| |
| |
| |
Toch tot haar doel door J. de Meester.
(Vervolg en Slot van blz. 295.) Tweede boek.
XII.
Glogau kwam en ook Polak. Die bracht een teekening mee voor een grafsteen. Eva had erop gestaan, dat het iets beters zou zijn dan een zerk. De moeilijkheid erbij was Marthe. Nadat de drie lijken aanvankelijk in het dorp van den moord waren geborgen, had een verre verwant, een priester, die ook voogd bleek over het kind, dat van den Baron doen weghalen. Waar 't was heen gevoerd, wist niemand; de zelfmoord alleen al verbood het kerkhof.... Toch komt dat terecht! - verzekerde Glogau: geld, van adel, een priester die voogd was; daar zou wel wat op zijn te vinden.
De vrienden, die zich hadden beijverd Max' lijk naar München te doen vervoeren, waren 't oneens geweest over Marthe. Mochten zij de twee nu scheiden? Maar hoe hen samen te begraven? Polak, door het telegram van Max overtuigd, dat de kosten hierbij geen bezwaar hoefden te zijn, stelde deze oplossing voor: naast elkaar, afzonderlijk. En zoo was gebeurd; op het graf van Max kon een steen met eerbetoon komen. 't Ontwerp, nu meegebracht, viel echter tegen. Eva verlangde het graf te bezoeken, wat den volgenden dag zou gebeuren; Polak zou de moeder en haar vergezellen.
's Morgens bleef Tante in het hotel; Max ging met zijn vrouw naar de Pinakotheek; Glogau, die dezelfde straat bewoonde, ontmoette Eva in het huis. Nu kon ze beginnen het werk te beschouwen, om het te schiften voor exposities en voor de platen der
| |
| |
necrologie. Ook over deze was 's avonds gesproken, doch niet dan terloops, met voorbehoud; eerst thans kon Eva alles zeggen.
Werkelijk sprak zij geheel openhartig; zelfs vertelde zij van Piet: wie dat was, wat hij haar was; dat ze zich geldelijk had gebonden, maar in het verlies van hem dien ze liefhad alleen zonder zelfverwijt zou berusten, indien ze voor zijn gedachtenis deed, wat er nog gedaan kon worden. Op de twee exposities te München, moesten er volgen te Berlijn, ook te Frankfort en in Holland, Hoewel het werk aan de moeder hoorde, mocht ze er voorloopig over beschikken; de nadere regeling moest zij nog treffen. Dank zij het geld van haar vader geërfd, zou ze met Max' nalatenschap werken, zoo, dat hij voortleefde door zijn kunst, in zijn vaderland en in Duitschland. Dan was hij niet te vroeg gestorven; hij had er zich in uitgeleefd, de gauw verleide, veel beproefde, maar altijd hard werkende kunstenaar.
- U was zijn vriend, u troost mij heerlijk. U durf ik alles vragen en zeggen. Mijn jonge neef wil nog twee dagen blijven, 'k hoop dat hij Tante mee terug krijgt; ik blijf zoolang het noodig is; twee, drie weken, langer hoeft niet. Maar ook daarna is er aldoor te doen.... Zoudt u zich er mee willen belasten? Mag ik dat vragen, bij al uw werk?.... Ja?.... Dan moet u mij ook toestaan, dat ik u geldelijlk schadeloos stel, anders mag ik uw hulp niet aanvaarden, de tijd van een kunstenaar is te kostbaar.... U wilt er van offeren voor een vriend. Goed, maar wat ik vraag is veel, het eenige dat ik terug kan geven, is iets meer vrijheid van beweging in uw overige tijd. Samen doen we het mogelijke, samen voor ons beider vriend. Mijn werk?.... Ja, dat offer ik. Ik heb u beleden wat Max voor me was: is het dan niet heel natuurlijk, dat ik voor zijn gedachtenis graag wat doè, mezelf vergeet; 'k zou nu bij m'n werk toch vervuld zijn van hem.... en dat ik van geld dat ik heb, wat afgeef? Geld is hier noodig, ik heb het toevallig; ik bid u: help me.... maar zeg dan ook ja. We hebben samen zoo'n mooie taak! Tentoonstellingen die representatief zijn, die een volledig overzicht geven, sober, vooral nooit te veel, maar compleet als karakteristiek. Een catalogus, juist omschrijvend, een mooi klein boekje, dat iedereen houdt. En dan bezoek, dus publiciteit, met andere woorden adverteeren en voor de kritiek relaties maken. U ziet hoeveel toezicht zal noodig zijn, dat wij de leiding overal hebben. Waarbij dan komt die necrologie, een nummer Kunstblätter of een boek....
