| |
| |
| |
De kostschool van voorheen de kostschool van thans door Jeanne Reyneke van Stuwe.
Zooals alles in de tegenwoordige wereld veranderd is, levert het aspect van de moderne kostschool ook een enorm verschil met zoo'n inrichting van een vijftig of vijf-en-zeventig jaar geleden.
In zijn ‘Madonna van Duinlust’, (in de bekende Stemberg's guldenseditie) geeft Piet Vluchtig (F. Smit Kleine) een waardevolle bijdrage tot de kennis van het kostschool-leven, zooals dat geleid werd nu een driekwart eeuw geleên.
Onze familie was in het gelukkig bezit van een collectie ingebonden Kindercouranten, welk blad voor mij tot mijn liefste kinderlectuur behoorde. O, hoe graag las ik daarin de school-verhalen van Piet Vluchtig: Mijnheer's Verjaarfeest, De Val van een Profeet, enz. enz. En daarom was ik bizonder verrast, toen ik, later ‘De Madonna van Duinlust’ in handen krijgende, ontdekte, dat dit verhaal de volledige geschiedenis der kostschool Duinlust bevatte, en ik er allerlei jongens, wier namen ik onthouden had: Leo, de Oosterling, Klaas van Wart, Kees Rinkers, enz. opnieuw ontmoette.
Auteurs, die ons in romantischen vorm, voorvallen uit hun eigen leven vertellen, beseffen zij wel, dat zij ‘geschiedenis’ schrijven? en dat hun werk, behalve de literaire waarde, nog een zeer groote bijverdienste heeft, waarvan het belang niet kan worden onderschat?
Het argelooze, zonder voorop-gezette bedoeling, mededeelen van gebeurde feiten, en daarbij de beschrijving van toestanden en omgevingen, is de objectiefste te-boek-stelling der geschiedenis, welke wij maar kunnen verlangen.
| |
| |
In vroeger jaren, we kunnen nu wel zeggen: in vroeger eeuw, behoorde de ‘kostschool’ dikwijls tot het straf-systeem der ouders. Onhebbelijke, brutale kinderen werden met de ‘kostschool’ bedreigd, en degenen, waar thuis ‘geen huis mee te houden’ was, werden naar zoo'n tucht-inrichting gestuurd. En zelfs een vijf-en-twintig jaar geleden nog, vond een vader, als zijn dochter door een ongewenschte partij het hof werd gemaakt, het heel gemakkelijk het meisje een poos lang in de afzondering van een kostschool op te bergen.
Thans.... laten de meisjes zich niet meer zoo gedwee wegsturen en opsluiten. De ‘flapper’ van tegenwoordig weet er wel raad op, haar zin doorgezet te krijgen en de charge in een der geïllustreerde bladen:
Vader: - Wat hoor ik, kind, ben je geëngageerd?
Dochter: - Zeker vader. Maar wist je dat niet? lees je dan geen kranten, - is een goede illustratie voor de veranderde tijdsomstandigheden!
De kostschool, vooral voor meisjes, is ook altijd als de correcte finishing touch der opvoeding beschouwd. In den tijd, toen Brunings zijn boek: ‘Mijn vriendin Cor’ schreef, sprak een vader ervan, dat, voor de opvoeding zijner dochter, ‘het geheele tractement van een hoofd-officier noodig was.’
Tegenwoordig wordt door vele jongens en meisjes den kostschooltijd tot het gezelligste deel van hun leven gerekend; en voor wie menschen-kennis wil opdoen, levert deze wereld in het klein, het prachtigste studie-materiaal!
