| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht door Maurits Wagenvoort.
Als politieke gebeurtenis bezit het tractaat tusschen den Heiligen stoel, in persoon van den kardinaal Gasparri, en de Fascistische regeering, in persoon van Benito Mussolini, gesloten een beteekenis van de eerste grootte. Een veete, welke een kleine zestig jaar aanhield en, behalve dat zij vooral in de Romeinsche omgangskringen aanleiding gaf tot velerlei wrijvingen en onaangenaamheden, haar voor het Vereenigd Italië ongunstigen invloed deed gevoelen door de geheele Katholieke Christenheid heen, niet het minst pijnlijk in ons land, waar de Roomsch-Katholieken nog iets meer Pauselijk gezind plegen te zijn dan de Heilige Vader-zelf, is geëindigd met verzoening. Daarbij hebben beide partijen moreele winst behaald. De Paus, omdat hij opnieuw als ‘Paus-Koning’, heerscher van een zelfstandigen, geheel onafhankelijken Staat wordt erkend, en er een Concordaat aan vast zit, waardoor de kerkelijke invloed in het Italiaansche familieleven aanzienlijk wordt versterkt; Mussolini en zijn Fascistisch regime - eigenlijk een pleonasme - omdat hij heeft bereikt, waarnaar alle vroegere regeeringen hebben gestreefd, behalve de regeeringen, welke in de macht waren der Vrijmetselaars, er op uit den Heiligen Vader en de Curie te prikkelen.
Deze verzoening geeft al dadelijk aan het Romeinsche leven een aan het tegenwoordig menschengeslacht ongekende wending. Van het oogenblik af, dat in 1870 het leger van Victor Emanuel, onder aanvoering van generaal Raffaele Cadorna, den vader van den uit den wereldoorlog bekenden maarschalk van dien naam, door de bres aan de Porta Pia te Rome binnentrok; toen het kleine leger der Pauselijke Zwaven, ook in zijn Nederlandsche
| |
| |
vrijwilligers, werd ontbonden en laatstgenoemde strijders in hun vreemde uniform eenige jaren lang in ons Roomsch-Katholiek volksleven konden worden opgemerkt en zij het lied aanhieven: ‘Pius Negen, wij willen voor strijden’! was een deel van Rome in het bijzonder dat van den z.g. ‘Zwarte Adel’, dat wil zeggen de afstammelingen der Pauselijke Nepoten van voorheen, in uiterlijken rouw gehuld. Geen feesten meer, de vensters gesloten, de hoofddeuren dicht, in de receptiezalen de tronen, waar de diverse Heilige Vaders plachten te zitten, als zij een enkel maal op bezoek kwamen, naar den wand gericht, het portret van den Paus er boven, besluierd. Een geheel stel ceremonieën en gebruiken, waarbij, zooal niet de Pausen-zelf, dan toch de ‘Prinsen der Kerk’, de kardinalen betrokken waren, viel daardoor uit het omgangsleven weg. Geen verkeer meer, nog minder huwelijken, tusschen den ‘Zwarten Adel’, waartoe ook behoorden de beroemdste namen uit het Romeinsche verleden, Colonna, Corsini, Aldobrandini, en den ‘Witten Adel’. In een der marmeren binnentrappen van het reusachtige paleis van de prinsen Colonna, erfelijk-Baanderheeren van den Kerkelijken Staat, werd zelfs de kanonskogel onaangetast gelaten door belegeraars naar binnen geschoten. Het oude paleis-Lancelotti met zijn beroemde kunstschatten bleef 59 jaar lang dicht. De kardinalen reden niet meer uit in statie - ‘infocchi’ - d.w.z. de paarden gesierd met pluimen en kwasten. Slechts in zwart gelakte koetsen met zwarte paarden er voor, of zwarte auto's, gingen zij uit naar den stillen Janiculum om daar 's middags met hun secretaris hun gezondheidswandelingetje te doen. Niet meer zag men de menigte, weer of geen weer, op straat knielen, wanneer de Heilige Vader-zelf in zijn statiekoets voorbij reed.
