gewaad een zwarte helling was, waarlangs de rozenhouten steel van den langen Duitschen pijp, gelijk een door een storm schuin neêrgebroken boomtak, neder stond. Op de schouders van de zwarte jas lag wat zilverig hoofd-roos. Langs het mondstuk van de pijp werd nu en dan licht-grijze rook uit-geblazen, die geleek een militaire pluim van ongewoon korten duur. Een pluim van rook, dadelijk verwolkend boven de tafel en daar tot een trage ijle blauwige rookwade, als nevel boven vijverwater in de lucht, uit-dijend. Een vooze, katoenachtige, wintervlieg begon in een ruithoekje der straatvensters met trillend gezoem op en neêr te dansen en zweefde de ruimte in, door de allengs lagen makende, rook-sleep heen.
De leeraar verbeterde in het cahier een thema en besprak de fouten. Hij vroeg toen den jongen het gordijn voor het middenvenster wat op te trekken. Deze zag toen de zeer breede straat, met loopende lieden aan de kanten en eenige stratenmakers, neêrgehurkt op aardige paddestoel-vormige krukjes op de zandvlakte in het midden, die daar de kubusjes, die de reine effen grijze keyen waren, schikten.
De jongen was met het themaboek doende. Hij vatte de onderhoeken der blaadjes tusschen wijsvinger- en duimtop om ze om te slaan en streek met den vingertop een ezelsoor glad.
Het was ochtend, tusschen het ontbijt- en koffiedrink-uur. De zonneschijn was over de huizen aan d'overkant, over een groote oppervlakte naast den grens der als een vlak van licht zwart glas scherp recht-af in de schuinte afgesneden schaduw van huizen links aan dézen kant.
Terwijl de zwart-groene, mat donker geel gevoerde, geheel opengetrokken overgordijnen als buitengewoon hooge en magere oude-vrijsters naast de vensterglazen stonden, was aan d'overkant de oude steedsche huizenrij gelijk eene uitstalling van knusse ongelijksoortigheden. Boven het steegje, de trapgeveltjes, een winkel van vogels in kooyen en zaad en een van glazene en aardewerk-voorwerpen, boven de daaruít en daarín gaande schoorsteenvegers, vrouwtjes in blauw-paarsch gekleed, en roodgeneusden winkelier, dreven zéer hoog, in het van licht doorgloeid zwart-doortint hemel-blauw, witte wolkgevaarten aan op den Oostenwind.