* * *
De kostschool, zooals Piet Vluchtig die beschrijft, en ook Arnold Ising in zijn: ‘Een jongensgeweten, (waar jongens, bij een uitgang elkaar tracteeren “op drie kruiken bier”, en op verjaardagen op school aan de jongens “likeurtjes” worden gepresenteerd!!) waren zeer eenvoudige inrichtingen van onderwijs. De directeur voerde het oppergezag, en werd bijgestaan door eenige “secondanten”, die eveneens intern waren, en meestal uit het buitenland kwamen. Soms waren het jongens van twintig jaar! die aan leerlingen van vijftien of zestien les moeesten geven. Ook doet het vreemd aan te hooren, dat jongens reeds op hun vijfde jaar op kostschool werden gedaan!....
| |
| |
In dien tijd werd het bij het onderwijs, met diploma's en actes niet zoo nauw genomen. Een “echte” Franschman’ deed al opgeld, om maar iets te noemen. Ook was de ‘teekenmeester’ dikwijls een arm kunstschilder, die ‘er iets bij moest verdienen’, en de ‘maître de danse et de maintien’ gaf ook de leiding in balzalen van lager allooi, waar werd ‘gesjasselewiet’.
Toen kwam er echter een groote verandering in den algemeenen toestand.
Het Middelbaar Onderwijs bij de wet van 19 Mei 1863 (Staatsblad No. 50) geregeld, verkreeg in Nederland hoe langer hoe grooter afmetingen, en de onder die wet begrepen gemeenten, richtten Hoogere Burgerscholen op, waaraan voor het grootste gedeelte gedoctoreerd leeraarspersoneel was verbonden. (Tegelijk daarmee verdween de benaming ‘meester’ of ‘onderwijzer’ bijna geheel, om vervangen te worden door die van ‘leeraar’ of ‘docent’.) Directeuren, toen ‘bovenmeester’ genoemd, verschenen niet meer in ‘een tot boven aan den hals dicht-geknoopte, korte duffelsche jas met te korte mouwen’, en een ‘groote, blauw-laken pet van den vorm eener koekepan met een looden knop in het midden, en een breede, dof-lederen klep’, en een ‘breede’, zwarte lineaal in den linkerachterzak’, om bij het binnenkomen der klasse te brommen: ‘Morgen, jongens, wie mot er bidden?’ terwijl dan de jongen, wiens beurt het was om ‘voorbidder’ te zijn, voorlas uit het groote ‘met perkamenten omslag voorziene boek, waarin meester eigenhandig de gebeden voor den ochtend en den middag geschreven had.’
Vooruitgang, vooruitgang.
Overal is hij te bespeuren, en niet het minst in de school. Opvoedkundige, zoowel als hygiënische invloeden hebben gunstig op de hervorming van scholen en kostscholen ingewerkt, en zooals ik al zei: een kostschool is heden ten dage niet meer een soort van strafgevangenis, maar een oord van studie, gezelligheid en ontspanning.
* * *
Een poos lang hebben wij op het tooneel een Engelsche kostschool ‘in levenden lijve’ voor ons gezien. Ik bedoel Young Woodley, de jongenscomedie van John van Druten.
Met aandacht hebben wij, die de inrichting van ‘public schools’
| |
| |
in Engeland reeds kenden, de faits et gestes dezer kleine wereld gevolgd. Het fag-systeem (dat elke grootere jongen uit de kleintjes een soort van oppassertje heeft, waarover hij vadert en meestert) schijnt uitstekend te werken. Het eergevoel wordt bij de leerlingen sterk ontwikkeld; zij weten het ‘fatsoen van de school’ hoog te houden; alleen schijnt het minder gewenscht, dat elke grootere jongen het recht heeft den kleinere, die een overtreding heeft begaan, met een rietje te slaan. ‘You beat me nearly in two’, zegt O'Rane in Stephen Mc. Kenna's Sonia. Overigens is het bijvoorbeeld aardig, dat ook buiten de school de ouderen een wakend oogje houden op de gedragingen der jongere mede-leerlingen, (die altijd herkenbaar zijn aan vorm en kleur der pet), zooals het in Engeland opgevoede zoontje van mijn broer eens ondervond, toen hij met een anderen jongen aan het vechten was, en er een hoogereklasser op hen toekwam met de woorden:
- What are you ragging about in the streets? en hen een ongenadig standje gaf.