| |
| |
Ik zou voor het laatste veel meer voelen, mits het onder de menschen gebracht wordt, hier en ook in Amerika; daarover moeten we uitgevers spreken. Natuurlijk tekst, maar vooral reproducties, die een volledige indruk geven van wat Max wilde en bereikte. Dus daarvoor eerste rangs materiaal....
Glogau luisterde getroffen. Opgestaan zei hij:
- Ik neem het aan.
Een handdruk, die Eva een heilig verbond werd. Die ware vriend was dus gewonnen!
Met Glogau soms naast zich bleef zij schouwen. In deze ruimte onder het dak, hokken met niets bewoonbaar gemaakt, zelfs zonder eenig spoor van behang; rommel, of het een pakzolder was; maakte Max zelf dit atelier, met een waarlijk prachtig licht, dat er als saamgeklonken inviel, één breede, volle, forsche klaarte. Op ongelijke afstanden van het meer breede dan hooge venster, dat de weelde was der werkplaats, stonden naast en achter of vóór elkaar, vijf als bij het eeuwig heengaan door hem zoo geplaatste portretten, of 't een posthume tentoonstelling zijn moest van wat hij deed zijn laatsten tijd.
In het midden, het meest naar voren, een doek bijna driemaal zoo hoog als breed, formaat van een ouderwetschen spiegel, zij, als staande in een raam, ten voeten uit, iets overhellend, beide armen omhoog, om er op te leunen. Fel levende schoonheid, koel gezien, zooals Eva Hermien in trots zag. Glogau zei:
- ‘De Duivelin!’ - Max, kunstenaar, kon dus Marthe zóó zien, vermocht haar zóó te schilderen, terwijl hij alleen was, hier in z'n werkplaats: - zijn Marthe niet, die van een ander: roofvogel, uitziend naar nieuwen buit.
Geheel in den hoek stond een zelfportret; als schilder, triest, een slobberdoes, als een gevloekte deerniswaardig.
Glogau vertelde wie de drie andere portretten voorstelden; het waren vrienden, in 't voorjaar geschilderd; Max wilde blijkbaar weer naar het portret. Twee waren zeer goed, het derde was minder. Maar Marthe volstond voor een reputatie! Ook het zelfportret had iets aparts.
Glogau, die onderwijl schetsen geschift had, was weer naast Eva komen staan.
- Kent u ‘Lulu’ van Wedekind? vroeg hij. Marthe deed aan Lulu denken.
| |
| |
- Heeft Max Wedekind gekend?
- Gewis. Natuurlijk ook Lulu. München is vol zulke wezens; denkt u maar aan Lola Montez, door wie de figuur voortleeft in de vaderlandsche geschiedenis van Beieren, al wordt dat niet op de scholen geleerd. Lola is Beieren's Montespan. Het hof, het leger, het tooneel, opera, dans en dan de schilders, de beeldhouwers en zelfs de schrijvers: de dames hadden 't voor het kiezen. Waarbij dan kwam de Weener invloed, 't Zuid-Duitsche, 't Katholiek sentiment, gemoedelijkheid, soms sentimenteel, eerder luchthartig, dikwijls pervers, uit inborst of door ontnuchtering. Max heeft het jaren lang doorzien, maar hóópte haar te veranderen.
- Gelooft u?