Waarschijnlijk behooren eenigen dezer gebruiken thans tot het onherroepelijk verleden. Ofschoon de legende van den ‘Gevangene in het Vaticaan’, dank zij den tegenwoordigen werkelijken heerscher over Italië - maar men mag als vaststaand aannemen, dat ook de Koning en de zijnen dankbaar gestemd zijn over de door Mussolini tot stand gebrachte verzoening - thans een einde heeft genomen, is het toch al zeer onwaarschijnlijk, dat de Heilige Vader heel dikwijls van zijn vrijheid gebruik zal maken. Misschien zal hij in den zomer boven de tuinen van het Vaticaan de voor- | |
| |
keur geven aan het sedert '70 ongebruikte en wat vervallen hoog gelegen Pauselijk buitenverblijf te Castel Gandolfo.
Dit alles betreft echter alleen het leven in de Eeuwige Stad, met Pauselijke overleveringen samengegroeid, ook in dien droeven tijd, dat de Pausen te Avignon in ballingschap leefden, zelfs in dien tijd der verdwazing, toen aan het eind der achttiende eeuw het revolutionnaire leger van Frankrijk van Rome een republiek had gemaakt, en wat later, toen Napoleon den Heiligen Vader, die den euvelmoed had om den voet in zijn plannen dwars te zetten, naar Frankrijk liet brengen. Rome en de Paus waren een, zoo dat men zei, dat wie Rome bezocht en niet den Paus had gezien, niets had gezien.
Van grooter belang voor geheel Italië is het gesloten Concordaat, waarbij het voorheen zoo kortzichtig anticlericale Italië volkomen tot het verleden behoort, doch waarbij Crispi's woord, dat het een groot staatsman moet zijn, die een verzoening met den Heiligen Stoel tot stand brengt, niet kan gelden, omdat deze strijdgenoot van Garibaldi een verzoening bedoelde van de Roomsche Kerk met de Vrijmetselarij. Benito Mussolini heeft een juister inzicht in de staatsmanskunst, en weet dat, zooals de menscheid nog heden bezield is, de Kerk het beste bolwerk is eener regelmatige volksontwikkeling en van een binnenlandschen vrede. Hij en het Fascistische regime winnen door dit tractaat over heel de wereld in het bijzonder bij de Roomsch-Katholieken, een belangrijk punt van waardeering in de publieke opinie, welke nog steeds, niet het minst hier te lande, vergeet dat de Fascistische reactie zulk een noodzakelijk verschijnsel op de na den oorlog in Italië volgende anarchie was, als dat de dag volgt op den nacht. Het Fascistische regime is voor Italië een natuurlijke ontwikkeling.
Overigens zal de verzoening wel geen anderen invloed op de wereldgebeurtenissen doen gelden dan dat zij den Katholieken een gevoel van bevrediging schenkt. Reeds heeft de Heilige Stoel zich ten opzichte van de wereld-staatkunde en de te volgen gedragslijn beperkingen opgelegd, welke een belangrijk licht weg nemen uit het aureool van het nieuwe tractaat. Wereldlijk heerscher, hoofd van een onafhankelijken staat, zij die ook klein en weinig talrijk van bevolking, daarentegen krachtig door een moreele macht,
| |
| |
zooals geen ander wereldlijk vorst bezit, verklaart de Paus zich toch te zullen houden buiten den wereldlijken wedijver tusschen andere staten, en de met dit doel bijeen geroepen internationale congressen (den Volkenbond), tenzij de in conflict zijnde partijen eensgezind een beroep doen op zijn vredeszending, waarbij hij zich in alle gevallen het recht voorbehoudt zijn moreele en geestelijke macht te doen gelden. Dientengevolge zal het grondgebied der Vaticaansche Stad te allen tijde en in alle gevallen als neutraal en onschendbaar gebied worden beschouwd. Dit kan gelden als een door den ‘Duce’ voor Italië gewonnen punt van belang, dat veel van de weldadige kracht, welke de verzoening had kunnen hebben, voor heel de wereld te niet doet. Elke verzoening doet goed, elke vredesovereenkomst is een zegen. Maar het pas gesloten tractaat van Sint-Jan in Lateranen brengt den wereldvrede geen stap nader.
