichel, en het zijn niet alleen allerflauwste grappen, die worden uitgehaald. Loek is een alleraardigst en hartelijk kind, en de figuur van Bernardien (overigens óók uitstekend getroffen) geeft er nog meer relief aan. Pechvogeltje heb ik met het meeste genoegen gelezen, het is een opgewekt en opwekkend boek, waar de aankomende bakvischjes ‘reuzeschik’ in zullen hebben.
| |
| |
| |
Do Brouwer's verloving, door M.P. Zaalberg. Alkmaar, Gebr. Kluitman.
Ook dit boek reikt boven het luchtige genre van meisjesboek uit. Het thema is ernstig en wordt ook met de noodige serieusheid en diepte behandeld.
Of echter tegenwoordig de ‘standen’ nog zóó scherp gescheiden zijn? En of er zóózeer aanstoot zou worden genomen aan Do's vocabularium? (Zij was toch op een ‘betere’ meisjesschool geweest, dus met haar taal zal het wel hebben geschikt). De schrijfster schijnt van het principe te zijn, ‘soort bij soort’; maar dát is het nu juist: zijn er tegenwoordig nog zooveel ‘soorten’? Een boek als Freytag's Soll und Haben waarin net zoolang wordt gemachineerd, totdat het adellijke meisje den adellijken jonkman en het burgermeisje den burgerjongen krijgt, lijkt mij in de huidige dagen een onbestaanbaarheid. Evenwel ik houd wel voor meisjes van een boek ‘met inhoud’ en de lectuur van Do Brouwer's verloving stemt in elk geval tot nadenken.
Wat de illustraties betreft: wat beschikt de firma Kluitman over uitstekende krachten! Het is een genot, haar welverzorgde uitgaven ter hand te nemen.
| |
De Paaschvuren, door G. Hovenkamp. Gebr. Kluitman, Alkmaar.
Had u gedacht, dat er aan ‘Paaschvuren’ zooveel vast zat? Vechtpartijen en diefstal en brandstichting, en rondgaan met inteekenlijsten, en weken van te voren hout verzamelen, enz. enz. Nu, ik voor mij, ik wist het niet, en daarom vond ik het echt leuk, deze geschiedenis der gebruiken op het platteland te lezen. Levendig verteld, zal dit verhaal, dat ‘weer eens heel wat anders is’, ook het jeugdige publiek wel boeien.
| |
Het geheim van het oude horloge, door Leonard Roggeveen. G.B. v. Goor Zonen, Gouda.
Lieve help, wat beschikt die Leonard Roggeveen over een fantasie! De jongens zullen zijn nieuwe boek ‘verslinden’, want het bevat alle elementen om jeugdige geesten te pakken. De ‘held’,
| |
| |
Bram Vingerling (bekend door het vorige boek van dezen succesvollen schrijver), is voor geen klein geruchtje vervaard; het is een intelligente bol, vol durf en ‘efficiency’, waaraan alle jongens een voorbeeld kunnen nemen. De uitvinding der gecomprimeerde kracht is al heel ingenieus gevonden en niet minder handig past de auteur haar toe in het ‘oplichten’ der verzakte Rotonde. Wel, ik geloof, dat dit boek geen verdere aanbeveling noodig heeft; het spreekt voor zichzelf en zal zijn weg wel vinden.
| |
De manke grapjas, door Sini Greup-Roldanus. G.B. v. Goor Zonen, Gouda.
‘De manke grapjas’ lijkt een te ongevoelige titel voor een juist zoo gevoelig en ernstig boek, - maar weldra wordt hij voldoende verklaard. Sini Greup, die, in de Orchidee al bewezen heeft, dat zij kan schrijven, geeft in dit nieuwe boek een verrassend blijk van een fijn psychologisch inzicht in de jongensziel. Voor mijn gevoel detoneert zij nergens, deze ‘autobiographie van een jongen’; en de toon in dit boek is zoo natuurlijk, dat men als 't ware den jongen hóórt denken. Hier en daar is het boek wat lang (wat doet b.v. die heele episode van de buren er toe!) maar alles, waar het op aan komt, is zoo fijn en zuiver doorvoeld, dat ik dit boek niet genoeg kan roemen. Hoe voortreffelijk heeft mevrouw Midderigh het karakter van Rob gevat in haar zéér mooie teekeningen!
| |
Teun de weesjongen, door H. Gras. Alkmaar, Gebr. Kluitman.