- Hij kon niet meer buiten haar. Zelfs als zij wist wat de oude van plan was - ik bedoel, dat hij Max wou dooden; gevaar voor zichzelf heeft ze nooit vermoed; en als ze dat dan aan Max verteld had, hij zou toch met 'r zijn meegegaan. Want althans bij tusschenpoozen dacht hij te zùllen overwinnen.
- Hoe heeft hij dan dit portret kunnen maken?
- In een moment van toorn en wanhoop. Of.... om haar te overtuigen. Zeker niet om haar te vleien! 'k Zoù zeggen: dit deed de andere Max, de kunstenaar, de sterke Max, wiens trots dacht: eens krijg ik haar zeker er onder. Zij begreep de opvatting wel: ze leefde zóó lang te midden van schilders! Ook merkte ze, dat het bijzonder knap werk was, waarover druk zou worden gepraat; dus nam z'er graag genoegen mee! 't Verklaart hun vlucht als een daad van verzoening.
- Wat staat daar in de hoek? vroeg Eva.
- Kunt u het niet lezen? ‘Frau Baronin’, Duitsche letters en dan van Max! O, maar u weet natuurlijk niet, waar Max haar in deze houding gezien heeft. Aan het station, op weg naar huis, de baron had een landgoed, twee uur van hier. Max was hen naar het station gevolgd, zonder dat de baron het gemerkt had; zij zag natuurlijk altijd alles. Toen kwam ze in haar volle lengte in de opening van het portier staan, zoogenaamd om den krantejongen en keek zegevierend naar Max. Om 'm te tarten? hem aan te halen? Voor vrouwen als zij maakt dat geen verschil. De ouwe, moe, sufte weg in zijn hoek.... 'k Heb haar nog eens bij Max ontmoet. Van een plan om samen te vluchten, hebben ze mij toen niets verraden; wel bond zij het blijkbaar weer met hem aan en Max miste de
| |
| |
geestkracht haar weg te sturen. Zijn eenig verwijt stond vóór haar op doek; zij keek er vaak naar, maar zei er niets van, althans geen woord in mijn presentie. Samen spotten ze met de baron; het klonk.... verschoonbaar, hoewel onplezierig.
- Van wanneer is het zelfportret? vroeg Eva, om over iets anders te spreken.
- Van.... ik meen April of Mei.
Toen ik hem schreef over Vaders portret! dacht Eva en bleef de ontroering niet meester. Daarin telde zij wel voor hem; haar voorbeeld had hem aangespoord, onder haar invloed maakte hij dàt, als om te zeggen: Zie mij, arme.
| |
XIII.
Tante Lea kon niet meegaan om het graf te zien van haar zoon. In het huis stond de koffer met kleeren nog open, hij stond er voor een deel gevuld, juist als den ochtend toen Max kwam storen. Deze was nu naar het kerkhof met Eva. Mathilde was bij de oude gebleven, die tobberig neerzat op een crapaud, dicht bij haar bed achter open venster. Het was zeer warm en zij had hoofdpijn, na een nacht van te veel slapeloosheid. Waarom deed ze die lange reis! Ze zei het wel niet, maar Mathilde begreep haar uit vage klachten en uit de bitsheid, dat Eva toch alles regelde. Toen schrikte Tante van 't kamermeisje, boodschappend dat de dokter er was.
- Ein Arzt? Für mich?! - Zij wist van niets; Mathilde moest aandringen dat zij hem toeliet: Max wenschte dat de dokter besliste, of Tante den volgenden dag kon reizen. Gelukkig viel de toestand mee: wat overspannen bij de hitte, als mevrouw nu vandaag maar haar kamer hield; dokter zou haar een poedertje sturen. Mathilde liet hem uit, betaalde en kreeg de bevestiging: Tante mocht mee, als het moest gebeuren, den volgenden dag.
- En dat ik nou zijn graf niet zien zal....
- Zeur, dacht Mathilde, maar glimlachte liefjes.
- Ik zal dan nog maar wat gaan liggen.