Belangrijk minder van belang, maar toch geen geval om in een maandoverzicht overgeslagen te mogen worden, is het mislukte officieren-pronunciamiento, naar de voorbeelden der vorige eeuw, dat in Spanje tegen het bewind van Primo de Rivera door de artillerie-officieren was voorbereid, en dat, in alle artillerie-garnizoensplaatsen bedoeld, slechts in Ciudad Real uitbarstte, doch dadelijk kon worden bedwongen. Primo de Rivera heeft met medewerking van don Alfonso XIII, niet zonder eenige economische beterschap te veroorzaken, het mes gezet in oud zeer. Het Spaansche volk met al zijn voortreffelijke eigenschappen is niet een land, waar democratisch parlementarisme en zoogenaamde volksvrijheid kunnen groeien, zonder dat de groote menigte, gedeeltelijk analphabeet en aan den leiband van de kerkelijke overheid, en deze onder den invloed der ‘Casiques’ - de plaatselijke kliek - plaatselijke overheerschers, die het land reeds onder Filips II uitzogen, er op den duur de geestelijke en maatschappelijke dupe van wordt. Want dit casiques-bestuur, dat een eeuw lang Spanje als op de wip regeerde: twee partijen, welke elkaar geregeld vervingen, met de daaraan verbonden politieke ambtenarij er bij, heden geheel conservatief, morgen, de conservatieve op wachtgeld gesteld, liberaal, exploiteerde het grootsche, doch door de natuur weinig gezegende land als een groote uitbatingsmaatschappij, welker aandeelen heden boven pari en morgen ver beneden de helft van de waarde stonden.
| |
| |
Dit nieuwe, doch gelukkig mislukte officieren-pronunciamiento, stond onder conservatieven invloed en de oud-minister Sanchez Guerra was er de geestelijke leider van, ofschoon de onruststokers niet afkeerig zijn gebleken van de medewerking der verbannen radicale leiders. Natuurlijk met de bedoeling om dezen en hun aanhangers te muilbanden en te binden, erger waarschijnlijk dan Primo het heeft gedaan. Want de Spaansche conservatieven hebben getoond op dit punt, als zij de macht in handen hebben, niet gemakkelijk te zijn. De officieren, schoon zij den koning den eed van trouw hebben gezworen, doch hoe vaak werden dergelijke eeden niet geschonden, achten zich, brave vaderlanders! door Primo's bewind in hun voorrechten geschaad. Men zegt, dat toen onlangs de koning na een artillerie-oefening hun zijn goedkeuring te kennen gaf, en hun ieder een sigaar aanbood, zij deze beleefdheid afwezen. Toen don Alfonso hun daarop herinnerde aan hun gezworen trouw, had een hunner zelfs den te waardeeren moed om te zeggen: ‘zeker, maar aan een constitutionneelen koning’!
