| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
Het economische stelsel, dat de wereld beheerscht, is zonder eenige kans op vlot raken, vast geloopen in eigen redeloosheid. Men heeft slechts na te gaan hoe het thans gesteld is met de steenkoolproductie der natiën in de wetenschap, dat hetzelfde het geval is met alle andere belangrijke cultuurproducten, zij 't suiker, petroleum of thee, om zich de vraag te stellen of zulk een verwarring ooit op vreedzame wijs kan worden opgelost? Alle economische evenwicht is verstoord, want alle volken produceeren, alsof zij alleen in de algemeene behoeften moeten voorzien, terwijl de vraag door vermindering der consumptie verhoudingsgewijs zelfs geringer wordt. Vergelijk de steenkoolproductie van vóór 1913 met die van 1928: alleen voor Nederland is zij gestegen van 1.900.000 ton tot 10.700.000 ton. In Spanje was de vooruitgang 50%, in Britsch-Indië 30%, in Japan 46%, alleen in het steenkoolland bij uitnemendheid, Engeland, is zij verminderd van 292 millioen ton tot 244 millioen. Dit alles, terwijl er andere warmtebronnen: electriciteit, petroleum, enz. zijn geopend, welke de vraag naar steenkool voortdurend verminderen.
Wat moet daartegen gedaan worden? Er zijn economisten, die geen beter middel kennen, dan beschermende rechten: veelal een twee-snijdend mes. In plaats van aan internationaal overleg en internationale samenwerking, denken deze dwaze wijzen of wijze dwazen redding te vinden in het eenige wat de algemeene malaise nog erger kan maken: het fiscale sluiten der grenzen voor de concurrenten, terwijl het geneesmiddel binnenslands gezocht wordt in vermindering van loon der arbeiders, dus vermindering van hun
| |
| |
koopkracht en verslechtering van hun levensvoorwaarden. Het is om medelijden te krijgen met zooveel op stelten loopende quasi-wetenschappelijke onnoozelheid. De wereld heeft klaarblijkelijk een tekort aan oorspronkelijk denken. Reeds in haar prille jeugd schijnt de menschheid als kindsch en seniel, en de volken laten zich met al hun demagogische politieke tinnegieterijen bedotten, als een boer op de kermis door den kwakzalver.
Immers is er grooter boerenbedrog denkbaar dan die eindelooze conferentiën over de betaling en verdeeling van Duitschland's financieele schuld aan de Geallieerden? Ook daaromtrent zijn deskundigen aan het zoeken. Het doet denken aan het antwoord van den knaap op de wanhopige vraag van den vader: ‘wat moet-je in Gods naam worden?’ - ‘Deskundige’, was het antwoord van het wereldwijze jochie. Duitschland moet betalen aan de Geallieerden, maar daarvoor moet het eerst leenen van de Geallieerden, in het bijzonder van dien Opper-Geallieerde, Noord-Amerika, met Japan, den eenige, die den oorlog heeft leeren kennen als winstgevend bedrijf. Aan een feestmaaltijd van vertegenwoordigers der Buitenlandsche Pers te Berlijn, roemde minister Stresemann het plan-Dawes. Het had zooveel bijgedragen tot de consolidatie van Duitschland en van geheel Europa, en in de vijf jaren van zijn toepassingen de ervaringn opgeleverd...... dat er thans naar wat anders moet worden omgezien, omdat het met de financiën van niet één volk meer wil vlotten. ‘Geef mij goede financiën en ik geef u goede politiek,’ zei in de dagen van Olim een Fransch staatsman. Een kwakzalvers-hocus-pocus. Er is echter een nieuwe Amerikaansche wonderman gekomen, die heet Owen Young, en hij heeft een andere oplossing gevonden om, naar de woorden van minister Stresemann, te komen tot ‘de consolidatie van Duitschland en geheel Europa.’
Herinnert gij u nog, dat in Spa een verdeeling werd vastgesteld van de door Duitschland te betalen bedragen? Frankrijk 52%, Engeland 22%, Italië 10%, België 8%, Zuid-Slavië, Roemenië, Japan, Portugal, Griekenland tezamen 8%. Bij de vredesvoorwaarden heette het: ‘De Mof moet alles betalen’: ‘le Boche payera tout’. Clemenceau droomde luid op van 500 milliard francs, Lloyd George beloofde zijn kiezers 8000 millioen pond sterling. Zoo beloofden alle staatslieden van alle ‘overwinnende’ volken hun kiezers gouden bergen, die ‘de Mof’ zou opbrengen. Maar
| |
| |
niemand dacht er aan, dat de geheele wereld zoo rijk niet was als aan het stemvee - ezel, voortgedreven door een voor hem uithangend bosje versch hooi - werd voorgespiegeld, dat het overwonnen, verarmde en toen nog uitgehongerde Duitschland aan de overwinnaars zou betalen. Wat Clemenceau verlangde voor Frankrijk zou alleen aan rente het Duitsche volk op jaarlijks 30 milliard zijn komen te staan.