Mathilde hielp haar weer in bed en ging in de hall illustraties kijken. Max en Eva vonden haar daar en befluisterden Tantes toestand. Men zou 'snamiddags bij Tante teaën; het meisje moest haar de poeder maar geven. Eva tufte nog naar het huis, om papieren en schetsen en krabbels te schiften; doch toen ze den open kof- | |
| |
fer zag, kreeg ze medelijden met Tante, haalde hem leeg, lei onderin boeken, daarop de kleeren en kleinigheden, sloot het gelukkig deugdelijk slot en vond den concierge bereid voor een fooi den koffer naar het hotel te brengen. Tante kreeg nu ten minste iets mee - straks moest Eva de plannen met haar bespreken; zou het nuchtere oudje er iets van begrijpen?....
Haar bleef nu tijd om wat te schiften. Hoewel haar aandacht verstandigerwijs eerst het schilderwerk bijeenzocht, kwam ze er onwillekeurig toe te grasduinen in de stapels prenten, die dingen vol geest voor den Rothen Baum, waardoor heel Duitschland ‘Max’ gekend had. Zij verweet zich er vreemd voor te staan. Hoe was ze nooit op de gedachte gekomen, zich op het weekblad te abonneeren! Ach, Max had het ook nooit gestuurd. - Kind, dat begrijp je toch niet! zei hij. Doch hier had ze nu, met de teekeningen, een pak uitgescheurde afdrukken van die barok-fantastische kluchten, waarmee hij de anti-semieten kastijdde. Glogau vertelde er gisteren van en zij begreep nu zij ze zag, dat de eerste twee nummers den toorn der Joden hadden gewekt. De breed-ziende, onpartijdige Max, die eigen gebreken niet wilde verhelen! Deze smousen sjacherende, staan voor niets, als ze er geld aan kunnen verdienen. Maar ze smijten met geld voor de joodsche belangen. En de christenen met den mammon! O, die prins met z'n oude jodin, te Chicago van tusschen de varkens getrouwd! Toch, feller dan die ‘Schweine-Heirath’, dit ‘Black and White’: een trieste neger, die.... een vermomde jood blijkt te zijn, midden in den negerhaat ervarende dat de sneeuw-blanke Yankees hem eerder nog als neger dulden dan wanneer hij als jood staat ontmaskerd. Glogau had verteld, waarom Max in overleg met de Rothe Baum-redactie zijn voorstellingen aanvankelijk uit het Amerika van tachtig jaar geleden had gehaald. Daarna ging hij terug tot de middeleeuwen; ook: de eeuwige jood in den eeuwigen strijd.... zelfs liet hij dien strijd tusschen dieren uitvechten, want ook daar bleef de jood ‘minderwaardig’: een schaap en een aap - met hyena's tot vijand. Tot hij aan het slot, in twee weekblad-nummers, het relatieve gaf aller dingen.... in dit geval van de demokratie, waar de jood president, maar stiekum vermoord wordt, slachtoffer van een veemgericht, dat in een
veertiende-eeuwsche zaal hem met elektrische foltering doodt.... De tekst was, als het verzinsel, eenvoudig; de teekening vol fantazie, verbluffend en rijk detailleerend, juist door de techniek
| |
| |
tot bewondering dwingend. ‘Max wreekt Rathenau’ was erkend, nadat de titel ‘Die Neue Gesellschaft’, aan deze laatste reeks gegeven, op die bedoeling had gewezen.
En dat alles zag zij nu pas, gisteren hoorde ze er voor het eerst van, niet eens op zijn weekblad geabonneerd! Wel drongen er redenen tot excuus, Max zelf had haar buiten zijn werk gehouden, maar toch.... zij zuchtte - nu was het te laat....
Of kwam zij nu juist op het goede moment: Kon het nu een zaak tusschen hen zijn, in en over het geestelijke, waar ook de liefde is wat anders?
Eva voelde zich verruimd. Max had geleefd alleen voor dit. Ook zijn passie verklaarde hij, als oorzaak en gevolg van dit. Zijn werk was de blijvende achtergrond, waarin hijzelf bleef, meer dan vroeger, immers uitsluitend èn beter begrepen. Hiervoor te zorgen, was nu háár taak. Zelfs Marthe ging mee in het geest'lijke over: Marthe vóórtlevend, tot roem van Max. Zij, Eva, zou waken, ook over dien roem, als ‘Frau Baronin’ of als ‘Marthe’, maar uitsluitend den meester tot eer.