In Young Woodley ligt het zwaartepunt van alles wat verkeerd gaat, bij den ‘headmaster’. Simmons, de man van bordpapier, met mineraalwater in plaats van bloed in de aderen. Maar men moet mij niet kwlijk nemen: was Laura's gedrag tegenover de jongens (i.c. Woodley) geheel in orde? Neen, zeer stellig niet! En toen de arme jongen haar bekende, dat hij liever weg-ging omdat hy ‘zoo erg verliefd’ op haar is, had zij hem zeer stellig met rust moeten laten. Ik geloof, dat wel geen enkele echtgenoot er bizonder mee zal ingenomen wezen, zijn vrouw aan te treffen in de armen van een zeventienjarigen knaap!
In de Madonna van Duinlust (hierboven door mij genoemd) werd Emma, de dochter des huizes, (door een dichterlijken leerling ‘de Madonna van Duinlust’ geheeten) door alle jongens zonder uitzondering aangebeden; doch, ofschoon dit meisje natuurlijk volkomen vrij was, heeft zij er nooit aan gedacht, met een der jongens een liefdesbetrekking aan te binden. Integendeel, met den fijnsten tact, de liefste sympathie, het hartelijkste medelijden of de vriendelijkste waardeering, wist zij elk het zijne te geven, en bleef zelve verder geheel buiten spel. En zoo behoort het toch zeker ook?
* * *
| |
| |
Mij werd toegezonden een blaadje, geheeten ‘Ons Instituutsnieuws’, het orgaan der leerlingen van het Instituut Hommes te Hoogezand. Door de verschillende argelooze uitingen krygt men een uitstekend idee, welk een ideaal verblijfplaats deze model-inrichting moet zijn. Het Instituut Hommes, in een vrye, gezonde streek gelegen, is gelijkgesteld met een H.B.S., en de indruk wordt bij ons gewekt, dat de directeur, de heer E.W. Brinkman en zijn vrouw de rechte personen zijn op de rechte plaats.
Op ongezochte wijze vertelt dit Instituutsnieuws ons heel veel van het interieure leven; we hooren van het Zondagsche koffieuurtje bij mevrouw Brinkman, waar de jongelui, onder de lieve leiding der gastvrouw, onder het genot van koffie en sigaretten, zich ontspannen kunnen bij conversatie en lectuur.
Opmerkingen, als: ‘De verplichting in z'n jeugd te werken, zal eens in het leven blijken, een voorrecht te zijn geweest....’ getuigen van den verstandigen geest, welke in dit Instituut wordt bevorderd. ‘Meer, veel meer dan een gewone H.B.S. bereidt onze school ons voor op de groote gemeenschap, waartoe we later zullen behooren. Onze jeugd dient een voorbereiding te wezen tot een leven in de gemeenschap, - daarom mogen wij dankbaar zijn, dat we in de gelegenheid zijn gesteld, als 't ware zonder dat wij 't zelf merken, tot de maatschappij op te groeien.’ Ook dit is, uit den mond van een jongen leerling, een fijnzinnige overweging.
Wij hooren van een heerlijken tocht naar Borkum met bus en boot, waarop de leerlingen door den hr. en mevr. Brinkman werden gefuifd; wij hooren van bezoeken en excursies naar een gasfabriek, een suikerwerkenfabriek, een veilingsgebouw, naar Heiligerlee, voor het Monument; naar de Brandspuitenfabriek; naar een kantoorboekenfabriek, naar de beroemde Zuidlaarder paardenmarkt, naar een stroocartonfabriek, een aardappelmeelfabriek, een distilleerderij, een kweekerij, een meelfabriek, een melkproductenfabriek, een drukkerij, en het Museum te Groningen.