Wie zich door den, voor een kinderboek, niet zoozeer aantrekkelijken titel zou laten afschrikken, had toch heusch ongelijk. Het lijkt me voor vele kinderen juist goed eens kennis te maken met de jeugdige, minder door het lot bevoorrechten. Natuurlijk moeten we niet verwachten, hier een volmaakt schilder-schrijver als Jac. van Looy aan het woord te vinden, wiens onvolprezen ‘Jaapje’ een boek is, dat door heel Nederland wordt gekend en liefgehad, - maar de heer Gras heeft de verdienste eenvoudig en natuurlijk te kunnen vertellen, en met zijn ‘sentimentaliteit’, die ik hem hoorde verwijten, schikt het werkelijk nog al, waar alleen de
| |
| |
doodgraver, als hij Teun bij het graf zijner moeder aantreft, even een traan wegpinkt. Geef dit boek dus gerust uw kinderen in handen, het kan hun niet anders dan goed bijbrengen.
| |
De verspieders, door Johan Been. Alkmaar, Gebr. Kluitman.
Een boek van Johan Been kan altijd zeker zijn van een goede ontvangst. Er zijn dan ook weinig zóó smakelijke vertellers en gelukkig zijn er nog genoeg vaderlandsche harten, die warm beginnen te kloppen op het hooren van den naam de Ruyter. De verspieders is een verhaal in den goeden, betrouwbaren trant der beste kinderschrijvers, en zóó boeiend, dat ook anderen het niet eer uit de hand zullen leggen, dan na de laatste bladzijde. De Verspieders, die door Mozes naar het beloofde land werden gezonden, brachten niet zulk een nuttigen oogst mee, als deze verspieders!
| |
Elsie, door Elia Vemor. Alkmaar. Gebr. Kluitman.
Van Ella Vemor was mij tot dusverre nog geen boek ter recensie gestuurd; ik kan nu zeggen, dat de kennismaking een aangename was. Wel zeer goed is de weldadige sfeer van het buiten-zijn voelbaar gemaakt, en daarmee de groote tegenstelling van het leven der stad. De psyche van het aanstaande kunstenaresje Elsie is eenvoudig en natuurlijk gegeven. De eenige aanmerking is, dat de schrijfster den armen Jan wel wat ontijdig heeft losgelaten, en...... wat altijd jammer is in een kinderboek, dat er een veel te groote menigte drukfouten in zijn blijven staan!
| |
Van vier vroolijke vrienden, door N.J. Smith. Alkmaar, Gebr. Kluitman.
Had ik het niet voorspeld? dat we nog wel eens iets van ‘Kees’ zouden hooren? Ziehier dan zijn tweede boek. En toen ik er in begon te lezen, merkte ik opeens, dat ik het bijna uit had, vóór ik er erg in had. Is dat effen een compliment? Nou! reken maar! Dit, zoo voortreffelijk door Pol Dom geïllustreerde, boek zal stellig in den geest der jongens vallen, omdat het werkelijk den indruk maakt als was het door een der kornuiten zelf gepend. Van zeer comische werking is de Zwarte Hand Club!
| |
| |
| |
A. den Hertog. De zoon van het regiment Ziegler. G.B. v. Goor Zonen, Den Haag.
Een bizonder prettig jongensboek. De heer den Hertog kent heel aardig den middenweg tusschen al te veel werkelijkheid en al te veel fantasie, en het resultaat is een boek vol avontuur, dat toch nergens in strijd is met de realiteit. (Is Raevens niet erg gauw hersteld van de hem door Mark toegebrachte bajonet-wond?) De uitstekende illustraties van J.W.M. Wins sluiten zich voortreffelijk aan bij den tekst, waarin we lezen, hoe de regimenten grenadiers en jagers werden opgericht, hoe het Brusselsche oproer en de tiendaagsche veldtocht verliep, en nog veel, o, veel meer!
Dit boek zal ook hoogelijk in den smaak vallen van de werkelijke grenadiers en jagers, die het, ik twijfel er niet aan, graag als een geschenk aan hun zoons willen geven, ook als souvenir aan het eeuwfeest van Holland's beroemde corpsen.
| |
Joe Lederer. Het meisje George. Vert. Hans Hollander. Leidsche Uitg. Maatsch. Leiden.
