De Nieuwe Gids. Jaargang 44(1929)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 718] [p. 718] Verzen van Jan H. Eekhout. Koorts. De nacht staat dreigend om het huis -, En geene ster, geen genster! - De nacht staat dreigend om het huis. De dood houdt wacht bij 't venster. Luide angsten bezetten 't haam'rend bloed: Voog'len, wier vleugelen goor zijn, Storten z' aasgierig te voorschijn Uit stilten steil en zwart als roet. Oogen vol rooden waanzin Schouwen hoe waerelden worden En went'len: één gruwzame horde! - Vlijm lijk een zeise: de maankling -. Plots hapert het rondomme razen -: Op een kinderademke alleen Bersten als bellen de dwaze Waerelden luchtig uiteen. - - 't Bloedt ergens een snerpende wonde - - Hoog hijgt de ziel om den dag! - Stilte -. Duister -. Ten monde Wringt zich een wrange lach. De nacht staat dreigend om het huis. En geene ster, geen genster. De nacht staat dreigend om het huis. De dood houdt wacht bij 't venster. [pagina 719] [p. 719] Doodsverlangen. Met tastenden gang de folt'rende tocht. Ik, dwaas, ben vergeten wat ik zocht. 't Was helder en goed en eenvoudig als dauw. Een ster? Een kind? Een God? Of een vrouw? Ik weet niet meer -; ik hoor alleen De eigen kreet, het eigen geween. Wie die den zwerver erbarmen biedt? - Velen gaan naast mij; 'k herken ze niet. Ze zijn duister als schaduwen, maar aan hun blik Zie 'k dat ze eenzamen zijn zooals ik. Met wankelen gang de smart'lijke tocht. Ach, dat ik eindelijk dóódzijn mocht! [pagina 720] [p. 720] Gebed om wanhoop. Christus, mijn broer, ik heb als Gij geleden - Doch als een láfaard, waar Gij als een Kóning leedt -, Want ik, ík vlóekte waar Gij hebt gebéden -, Ik gaf het kwáád mij over waar Gij stréédt! - En toch, en toch -, ik héb als Gij geleden - En thans - mijn dorre mond slaakt kreet op kreet Om U, om Uw Genáde, die ik weet - -, Om voor dit tendgefolterd hart den Vrede. Christus, mijn broer!, ontferm U!, zie mijn wonden! Aanzie mijn oogen, die vol duister zijn! Aanhoor van mijne stem dit schrille lied! Christus! dat mijn blik aan uw blik ontzonde!, Mijn mond zich laafde aan Uwer Liefde wijn!: Dat met één stoot Gij mij ten Hemel stiet!! Vorige Volgende