De Nieuwe Gids. Jaargang 44(1929)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 212] [p. 212] Vrouwen door Hélène Swarth. I. Rampen. - ‘Ik bloeide, lelie, in mijn bruiloftskleed. Mijn bruigom stierf. Ik bleef verlamd van schrik.’ - ‘'k Verloor mijn kindren, éen voor éen.’ - ‘Maar ik Werd wreed gedoemd tot zwaarder kruis van leed: Mijn zoon werd slecht: hij pleegde een moord. Eén blik, Demonisch, dreef hem tot zijn lot.’ - ‘Ik weet Geen ramp als mijne: zonder lach of kreet, Mijn eenig kind, doofstom. Hij zwijgt, ik snik.’ Eén mengt haar stem niet in dat tragisch koor, Maar, kalm en trotsch, haar mond verzwijgt de smart, Die, stil gedragen, knaagt haar diep in 't hart, Gelijk het dier 't Spartaansche kind. Teloor Haar leven ging toen liefde haar verliet. Zij kan niet weenen. - Klagen wil zij niet. [pagina 213] [p. 213] II. Berouw. Den Heer behaagde 't, mild mij te verleenen Dit groot geschenk: een vrome en teedre vrouw. Hij riep haar weer, te rein voor de aarde. - Ik vouw De handen niet voor smeekbeê van vereenen. 't Is me of 'k haar oogen vol verwijt aanschouw: Voor brood van liefde gaf ik hoogmoedsteenen. Om 't bang gemis niet enkel moet ik weenen, Maar handenwringen van vergeefsch berouw. O 'k weet: grootmoedig, zeventigmaal zeven, Gelijk de Heiland ons gebood, vergeven Heeft ze ál de smart, haar hart door mij bereid. Maar ben ik 't land doorkliefd van wroegings kouter Of 't ruw metaal, dat wroegings smeltkroes louter Of woestenij gedoemd tot eenzaamheid? [pagina 214] [p. 214] III. Roeping. Moe, van haar leden laat zij, looden vracht, Het balkleed glijden, dat niet blij kon maken. Haar stille tranen dropplen over 't laken. - ‘Hoe lang dit leed nog eer 't is ál volbracht? Gesleurd van feest tot feest, dan weenend waken, Eer kloostervrede omhult mij vroom en zacht?’ 't Ivoren kruisbeeld blankt, in zwarten nacht En troost: - ‘Volg mij, hoe bitter menschen 't laken!’ Behoeft zij nog beproeving van genot? Hoe zou de wereld in haar strikken binden Haar, die 't alleenig eeuwig heil mocht vinden? Verdraag ze een wijl nog én verwijt én spot. Zij droomt van 't klooster, groen omkransd van linden En knielt en kust de voeten van haar god. Vorige Volgende