Er kan hier niet worden uitgemaakt in hoever de mededeeling waar is, dat Primo's ‘Directorium’ in de waardeering des konings, om wiens ‘ziel’ men heet te strijden, is geschokt, en deze er over denkt onder zekere beperkingen terug te treden tot de oude constitutie met een conservatief ministerie. Primo de Rivera en koning Alfonso XIII zijn in het begin van hun ‘Directorium’ klaarblijkelijk verlokt geworden door het voorbeeld door Benito Mussolini en zijn Fascistische schepping gegeven. Maar Mussolini heeft er voor kunnen zorgen, dat hij over twee legers beschikt, waarvan het een het ander, het gewone, indien dit teekenen van ontevredenheid mocht geven, wat, gelukkig voor Italië, niet het geval is, door het Fascistische leger in bedwang zou kunnen worden gehouden, te gemakkelijker wijl de Fascistische beweging al dadelijk optrad ter bescherming van de toen door het Bolsjewistische voorbeeld verdwaasde bevolking, dat zijn officieren uitschold, beleedigde en zelfs mishandelde. Italië stond toen voor een Bolsjewistischen opstand. Onder de bezieling van Benito Mussolini heeft de Fascistische beweging uit het hart-zelf der bevolking opgekomen, aan de onhoudbare toestanden van burgermoord en doodslag, in den trant van de Russische revolutie, een einde gemaakt. Zoover was het, gelukkig voor Spanje, niet in den
| |
| |
wereldoorlog betrokken, daar niet gekomen, schoon aan den eenen kant het Casiques-systeem en aan den anderen de demagogie het reeds ver naar den ondergang hadden gebracht. Het Spaansche volk is veel goediger dan het Italiaansche, gemakkelijker door de hoofden, die het van ouds eert, te leiden; achter zijn Pyreneeën ligt het minder onder de geestelijke invloeden van elders in de wereld. Het Spaansche ‘Directorium’ is dus niet te vergelijken met het Italiaansche Fascisme, zoo min als Primo de Rivera te vergelijken is met Mussolini en Alfonso XIII, slim, bewegelijk en geestig, te vergelijken is met koning Victor Emanuel III, die goedig en bedaard is, en er heelemaal niets tegen heeft, dat men hem, mits hoffelijk, een beetje op zijde schuift.
Na deze twee belangrijke politieke voorvallen van den dag is van het uiterste toekomstig belang de verhouding tusschen Groot-Britannië en de Vereenigde Staten. In de ‘New-York Nation’ is de Engelsche arbeidersleider Ramsay Mac-Donald aan het woord om er op te wijzen, dat de betrekkingen tusschen de Ver. Staten en Groot-Britannië ‘in toenemende mate onprettig’ worden, en hij stelt voor, dat beide regeeringen ieder een vijf of zes vooraan staande en over en weer bevriende mannen zouden aanwijzen met de taak een diepgaand onderzoek te doen naar de oorzaken in ‘duistere hoeken’, welke tusschen beide landen een ‘mokkende argwaan’ doen ontstaan. Doch Ramsay Mac-Donald zal wel even goed als ieder ander, die de bewegingen der wereldpolitiek volgt, weten, dat het de economische naijver is tusschen de twee landen, overal waar die in de wereld met elkaar in botsing komen, doch in het bijzonder in Zuid-Amerika, welke aan deze gespannen verhouding met haar wedijver in vlootbouw veroorzaakt. Centraal-Amerika staat vrij wel direct onder Noord-Amerikaanschen invloed, doch in Zuid-Amerika is men daarop minder gesteld, en geeft men de voorkeur aan Britsche vredelievende penetratie. Is werkelijk een oorlog tusschen Noord-Amerika en Groot-Britannië een ‘unthinkable thing’: iets dat men zich niet kan voorstellen? Burgeroorlog, omdat de twee volken een zelfde taal spreken? Ten eerste zijn die twee volken reeds een paar maal met elkaar in oorlog geweest; ten tweede is er nog al aardig verschil tusschen het ‘Cockney’-Engelsch en het ‘slang’, dat in ‘Amurrica’ wordt gesproken; ten derde was de oorlog tusschen
| |
| |
de Noordelijke en de Zuidelijke Staten over de afschaffing der slavernij en haar te plotselinge wettelijke maatregelen, veel directer een burgeroorlog, die aan weerszijden stroomen bloeds deed vergieten en jaren heeft geduurd, dan een oorlog tusschen Noord-Amerika en Groot-Britannië zou zijn. Dertig jaar geleden stonden de twee mogendheden een duimbreeds afstand van elkaar om oorlog te voeren wegens een grensverschil in Venezuela, en de Noord-Amerikaansche Monroe-bladen schreeuwden toen om strijd het ‘anathema’ tegen Engeland uit, waar de leiders en de dagbladen gelukkig het hoofd koel hielden. Wijl Noord-Amerika in Herbert Hoover, ‘een oorlogszuchtigen kwaker’ tot President heeft gekozen, staat het te bezien of in Noord-Amerika de volksleiders de oorlogssteming in bedwang zullen weten te houden.
