De inlage op Schouwen
Bezocht tezamen met de vereeniging voor vogelbescherming op zaterdag 1 jan. 1929 door Hein Boeken.
....Nagenoeg aan het einde van onzen tocht gekomen, gleden wij, een legertrein van acht en dertig door de Zeeuwsche landbouwers zelf voor ons, hunne gasten, geleide auto's, de hooge groene Zuider-dijk van Schouwen volgend, de ‘Inlage’ langs. Dit is een uitgestrekt, groen, drassig weide-land, gelegen achter ééne en vóór een andere dijk. Want de ééne dijk was gebleken niet bestand te zijn tegen den drang der wilde, wijde Zeeuwsche wateren, die de Westenwind uit de Noordzee opstuwt.
Op de Inlage zagen we bij het licht der in het Zuidwesten, dus aan onze rechterhand halver wege den hemel langzaam dalende zon een schouwspel, dat de auto's stilstaan en ons, den een na den ander, deed uitstappen: veertien duizend, niet hoog boven den grond wiekende zeemeeuwen. Sterk werden de witte vlerken, met de wolkenloosblauwe lucht tot achtergrond, door de zon beschenen. Toen ik door een kijker keek, zag ik in het groene gras ontelbaar vele witte vlekken. ‘Dit zijn de wijfjes, die zitten te broeien.’ Aldus werd ik ingelicht door degene, die mij den kijker leende.
En ik herinnerde mij, hoe wij dien morgen meeuwennesten, wegens onze komst voor eenige oogenblikken verlaten, van nabij gezien hadden: ze waren met slechts heel weinig middelen, wat dor gras, aangelegd in den grond en in elk nestje lagen drie eitjes, nooit meer, nooit minder. Een vogelkenner deelde mij mede, dat, wanneer men een van die drie eieren weghaalt, de moeder-meeuw er weer een bij legt - wordt ze nog eens op deze wijze beroofd, weer legt ze een ei; na een derde schennis wordt het onzalig gebleken nest voorgoed verlaten.