Twee jaren later kwam te Spa de eerste ontnuchtering, en, het is waar, Dawes bracht de tweede. ‘De Mof’ betaalde met geleend geld wat hij betalen kon, maar bevredigen kon hij op den duur niet één zijner schuldeischers om de eenvoudige reden, dat die door de overwinning gek waren geworden, in het bijzonder hun groote staatslieden. De verdeeling van Spa mocht redelijk zijn, maar men zag den tijd naderen, dat er niets meer te verdeelen viel, omdat Duitschland niet kon voortgaan zelfs maar te trachten zijn crediteuren te bevredigen. Engeland was intusschen tegenover den algemeenen schuldeischer scheutig geweest, en had, om een goed voorbeeld te geven aan eigen debiteuren, als een ‘gentleman’ goed gestaan voor het volle bedrag zijner schuld aan ‘Uncle Sam’. Doch deze, in persoon van Owen Young, den nieuwen wonderman, kwam nu tot de gevolgtrekking, dat waar, wat Duitschland redelijkerwijs kon opbrengen, niet in verhouding stond tot de fantastische bedragen, welke men er van verwachtte, en geen der schuldeischers een duit van de schuld wilde laten vallen, het scheutige Engeland ‘gentleman’, dan maar de Jonas moest zijn, die den slokop werd voorgeworpen.
Dit onderwerp kan niet behandeld worden zonder eenige cijfers te noemen. Een Nieuw-Yorksch blad ‘The Sun’ berekende de verdeeling van één jaarlijksche betaling der Duitsche herstelschuld aldus:
Het gemiddelde bedrag van een jaartermijn gedurende 37 jaren te betalen, is 102½ millioen pond sterling.
Daarvan zullen krijgen, uitgerekend in ponden sterling:
De Vereenigde Staten aan oorlogsschuldbetalingen |
63.500.000 |
De Vereenigde Staten aan bezettingskosten |
3.500.000 |
Dawesleeningsdienst |
3.050.000 |
Frankrijk |
21.750.000 |
België |
3.200.000 |
| |
| |
Italië |
3.000.000 |
Zuid-Slavië |
2.750.000 |
Roemenië |
550.000 |
Portugal |
700.000 |
Japan |
700.000 |
Engeland |
nihil |
In den eerstgenoemden post van 63½ millioen zit ook het aandeel, dat Engeland van de Duitsche schuldbetaling ontvangt en bestemd is voor afdoening van de Engelsche oorlogsschuld aan Amerika.
Volgens de Balfour-nota verlangt Engeland van zijn schuldenaars echter precies het bedrag, dat het zelf aan Amerika verschuldigd is.
Ziedaar, waarop het neer komt, wanneer een volk zich een ‘gentlemans’ houding wil geven temidden van kwakzalvers en schacheraars. Dit is te ergerlijker voor het Engelsche volk, wijl het al dadelijk zich bereid verklaarde een streep te halen door zijn eischen ten opzichte van Duitschland's schuld, op voorwaarde, dat de andere schuldeischers dit voorbeeld zouden volgen.
Toch, natuurlijk, heeft het Duitsche volk, zij 't dan ook voor een belangrijk deel door het aangaan van leeningen buitenslands, aan zijn schuldeischers al heel wat betaald. Het spreekt van zelf: niet in verhouding tot hun waanzinnige eischen van het eerste oogenblik der Versaillaansche overwinningsdronkenschap. Maar is eenig volk daar beter van geworden? De belastingen zijn overal gestegen, de economische nood der volken óók, en de Volkenbond en zijn vele commissiën worden er ziek van, zooals onze bekwame Loudon, die de bedenkelijke eer genoot voorzitter te zijn van de voorbereidende commissie der ‘ontwapening’, er ziek van geworden is, en vervangen moest worden door den Griek Politis, die, als een andere Candide, toen aan het eind der jongste beraadslagingen alle gedelegeerden met de handen zaten in wat zij nog aan haar over hadden, zeide: ‘wij zijn op den goeden weg, het kon niet beter’: ‘tout est pour le mieux dans le meilleur des mondes possibles’.