Wij hooren van de installatie van een Padvindersgroep; van een film-vertooning over Zuid-Afrika, van het gezamenlijk bijwonen van het Groningsche Harmonie-Concert.... en wij voelen, hoe volkomen gelijk de jongen had, die schreef: daarom mogen wij dankbaar zijn, dat we in de gelegenheid zijn gesteld, als 't ware zonder dat wij het zelf merken, tot de maatschappij op te groeien, wat ik boven reeds citeerde.
| |
| |
‘Onze school is een gemeenschap in het klein, met rechten, plichten en lasten, volkomen gelijkend op die der grootere gemeenschappen van staat en statenbond.... Zoo wordt hier, als vanzelf de gemeenschapszin gekweekt, die wij later zoo noodig hebben, en maken de plichten hier op school, ons ten slotte klaar voor onzen toekomstigen burgerplicht.’
‘Gemeenschap brengt vaak het mooiste en beste in den mensch naar voren; zij, die gezamenlijk luisteren naar een concert, of samen de opvoering van een goed tooneelstuk bijwonen, verbroederen daardoor, gaan als 't ware gedeeltelijk in elkaar op. Voor hen bestaat niet meer het onderscheid van rang, stand en persoonlijkheid, bestaat alleen het genot of de ontroering, die voor allen dezelfde is. Zulke menschen zullen elkaar op zoo'n oogenblik beter begrijpen dan anders.’
Deze en dergelijke uitingen in het bovengenoemde blaadje toonen, tot welk hoog peil van beschaving en intelligent inzicht, de jongelui van het Instituut Brinkman worden ontwikkeld.
* * *
Als een der zeer groote verbeteringen, die de nieuwe tijd heeft meegebracht, mag zeker wel aangemerkt worden de sport. De sport heeft in het leven der jeugd zóó oneindig veel genot gebracht, dat de geest, zoowel als het lichaam daarvan tot op lateren leeftijd den heilzamen invloed ondervindt. De sport is als een der groote weldaden van de laatste halve eeuw te beschouwen, en, mits met mate betracht, zal zij ook sterk de gezondheid bevorderen. Er zullen maar weinig jonge menschen zijn, die niet van sport houden in den een of anderen vorm. En er zou misschien wel een hoogst interessante, aparte karakterstudie te maken wezen, volgens de voorliefde, die het eene kind voor deze, het andere voor die soort van sport betoont.
Om een paar voorbeelden te noemen: de wildebrassen, ‘de jongens van Jan de Witt’, zij, die een bloedwarm temperament bezitten, en in het hollen en trappen in de open lucht hun trop plein aan levenskracht verrukkelijk willen uitvieren, - dat zijn de voetballers bij uitnemendheid. Een trui, flinke voetbalschoenen en een ‘leer’, dat nog niet telkens weer behoeft te worden dichtgenaaid, ziedaar plastisch uitgedrukt, het ‘ideaal’ van elken Hol- | |
| |
landschen jongen, die, ietwat ruw, rondborstig, en onscrupuleus is aangelegd, in doorsnee niet de allerbeste cijfers haalt in de klas, maar een prettig kameraad is, en niet al te veel last heeft van de kwaal der adolescenten: spleen, Weltschmerz, of welk ander woord de moderne tijd daarvoor heeft uitgevonden!
De tennisser daarentegen is een heel ander type. Hij, die bij voorkeur de sport of kings beoefend, is een jongen van fijner verstandelijke beschaving, die óók wel houdt van lectuur en andere intellectueele genoegens, een jongen, die physiologisch, zoowel als psychologisch ‘slank’ kan worden genoemd.
De ‘wandelaar’ is weder van een heel andere nuance. (Bestaan er nog veel ‘wandelaars’? Ambulator nascitur non fit luidt het spreekwoord, maar het schijnt wel, dat er tegenwoordig niet veel wandelaars meer worden geboren! Welke jongen, die een fiets bezit, wandelt nog??) De jongen, die van nature van wandelen houdt is gewoonlijk van een droomerige, soms zelfs wel dichterlijke natuur; hij houdt van peinzen in eenzaamheid, en denkt reeds jong over de verschillende problemen des levens na.
