| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
De Volkenbonds-conferentiën? Nu ja, misschien komt er op den langen duur voor de arme, haar spoor bijster geworden menschheid wel iets goeds van. Maar moed houden! Doch de conferentie der financieele deskundigen van overwinnaars en overwonnenen te Parijs, heeft opnieuw doen zien hoezeer de ‘Vrede’ van Versailles, nog erger dan de oorlog-zelf, haar een ramp geworden is. Met groote plechtigheid en praal is maarschalk Foch, ten slotte de opperbevelhebber der geallieerden en opper-overwinnaar, in Napoleons grafdom der ‘Invalides’ bij gezet. Hij zal wel een groot strateeg zijn geweest. De vraag kan hier niet worden beoordeeld. Maar niemand moet nu nog komen vertellen, dat de ongelukkigen, die den ‘Vrede van Versailles’ en de overige vredestractaten op hun geweten hebben, groote staats lieden zijn geweest. Want dit wordt hier met overtuiging ontkend.
Daar is dan nu weer die conferentie te Parijs van de financieele deskundigen der verschillende volken, bijeen gekomen om te bewijzen hoe dwazelijk de zoogenaamde groote staatslieden van Versailles maandenlang hebben getobt om Duitschland een tractaat voor te leggen, dat het voor alle eeuwigheid machteloos zou maken, o.a. door aan het Duitsche volk een fantastische geldelijke schuld op de schouders te leggen, bewijs van hun financieele verstandsverbijstering. Duitschland heeft geteekend. Duitschland moèst teekenen. Maar sinds ruim tien jaren is men bezig om aan die door Duitschland onderteekende schuldbekentenis eenige mogelijkheid van werkelijke aflossing te schenken. De oorspronkelijk-aangegeven, krankzinnige bedragen zijn reeds grootendeels verminderd, herleid tot zeer gewone onmogelijkheden, en moeten nog meer worden terug gebracht, wil de bedorven financieele toestand van alle oorlogvoerende natiën, en
| |
| |
dien der neutraal-geblevenen er bij, - bedorven met uitzondering van de financiën der Vereenigde Staten en van Japan - weer eeniger mate vlot geraken. De lezer zal hier niet vermoeid worden met cijfers. Zeven en dertig jaren lang zou het Duitsche volk krom moeten liggen, schoon zijn deskundigen er in toestemmen om het gedurende dit aantal jaren den last op te leggen van een af te betalen schuld van 1650 millioen gouden Marken. Een belachelijk bagatel, in vergelijking van de fantastische lasten door de Versaillaansche vredesmannen bedacht. Een der onderhandelaars, lord Revelstoke - firmant van de beroemde Londensche bankiers Baring-brothers - is onder de onderhandelingen dood gebleven. Zijn zwakke hart heeft hem begeven. Het staat te vreezen, dat zich in de naaste toekomst nog wel meer zwakke harten zullen begeven van groote financiers, die tot de erkenning komen, dat het met het tegenwoordige economische systeem, dat de wereld beheerscht, doch niet voor alle eeuwigheid beheerschen zal, naar den kelder gaat.
In Italië zijn de verkiezingen voor de ‘corporatieve Kamer’ afgeloopen naar den zin van den ‘Duce’. Het kiesrecht werd er alleen verleend aan ‘producenten’: leden van corporatieve bonden van werknemers en werkgevers: beiden gelijkelijk verantwoordelijk jegens den staat: negen en een half mililoen kiezers, van wie 8.650.000 aan de stemming deelnamen, en 136.000 genoeg ruggegraat hebben bewezen te bezitten om zich door onthouding openlijk tegen de Fascistische kiezerslijst uit te spreken. Een fascistische overwinning in ieder geval, al was dan een fascistische nederlaag uitgesloten. Elders mag men zooveel tegen het Fascistische systeem fulmineeren als men wil, waarschijnlijk uit vrees, dat er ook in andere landen liefhebbers voor komen - Mussolini heeft echter betuigd, dat het Fascisme geen uitvoerartikel is, zooals inderdaad de dwalende volken gedacht hebben, dat het Engelsche Parlementarisme er een was - niemand kan ontkennen, dat Italië thans door en door Fascistisch is, of beweren dat dit land beheerscht wordt een politieke minderheid.
Is dit dan wèl met Spanje het geval? Ieder die het Spanje van vóór den oorlog heeft gekend en dit vergelijkt met het Spanje van heden, erkent er, ondanks al wat het aan gene zijde van het Nauw van Gibraltar heeft geleden, belangrijke materieele ver- | |
| |
beteringen. Er is echter een groot onderscheid tusschen de twee systemen, in Italië en in Spanje, tusschen de twee koningen, en de twee dictators, vooral in de oorzaken waardoor de twee landen zijn gebracht tot het huidige regeeringssysteem. Mussolini is veel meer volksman dan de markies de Estella, anders gezegd maarschalk Primo de Rivera. Hij is daarbij - wie zal het ontkennen? - een groot man. Primo de Rivera is slechts een man, die een verantwoordelijkheid heeft durven dragen, daarbij gesteund door een koning, die dit ook durft, en er zijn troon bij op het spel zet. Het Dictatoriaal gezag zit er in Spanje veel losser op dan in Italië, dat voor de naaste toekomst wel door het ijzer van het Fascisme zal worden gedwongen. Indien daar eenige mogelijkheid toe bestond, zou men in Spanje wel naar het Parlementarisme terug willen. Niet meer naar dat Parlementarisme van de wipplank, niet meer naar het goede oude Parlementarisme, zooals het bijvoorbeeld thans het Nederlandsche volksleven langzaam maar zeker naar den kelder helpt, ofschoon het in ons land niet korter zal leven dan het Kapitalistische systeem leven heeft, doch naar een soort van Parlementarisme, dat meer rekening zou houden met het waarachtige welzijn van den Staat.