En dit enkel omdat de Noord-Amerikaansche gedelegeerde Gibson een van die slagwoorden uitsprak, die niemand bedriegen dan degene, die bedrogen wil worden, d.w.z. ‘de Wereld’. ‘Als wij eerlijk zijn, als onze plechtige belofte en het anti-oorlogsverdrag iets beteekenen’, - ongelukkigerwijs kàn en wìl geen der staats- | |
| |
lieden ‘eerlijk’ zijn, en hun ‘plechtige beloften’ zijn wierook voor hun volk t'huis. M.W. - ‘dan is er geen rechtvaardiging van de voorzetting van den gewapenden vrede’. Zoo iets heet dan ‘een uitstekenden indruk’ te maken. Maar evenals bij de delging van Duitschland's schuld is er geen volk, dat wat beteekent als militaire macht, dat eenige concessie in vermindering van bewapening denkt te doen. Denemarken met zijn nieuw coalitie-ministerie spreekt er over zich te ontwapenen; het brave Nederland heeft het zich reeds grootendeels gedaan: vliegen zijn zij op het dak van den autobus, die zich verbeelden, dat er zoo'n vaart in komt, omdat zij er boven op zitten. Maar Frankrijk, maar Italië, maar Japan denken niet aan ontwapening te land, en Egeland denkt niet aan ontwapening ter zee, wijl de trotsche Britannia, die eens de baren heette te beheerschen, sterker dan twee andere sterke mogendheden te zamen, nu al blij is, dat zij niet bij Noord-Amerika ten achter staat.
Die Amerikanen uit ‘Gods eigen land’, Noord-Amerika, met uw welnemen, zij hebben goed praten. Geheel terzijde op den wereldkloot gelegen tusschen twee oceanen, kunstmatig bevolkt door millioenen arbeiders van de energiekste soort der oude volken, dezen in den geestelijken smeltkroes geworpen van een gemakkelijk te leeren taal, ziet het land van de zoogenaamde vrije menschen medelijdend neer op onverzoenbare geschillen en vijandschappen der vele nationaliteiten van het oude werelddeel, waarin elk volk voor zijn overgeleverde rechten opkomt. De beperking en vermindering van legers en hun diverse bewapeningen zijn voor het rijke Noord-Amerika van niet onmiddellijk belang. Het is homogeen in zijn verscheidenheid van tot Amerikaansche ‘citizens’ versmolten stoere arbeiders van alle Europeesche natiën, die het, óok een slag voor Europa, tegenwoordig echter slechts mannetje voor mannetje toelaat. Geen Europeesch volk zal er aan denken de Noord-Amerikaansche grenzen aan te tasten. Maar ‘er zijn verdragen’, merkt de heer Gibson op, o.a. dat van Kellogg, ‘om af te zien van den oorlog’. Ja, er zijn ‘vodjes papier’ genoeg, maar er zijn nog meer bayonetten en kanonnen en het kruit wordt overal droog gehouden, ook op de Noord-Amerikaansche oorlogsvloot.
Ach, het is eigenlijk een ontmoedigend werk een maandelijksch overzicht te schrijven van de Buitenlandsche politiek, indien men die met nuchtere oogen beziet en geen roeping gevoelt om aan het
| |
| |
algemeene ingewikkelde boerenbedrog mee te doen. De volken gelooven alles, wat men hun wijs maakt, en hun leiders maken hun wijs, wat zij-zelf niet gelooven. Ook waar zij in het prediken van den opstand beweren, dat in gewelddadig verzet kracht zit. In geen land, in geen groote stad is de jongste ‘Eerste Mei’ zoo bloedig ‘gevierd’, als in Berlijn, waar de sociaal-democraten baas zijn, en de sociaal-democratische politie, anders genaamd de ‘Schupo’, er op heeft ingeslagen met een kracht, welke herinnerde aan de keizerlijke dagen van den ‘Polizei-president’ Von Jagow, die indertijd zoo hardknuppelig placht in te slaan op de koppen der ‘Sozi's’, die het nu even hard doen op die der communisten. Troost voor de ergernis om het algemeene boerenbedrog vindt de nuchtere schrijver van maandelijksche buitenlandsche overzichten, als hij waarneemt, dat er in het leven, zelfs in troostelooze buitenlandsche politiek, toch een groote mate van frisschen humor schuilt.
|
|