De Nieuwe Gids. Jaargang 44(1929)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 583] [p. 583] Het zwart gordijn door Frans Bastiaanse. Zoo daar geen weemoed over de aarde lag, Wij nimmer van elkander moesten scheiden, Hoe droegen wij de heerlijkheid der tijden En, zon!, het schijnsel van uw lichten lach! Maar nu wij ál het aardsche welkom heeten En weten, dat zijn duur is kort en schoon, En wij dit leven slechts te leven weten Als gasten in een tijdelijke woon, Nu kunnen wij de zielsverrukking dragen. Wanneer de dag der liefde ons hart vervult, Omdat wij voelen, dat wij zullen klagen, Wanneer gij, uur der scheiding, komen zult. Achter der levensglansen lichtgeschitter Hangt het gordijn van zwart fluweel gespreid, In de eêlste dranken droppelt zich het bitter' Dat ons, en onafwendbaar, wordt bereid; Wij zien het een, wij drinken ook het ander, Maar 't zwart dat dreigt en 't bittere in den mond Brengt menschenharten zóó dicht bij elkander Als enkel heerlijkheid ze nooit verbond. [pagina 584] [p. 584] En al de weemoed, die de bloeiende aarde Als blauwe nevel in den voornacht, dekt, Heeft in ons hart verlangens opgewekt, Die nooit vervuld zijn,...... maar van zulke waarde Als de vervulling nooit gegeven heeft; Zoo als de gast, met zorg en lief verlangen, Wordt in zijn tijdelijke woon ontvangen En meer dan huisgenoot ontvangt en geeft. - Wij zetten bloemen, die er lang niet waren, Het blankste linnen dekt het donzen bed, En wat wij spaarden lange, lange jaren, Wordt aan den gast in weelde voorgezet. - Zoo zijn we en weten, dat het zóó moet wezen En dat het goed is, dat het zoo moet zijn. Wat zou de wereldsche verrukking wezen Zonder de bitterheid en 't zwart gordijn! 10 Januari 1929. Vorige Volgende