‘Dit is ernstig genoeg’, zegt Ramsay Mac-Donald, ‘het zal een vreeselijke slag zijn, indien het Noord-Amerikaansche kruisers-programma wordt verwezenlijkt’. Het wordt met elken dag duidelijker, dat de jongste oorlog niet de laatste is geweest. Het is wel opmerkelijk, en niet zonder bedreiging, dat het niettemin zoozeer verzwakte Duitschand zich, binnen de beperking van het Tractaat van Versailles, reeds begint te weer te stellen, en zich op een toekomstigen oorlog voorbereidt, natuurlijk minder ten aanval dan ter verdediging tegen het met Frankrijk vereenigde Polen. Dit is gebleken uit een geheim schrijven van den Duitschen Verdedigingsminister Groener, dat door verraad in de Buitenlandsche pers is terecht gekomen. Hij verdedigde daarin den bouw - intusschen reeds goedgekeurd - van het voorgestelde pantserschip en den volgenden bouw van gelijksoortige schepen, voor zooveel het Tractaat van Versailles dit toestond, op grond van het feit, dat er reeds vrij wat geld aan was ten koste gelegd, de werfarbeiders er voor vier jaar lang vasten arbeid aan zouden hebben, en dat het uitgedachte systeem met zijn bewapening zoo goed - immers Duitsch - was gevonden, dat de kannonen van dit schip een zwaarder gewicht aan metaal en vèrder konden weg schieten dan het zelfs grooteren schepen van den ‘vijand’ mogelijk zou zijn.
Is onder de gegeven omstandigheden en met het oog op de wrijvingen tusschen Noord-Amerika en Engeland de verwezenlijking niet uiterst gewenscht van het denkbeeld, dat de Engelsche
| |
| |
publicist Norman Angell voorstand, die reeds in 1915 sprak van de noodzakelijkheid om de volle zee tot neutraal terrein te verklaren, hoewel het zeerecht dan volkomen gewijzigd zou moeten worden. Maar gesteld de mogelijkheid van zulk een overeenkomst, heeft dan de jongste oorlog niet overtuigend de waardeloosheid bewezen van alle mogelijke ‘vodjes papier’? Op dit oogenblik heeft Engeland nog ‘the biggest Navy’ en Noord-Amerika zal niet rusten voor dat het een ‘still bigger Navy’ bezit.
De toestand in Afghanistan is een treurige rommel geworden, waaruit nu eens de kop van Habib-oellah (alias ‘Basja Sakao’) dan weer de kop van Aman-oellah opsteekt, en terwijl wij dien van den laatste tamelijk goed van zijn bezoek aan de Westersche hoven kennen, is die van den ‘Zoon van den waterdrager’, die zich den titel heeft gegeven van ‘Vriend Gods’, afschrikwekkend genoeg. Luistert naar de niet zeer vleiende beschrijving van iemand, die hem goed kent: ‘Hij is van middelbare grootte, zijn gelaat door de pokken zoodanig geteekend, dat het een afkeerwekkenden indruk maakt, als men hem aankijkt. Zijn kleur is dieper zwart dan van de meeste Afghanen; hij is eigenlijk geen Afghaan. Hij kan lezen noch schrijven en “teekent” zijn bevelen met zijn duimafdruk. Hij kleedt zich bij voorkeur in een oude versleten uniform. Zijn karakter is wreedaardig. Daarbij ontbreekt het hem niet aan een groote mate van sluwheid. Hij kreeg reeds den bijnaam van Sakao de Verschrikkelijke’.
Prettig voor de Afghanen, indien hij overwint, en wanneer er dan nog Afghanen over zijn. Misschien zou het niet eens zoo erg zijn, indien dit êerlang niet meer het geval zou wezen.
|
|