En zóó zou ik kunnen voortgaan!....
In de kostschool te Hoogezand wordt het principe sport ook op verstandige wijze hoog-gehouden. In het ruime en naar alle nieuwe eischen ingericht gymnastiek-gebouw worden lichamelijke oefeningen in practijk gebracht; op het nabij gelegen Foxholstermeer beoefenen de leerlingen de zwem- en roeisport; bij goed weer maken zij, onder leiding van den directeur of een der leeraren excursies te voet of per fiets, waarbij dan allerlei mooie plekjes worden bezocht in bosch, heide, of naar de hunnebedden, en naar omliggende dorpen, Zuidlaren, Slochteren, enzoovoort. Het is den leerlingen zelfs toegestaan voor boodschappen in de buurt van hun fiets gebruik te maken.
Vlak bij het Hoofdgebouw van het Instituut bevindt zich een, in uitstekende conditie verkeerende, tennisbaan; bijna alle interne leerlingen nemen deel aan deze even gezonde als sierlijke sport. Maar ook de voetballers zijn niet vergeten. Achter het Instituut bevindt zich een prachtig voetbal-terrein, ter grootte van ongeveer een H.A., waar ook het openlucht-spel en de athletiek wordt beoefend, en dat voorzien is van een ruime tribune. (Of de Directie van deze kostschool ook de eischen kent, die worden gesteld door den modernen tijd!)
| |
| |
Binnenshuis is er eveneens voor de noodige recreatie gezorgd. Voor de leerlingen boven de zeventien jaar is een afzonderlijke rook- en conversatie-kamer ingericht, met een biljart, waarop vaak succes-rijke wedstrijden worden gespeeld. (In de ‘Madonna van Duinlust’ lezen wij, hoe Leo, de Oosterling er op hoopt, - hij is vijftien jaar, - nu wel spoedig toestemming van den directeur te zullen verkrijgen voor het rooken van sigaren!) Een leestafel, voorzien van plaatselijke en andere couranten, weekbladen, belangrijke brochures, buitenlandsche bladen enz. voorziet in de behoefte aan lectuur. Voor de jongere leerlingen is er een ruime conversatie- en lees-zaal met diverse spelletjes, een piano, en (o, teeken des tijds!) een radio-installatie. Deze conversatiezaal is tevens muziekzaal. Op Zondagen en vrije uren is het hier dikwijls samenkomst van muziek-beoefenaars en liefhebbers voor spel en zang. Vooral tegen den tijd van het Instituutbal, (waarvoor vele oud-leerlingen overkomen!) wordt er door een geïmproviseerd strijkje druk geoefend.
* * *
Een driekwart eeuw geleden werden de jongelui op de kostschool getracteerd op ‘boterhammen met roggebrood en slappe thee’ en aan het diner veelal op ‘inmaakkost’, soms zelfs tweemaal in de week op zuurkool! De keuken van het Instituut Hommes daarentegen heft een gevestigde reputatie. Zonder de moderne raffinementen der zgn. higher cooking te huldigen, kunnen de spijzen ook wel smakelijk ter tafel komen, vooral waar de grondregel geëerbiedigd wordt: het beste is voor onze kinderen niet goed genoeg. In zake voedsel is dit zéér zeker waar. En daarom is het niet genoeg te roemen, dat voor spijzen en dranken uitsluitend prima grondstoffen worden gebruikt. Oók dat aan het ontbijt geen stapels vluchtig gesmeerde boterhammen worden opgediend, maar dat ieder zich zelf mag voorzien van hetgeen de ruim gesorteerde tafel biedt. Te 8 uur wordt het ontbijt, om 1 uur het diner en om 7 uur het souper gebruikt. Aan een zestal tafels, die gepresideerd worden door den directeur, de directrice, de huisjuffrouw, twee interne surveillanten en een der oudste leerlingen, verzamelen de leerlingen zich voor deze maatijden in de gezellige eetzaal.