Is zoo iets mogelijk? Er is niet één Spanjaard, die het goed met zijn land meent, die wil terug keeren tot de vroegere parlementaire toestanden van zijn volk. Men droomt er van een nieuwe partij, zoo iets als een ‘Partij van de Orde’, doch dit is een denkbeeld, dat voornamelijk van rechts komt, en ‘La Nacion’ - Primo's officieel orgaan - antwoordt, dat er in Spanje geen behoefte meer is aan partijleven, dat de bestaande ‘Union Patriottica’ heel goed de plaats van het oude partijleven zou kunnen innemen, indien zij maar waarlijk een ‘Vaderlandsche Unie’ kon zijn. Dit wil zeggen: een groote Bond van burgers van allerlei politieke inzichten, welke onder de leus van ‘Vaderland, Godsdienst en Monarchie’! met de regeering samenwerkt. Puur idealisme, zooals men ziet. De ‘Union Patriottica’ bestaat, maar zij mist de kracht van het Italiaansche Fascisme. Zij is immers ontstaan uit politieke verrotting, welke in Spanje reeds sinds lang bestond, en niet, zooals het Fascisme, uit een machtige reactie tegen het na den oorlog in Italië uit Rusland overgeslagen Communisme.
Het verschil tusschen ‘Fascisme’ en ‘Union Patriottica’ is
| |
| |
reusachtig. Mussolini kan morgen aan den dag verdwijnen, doch de Fascistische Raad blijft bestaan. Primo de Rivera beweert nu reeds, dat hij er in 1931 meer dan genoeg van zal hebben, zoo niet êer, en niemand, dan de koning, die er een zeer gewaagd spel mee speelt, is er om hem te vervangen. Er is bovendien dit voor Spanje ongunstig verschil tusschen het ‘Fascisme’ en de ‘Union Patriottica’: het eerste bezit een eigen leger uit de menigte, zelfs uit de anarchisten en communisten van gisteren, op gekomen. Dit leger heeft zelfs het eigenlijke leger beschermd tegen mishandelingen en beleedigingen van het uit den band gesprongen gepeupel. Primo de Rivera steunt slechts op het gezond verstand van zijn volk, en ieder weet wat dit in het politieke leven, vooral in het Partij-leven, waard is. Vele Italianen zijn Mussolini dankbaar en vereeren hem, zoo zij hem, wat misschien nog beter is, niet vreezen. De Spanjaarden zijn jegens Primo de Rivera niet dankbaar, nemen vaak een loopje met hem - gemoedelijk man, die hij is - en denken er niet aan hem te vreezen. Evenals voorheen hopen de Spanjaarden nog steeds op ‘manana’ het oude ‘morgen komt er weer een dag’. De groote meerderheid wil niet hebben, dat hij blìjft, schoon zij erkent, dat hij veel goeds heeft gedaan; wil ook niet hebben, dat hij direct heengaat. Zij erkent dat hij orde in het land heeft gebracht, waar wanorde was. Doch hij heeft dit gedaan met exceptionneele middelen, en als die meerderheid te kiezen heeft, tusschen de oude wanorde van het land en de ‘exceptionneele middelen’, waarmee don Alfonso XIII tezamen met Primo de Rivera regeeren, dan kiest zij de oude wanorde, want daarbij kon men, in afwachting, dat de politieke wipplank, waarop men zat, weer omhoog zou gaan, luchtiger spreken over ‘manana’. Terwijl don Alfonso en Primo wenschen, dat hun
landgenooten eindelijk eens meer aandacht schenken aan het heden.