Beschouwend, schiftend onverpoosd, terwijl deze herschepping van hare liefde als een verlossing haar verlichtte, zàg ze haar hand als willoos deinzen bij het opvatten van een klein, dun cahier, waarop stond geschreven: ‘Beelden voor Moeder, die zij nochtans nooit zal zien.’ Het lag daar, tusschen ander werk, niet geheimzinnig, onverscholen. Even aarzelde Eva het open te slaan. Maar was zij niet Zijn executrice? Vijf potloodschetsen, elk op een blad. Vreemd bewogen hield Eva het eene blad na het andere in de bevende hand. Het eerste: ‘Moeder met haar Jongen’: 't kind duwt het kopje tegen haar voorhoofd, de handjes streelen haar wang en kin. In hare half geloken oogen de lichtlach harer zaligheid. Het tweede: een slungel van twaalf of dertien, op het oogenblik dat Moeder de kamer verlaat, haastig grijpend naar haar beurs, die op de tafel is blijven liggen. Dan drie als: München I, II, III, Marthe, Marthe, nog eens Marthe; hij met een brief, blijkbaar van Marthe, boven vóór hem haar nevelbeeld; hij; zweep-gestriemd door de Amazone; en de laatste Zij, naakt met een hart aan een dolk.
Eva zag ze ontwapend aan. Haar haat aan Marthe was geslonken, nu Max zijn lijden zoo wel had geweten, Marthe's noodlotsmacht begrepen en, blijkbaar voor zichzelf alleen als een notitie vlug- | |
| |
schetsmatig, zijn zwakheid als een ondankbaarheid, die hij zijn Moeder moest belijden, in Marthe had gepersonifieerd. Mooi was ze ook hier, op elke krabbel, zelfs als de schim in zijn eenzaamheid; maar o, wat had hij moeten lijden om haar die al zijn dagen vulde, om wie hij nachten wanhopig rondzwierf en hierbij minder leed dan naast haar; zóó onmiddellijk neer te zetten, een norsche schoonheid, stug, gesloten, onverbiddelijk dwingeland.
Nergens bleek, wanneer hij dit maakte.
Al was het van zijn laatste weken, den dag toen zij wenkte, draalde hij niet, verheugd haar volgend in den dood.
's Namiddags, vóór het avondeten, vroeg Eva Tante Lea verlof, over 't werk van Max te waken.
In presentie van den jongen Max en zijn vrouw en van Glogau en Polak, ontvouwde zij haar gansche plan, telkens Glogau's instemming vragend. Zij legde uit, dat uitsluitend het geestelijk belang van Max al hunne handelingen zou leiden. Zij beloofde, met Glogau een volledigen inventaris te zullen opmaken met een raming van de prijzen, voor welke zij dan verantwoordelijk bleef tegenover Tante. Veel wenschte zij aan musea te schenken, bereid de daarmee verloren waarde geheel of althans gedeeltelijk aan Tante, als Max' erfgename, te vergoeden. Max Bergmann, als advokaat, verzocht zij van deze verbintenis of afspraak een rechtsgeldig stuk te willen opmaken.
Een zwijgen volgde op haar spreken. Tante, diep in den fauteuil, schokte ontroerd, een zakdoek vóór 't gebogen hoofd. Max, die begreep dat er iets moest worden gezegd, wist hoffelijk deze tegenwerping:
- Maar Tante, wat een tijd zal dat kosten!
- Hoe meen je?
- Ik denk aan uw eigen werk.
- Dàt blijft vooreerst op de achtergrond!
Tante wenkte haar bij den fauteuil. Eva wou geen tranen-scène. Zij nam Tante's hand in de hare en bleef rustig vóór haar staan. Toen, toch door tranen heen, lispte de oude:
- Heb je zooveel van 'm gehouden?
Eva, recht, richtte den blik omhoog:
- Nu begint ons huwelijk, Tante.
|
|