* * *
| |
| |
In zijn boek Een romantische jongen, geeft Joannes Reddingius een waardevolle bijdrage tot de kennis van het kostschool-leven van nu ongeveer een veertig jaar geleden. De daarin geschilderde toestanden zijn natuurlijk weer heel anders dan die in De Madonna van Duinlust, en óók weer heel anders, dan, wat nu beleefd wordt, in het hierboven door mij geschetste Instituut. Maar ook dit werk geeft een brok geschiedenis, zoo waarheidsgetrouw en argeloos-objectief, als wij het alleen in mémoires en dagboeken lezen.
Het pensionaat Hommes, dat zijn cursus begint met het aanzienlijk aantal van 78 leerlingen (de ‘bloeiende’ kostschool Duinlust bezat er maar 32!) bestaat uit een hoofdgebouw en een dépendance, vlak naast elkaar gelegen. Onder toezicht van den directeur en de directrice wonen in het eerste de oudere leerlingen, in het tweede de jongeren met de huisjuffrouw, een internen leeraar en een beambte. De leerlingen slapen op één-, twee-, drie- of vier-persoons kamers, overeenkomstig den wensch der ouders. De gebouwen zien beiden op het Zuiden uit, zoodat licht, lucht en zonneschijn in ruime mate kunnen binnen-stroomen. In hooge, frissche lokalen wordt het onderwijs gegeven door 17 leeraren van middelbare bevoegdheid. De school leidt op voor het eindexamen H.B.S. A en B. en verder voor lagere en middelbare Landbouwschool, Koloniale Landbouwschool, Suikerschool, Middelbare technische school en M.U.L.O. diploma A. en B. Ook voor jongere leerlingen, die nog de lagere of de U.L.O. school bezoeken, bestaat gelegenheid tot plaatsing aan het Instituut. Van de 53 leerlingen, die in zeven jaar eind-examen aflegden, slaagden er 47.
De ‘eigen oefening’, zooals de jongens graag ‘het huiswerkmaken’ noemen, wordt des avonds volbracht, onder toezicht van den directeur, een paar leeraren en speciale surveillanten; de leerlingen zijd dan in vijf groepen, elk van zes tot twaalf personen ingedeeld. Lessen worden overhoord; en, blijkt het, dat een leerling speciale hulp noodig heeft, dan wordt daarin voorzien, - een uitstekende maatregel! Aan de oudste leerlingen wordt soms toegestaan op hun eigen kamer te werken, ze blijven dan echter even goed onder toezicht.
Vacanties komen in hoofdzaak met die der openbare scholen overeen, en de leerlingen, op wier gedrag en vlijt geen aanmerkingen zijn, wordt in het laatst van October een herfst-vacantie
| |
| |
gegeven van enkele dagen. De rapporten worden uitgegeven met de Herfstvacantie, met Kerstmis, eind Februari, Paschen, Pinksteren en aan het eind van den cursus.
* * *
Het was mijn bedoeling, om een beeld te geven van het contrast, dat ‘de kostschool van tegenwoordig’ met de ‘kostschool uit het verleden’ biedt; ik ben thans aan het einde van mijn interessant onderwerp gekomen, en hoop er in geslaagd te zijn, het groot verschil tusschen ‘toen en nu’ duidelijk in het licht te hebben gesteld.
Eindigen wil ik met het woord, dat mijn groote liefde heeft: het woord Arbeid, dat als motto dient voor het moderne Instituut te Hoogezand, met als zinspreuk:
In hoc signo vinces.
In den tegenwoordigen tijd, nu algemeen de zegen van den arbeid niet meer wordt erkend, misschien zelfs niet meer gevoeld! kan het niet genoeg worden gewaardeerd, dat een Inrichting van Opvoeding en Onderwijs dit woord, dit prachtige, vertrouwbare, veelzeggende, individueele zoowel als maatschappelijke woord, als een eereteeken en als een symbool, ter verduidelijking van haar bedoelingen kiest!....
|
|