Met het oog op de aanstaande Britsche algemeene verkiezingen moet hier wel worden terug gekeerd tot het financieele, omdat dit de spil is, waar om zij bij onze overburen zullen draaien. Winston Churchill, de Britsche kanselier van de Schatkist van het huidige Tory-bewind, dat er nog niet eens zoo slecht voorstaat en ongeveer gelijke kansen heeft met een nieuw ‘Labour’-bestuur, Winston Churchill is me voor den dag gekomen met een ontwerp-begrooting, welke eenvoudig een juweel van ontwerp- | |
| |
begrooting is. Hij kon die zoo aantrekkelijk mogelijk maken omdat een buitengewoon groot aantal Engelsche en Schotsche millionnairs het huidige ministerie den verkiezingsdienst hebben bewezen om de conservatieve Partij voor goed te verlaten, dit wil zeggen over te gaan tot die meerderheid, waarbij ieder zich vroeg of laat aansluit. ‘The honourable Mr.’ Winston Churchill heeft ook daar door de a.s. kiezers kunnen.... ‘omkoopen’ noemt Mr. Snowden het, die in het gewezen ‘Labour’-bewind zijn voorganger was, door eenige belastingontheffingen o.a. die op de in het land drukkende theebelasting. Zoodat hij alle huismoeders, intusschen kiezeressen geworden, op de hand krijgt, iets waarvan ook de theeplanters op ons Java zullen genieten, die voor een deel toch van Britschen oorsprong zijn. Lloyd George, die voor de liberale Partij het heerlijke verschiet belooft, o.a. van een radicale jacht op de werkloosheid, de geestige Lloyd George en zijn niet allen even geestige volgelingen, hebben toch niet veel kans. Beter staat het met ‘Labour’, schoon diens ex-minister van financiën, ‘kanselier van de Schatkist’ genoemd, Mr. Snowden onvoorzichtig genoeg is geweest om juist thans de financieele verhouding aan te roeren tusschen Engeland en de Vereenigde Staten, den algemeenen schuldeischer, aan den eenen kant, en Frankrijk en Italië - om dan maar van Duitschland voorloopig te zwijgen -
aan den anderen. Engeland moet aan de Staten gemiddeld jaarlijks 38 mililoen pond sterling betalen en krijgt er van Frankrijk en Italië ‘slechts’ 20 van terug.
Terwijl de schrijver hier genoemde cijfers overneemt met het gemak alsof hij waarlijk een denkbeeld heeft van die bedragen, moet hij glimlachen, en denkt, dat de tegenwoordige Belastingbetaler veel heeft van den ‘bon Jacques’ van vóór de Fransche revolutie, die ‘taillable et corvéable à merci’ was. Mr. Snowden en met hem de socialistische ‘Daily Herald’ mogen tegen de beloofde ontheffingen van Churchill beweren, dat de tegenwoordige ‘Premier’ in 1923 door zijn overeenkomsten met de Vereenigde Staten, en in 1926 door die met Frankrijk en Italië, de belangen van den Britschen belastingbetaler schromelijk heeft verwaarloosd, de waarheid is, dat ‘Labour’, toen de partij in 1924 aan het bewind was, niets heeft gedaan om dit goed te maken.
Dit kwam waarschijnlijk omdat ook ‘Labour’ vijf jaar geleden nog naievelijk geloofde aan Duitschlands capaciteit om van de
| |
| |
opgelegde fantastische lasten iets te maken, dat op aflossing leek. Het feit, dat de heer Snowden dit onderwerp openlijk bespreekt op het oogenblik, dat ook de financieele deskundigen van zijn land met anderen te Parijs met de Duitschers aan het onderhandelen zijn over het hoeveel deze dan ten slotte wel zullen kunnen afdokken, en dit doet op eenigszins twijfelachtige wijs, alsof ook hij gevaar loopt om, net als lord Revelstoke, er wegens hartzwakte den geest bij te geven, brengt de tegenpartij, d.w.z. de Conservatieven, die het zoo goed voor hebben met het nationale kopje thee, tot een protest tegen deze verkiezings-onvoorzichtigheid, ook door de Partij van Lloyd George sterk veroordeeld. Want stel dat ‘Labour’ aan de regeering komt, wat zal de partij dan doen? Betalen! Betalen! Betalen! En intusschen moedigt Snowden's uitlating nu de Duitschers aan, die te Parijs zooiets gezegd hebben als het klassieke ‘Non Possumus’, terwijl heel de Fransche Pers daarvoer vuur en vlam spuwt.
Waartoe zou het dienen, wanneer hier ter plaatse gewaagd werd van de zoogenaamde ‘ontwapeningsconferentie’, van welker Commissie onze bekwame regeeringsman Jhr. Loudon, thans onze gezant te Parijs, de twijfelachtige eer geniet Voorzitter te zijn? Zijn er menschen, die gelooven aan den goeden wil der mogendheden tot vermindering der bewapening? Alleen de kleinere natiën, ons volk misschien vooraan, meenen het daarmee ernstig. Doch die zijn eerder zwakheden dan mogendheden. Daarom heeft de Russische gedelegeerde Litwinow het er zoo gemakkelijk om de andere afgevaardigden een droevig figuur te laten slaan. Al kan men antwoorden, dat de tegenwoordige Russische weermacht niet veel in kostbaarheid voor die der andere groote volken onderdoet, en mag men veronderstellen, dat de geest van het Bolsjewistische leger niet veel beter zal wezen dan die van het verdwenen Czaristische leger: dapper, zelfopofferend, maar corrupt in de ergste mate. Het Bolsjewisme bezit echter een kracht, welke de andere mogendheden niet bezitten, niet willen bezitten: de volksbetoovering van zijn staatkundigen droom naar de verwerkelijking waarvan de economische chaos, waarin de meeste volken verkeeren, chaos, welke niet door conferentiën kan worden bezworen, de menschheid hoe langer hoe dichter schijnt heen te drijven.
|
|