Vertaalde boeken worden meestal slechts op onze boekenlijstjes vermeld; ik wil echter een uitzondering maken voor en een paar woorden zeggen over Het meisje George, dat frappante staaltjes van moderne meisjesmentaliteit geeft. De schrijfster van dit boek is slechts twintig jaar, en het schijnt ongelooflijk, dat een zoo jonge vrouw een dergelijk levensverhaal kan geven, zóó vécu, zóó getuigend van een diepe levenskennis, maar is dat eigenlijk wel zoo verwonderlijk? Kan niet juist een heel jong meisje, doortrokken van den geest van haar tijd, den tegenwoordigen, na-oorlogschen tijd, zoo een boek schrijven, en zóó een boek schrijven, zóó van binnen uit, en zóó met hart en zinnen en ziel? Dit boek lezende, zal men somtijds huiveren, somtijds cynisch de schouders ophalen, soms even lachen, soms een diep, verteederd medelijden voelen, maar aldoor houden deze bladzijden ons in een vreemde suggestie geboeid. De stijl doet denken aan jazz-muziek: even gesaccadeerd, even grillig, even onverwacht. Het meisje George is wèl een beeld van haar tijd......
Jeanne Kloos Reyneke van Stuwe.
| |
| |
| |
Gedenkboek van het Stedelijk Gymnasium te Amersfoort (1376-1926). Uitgegeven in 1928 door de Commissie ter publicatie bij Valkhoff en Co. te Amersfoort.
Met genoegen kondig ik de uitgave van dit prachtig uitgevoerde gedenkboek aan. Het legt een waarlijk eerbiedwaardig verleden vast: de oorsprong van de school ‘verliest zich in de grijze oudheid’, maar men vindt haar voor het eerst vermeld in 1376. De inhoud van het werk is rijk gevarieerd. Het bevat in de eerste plaats een uitvoerige geschiedenis van de Amersfoortsche Latijnsche school, door Dr. H.J. Reynders, oud-conrector van het gymnasium en oud-archivaris der gemeente Amersfoort (sedert overleden). Een artikel van cultuur-historische waarde; trouwens in de heele uitgave is er met succes naar gestreefd, het boek een dieper beteekenis te geven dan die van de gewone gedenkboeken, die in den regel alleen voor een kleinen kring van belangstellenden waarde hebben. Van de bijdragen der oud-leerlingen noem ik: ‘De Latijnsche school der 19e eeuw’, door Prof. Dr. J. de Louter, en ‘Het Amers foortsche Gymnasium vóór 50 jaar’, door Mgr. F. Kenninck (O.K. Aartsbisschop van Utrecht).
De heer Paul van Dam, teekenleeraar aan het Gymnasium, verluchtte het boek met eenige zeer geslaagde penteekeningen en ontwierp tevens den bandstempel en het titelvignet.
| |
Cyriel Buysse. Kerels. Gent en Bussum, 1927. Van Rysselberghe en Rombout, en C.A.J. van Dishoeck.
Dit is weer een van de boeken, zooals we er al zoovele kennen uit de latere schrijversperiode van Cyriel Buysse. Geen werk van groote allure, beminnelijk, vlak en vlot. De kunst van Buysse is geworden tot een zachtaardig stroompje, dat met kalme kabbeling tusschen zijn oevers voortglijdt. Heel aardig om naar te kijken, maar op den duur wel wat eentonig. Het is wel erg stereotiep werk. In dit boek zijn weer een groot aantal schetsen bijeen-gebundeld. De personen, allemaal menschen van het land, zijn nauwelijks geindividualiseerd, tenzij met wat anecdotische bijzonderheden. Ze
| |
| |
zijn geschreven in Buysse's verzorgde, prettig-gemoedelijke taal, waar de dialogen in dialect zekere kleurigheid aan geven. Maar veel om 't lijf hebben ze niet, en een herinnering laten ze nauwelijks achter. Ik zou van al deze schetsen er niet één kunnen noemen, die zich van de andere onderscheidt door een dieper tasten in de werkelijkheid van het leven; het blijft allemaal aan de oppervlakte, en het biedt geen wezenlijke verrijking van schrijvers oeuvre. Stroompjes in het vlakke land hebben een lang leven en Buysse schrijft nu ook al geruimen tijd deze onschuldige, idyllische verhaaltjes. De forsche realist van vroeger schijnt wel heelemaal in hem verloren te zijn gegaan.
| |
Maurits J. Vles. Hartsgeheimen. Amsterdam z.j. E. v.d. Vecht.
Deze roman is geschreven in dagboekvorm. In een naschrift meent de auteur dezen vorm te moeten verdedigen, omdat, naar hij zegt, er in Holland een algemeene afkeer bestaat tegen den roman in dagboekvorm. Ik heb van dezen algemeenen afkeer nooit gehoord, en mij-zelf is deze vorm van schrijven volstrekt niet antipathiek. Hoe het zij, de verdediging van den schrijver is goed. Beter dan zijn roman. Want die is maar zoo-zoo. De gevoelsneeslagen, die de jonge beeldhouwer, de hoofdpersoon van het werk, ‘te dagboek’ stelt, zijn niet zeer belangrijk. Eenigszins komisch werkt het, dat de auteur nu en dan van het uitbundig-lyrische overslaat in een akelige nuchterheid. Deze tweeslachtigheid van den vorm wijst op gebrek aan beheersching; de schrijver heeft zijn stof niet voldoende geobjectiveerd, voor hij begon te schrijven. Ook zonder dat de auteur ons in het naschrift had meegedeeld, op welken leeftijd hij zijn boek schreef, zou men geneigd zijn te veronderstellen, dat de grondfouten accenten van jeugd zijn. Want er is er nog een: het onvoldragene van de uitwerking der verhoudingen. De heer Maurits Vles schrijft over dingen, die hij volstrekt niet doorgrondt, en hij vertelt er dan ook alleen de uiterlijke kanten van. Maar die zijn onbelangrijk. Inmiddels is het boek niet zoo slecht, of het houdt de mogelijkheid in voor wat beters in de toekomst.
| |
| |
| |
Arthur van Schendel. Merona een edelman. Amsterdam, 1927. J.M. Meulenhoff.
‘Onder het rijden keerde de bekoring van den droom terug, de droefenis, die hij in het oog gezien had, klaagde in zijn hart en zacht verhief zich weder de stem der vragen. De daden van zijn leven overzag hij en hij vroeg naar hun oorzaak en gevolg, of zij noodig geweest waren, of anders hadden kunnen zijn, nuttelooze mijmering der onvoldaanheid; dan volgden vragen omtrent hetgeen hij verlangd had, geluk, dat de hemel niet voor hem beschikte, dat het hart nochtans, verblind, verdwaald, bleef hopen, ja, dat het thans na zooveel jaar feller dan ooit begeerde. Hij voelde zich klein en arm, een onnoozele, die gansch zijn leven een waanbeeld had gejaagd, zoodat de dienaar, die achter hem reed, het weten moest: de man is een erbarmelijk verdwaalde, die het onmogelijke in zijn handen en de verte hier wil hebben.’ (Blz. 166-167).
Een fragment als het bovenstaande is typeerend voor den geest van dit boek. Merona is eigenlijk een incarnatie van de ‘nuttelooze mijmering der onvoldaanheid’. Merona is een droomer, hij is zelfs van dien aard droomer, dat zijn droom den drang naar daden omspint. Van Schendel heeft veel zulke typen geschapen. Ook nu weer is er iets heel bekorends in, de fijnzinnige contemplaties van den schrijver te volgen, ijl en doelloos, vaag en vreemd als glinsterende herfstdraden. Van Schendel plaatste zijn moderne mijmeraar weer in een middeleeuwsche omgeving vol strijd en twist, en ook nu weer worden de gebeurtenissen eerder aangeduid dan beschreven. Zoo bleef het geheel weer in die eigenaardigwazige tinten, die het werk van Van Schendel kenmerken. Het staat niet op één lijn met het beste dat deze schrijver gaf; het blijft een heel eind beneden ‘Een zwerver verliefd’ en ‘Rose-Angélique’. Het mist daarvoor te veel de innerlijke bewogenheid, die Van Schendel op z'n best zoo'n ontroerend verschijnsel in onze litteratuur doet zijn. Dit werk is gelijkmatiger, eentoniger, minder doorzongen van de muziek der ziel. Maar bladzijden van schoonheid zijn er toch vele in te vinden.
Herman Middendorp.
|
|