| |
| |
| |
Toch tot haar doel door J. de Meester.
(Vervolg van blz. 191.) tweede boek.
IX. (Vervolg.)
Het akelige Kruiska-huis, die nare trap, die sombere kamers en nu natuurlijk gesloten gordijnen. Eva heesch zich de draaiende smalte der afgesleten treden op. Een deur ging open en Eva wist niets, dan dat zij door zijn moeder omhelsd werd.
- Kindje, hoorde zij, lieve meisje, jij hebt zóóveel van hem gehouden, je vader was zoo goed voor hem, je oude tante weet het wel, jij hadt alles voor hem over, als hij naar jou maar had willen hooren....
- Tànte Lea!
- Huil maar, kind. Ik heb nu niemand meer dan jou, niemand om over hem te praten.
Praten? dacht Eva, Zìj moest doen! Ze keek: zij waren alleen in de kamer.
- Kom, hier naast me....
Tante wees haar. In de voorkamer waren andere menschen.
- Weet u, vroeg Eva zacht, iets van het kind?
- 't Kind?
- Ja, Tante, Max zijn jongen.
Zij zag Tante's blik vergrimmen.
- Dat kind is immers niet van hem!
- Maar Tante....
Daar week de suite-deur. Eva ontstelde: waarom dàt nu! Mevrouw Neumann en Emmie met Max. Eva zag dat hij gauw nog iets zei, waarna Emmie een glimlach terugdrong. De stoornis
| |
| |
verlamde haar veerkracht zoozeer, dat ze de dingen maar liet gebeuren, beseffend dat er naar haar werd gekeken, dat het fluisteren was geweest over haar. Zij wou maar één ding: weg hier! weg! want dit wàs niet een ouderlijk huis, waar alles ligt onder den rouw om een zoon. Toen ze binnenkwam, dacht zij daarin te vallen, dien aan te voelen in huis en bij Tante, smart waar geen ander gevoel meer naast blijft. Max was toch Tantes eenig kind! En zij was Vaders lievelingszuster. Maar Tante had zich geschaamd over Max, zooals ze zich schaamde over haar armoe. Ooms domheden hadden Tante geknakt; vóór haar huwelijk was zij anders; toen was zij Vaders lieveling; ach, ze bleef het alleen door zijn meelij. Nu ontbrak haar de kracht, ook voor moederleed, zij praatte-en-dacht met de anderen mee, die bang waren voor het familiefatsoen. Max had den naam Neumann te grabbel gegooid: dàt was de grief, maar ook het leed, en Tante ging hier niet meer tegen in. Het joodsch gevoel in al zijn wreedheid; meneer Neumann zou zijn neef hebben gesteenigd, als hij daarmee de schande had kunnen voorkomen. Gelukkig was ook hij ter ziele, maar zijn weduwe deed nu het woord en Tante Lea onderging dat. O, al die eenzaamheid om Max, niemand, niemand die meer om hem gaf! Dat had hij geweten, toen hij tot háár kwam, háár toevertrouwde: ‘nur du kannst mich retten.’ Zelfs deze voldoening voldeed haar toen niet! Integendeel brak zij den band gewelddadig. Uit afgunst, den naijver van haar verliefdheid. Dus: zelfzucht, sterker dan haar liefde. Dat was haar godvergeten misdaad, nu door den dood onherstelbaar geworden.
Om het sterven-alleen was hij niet te beklagen. Marthe had hem natuurlijk ook nu doen lijden. Waarschijnlijk was zij weer met hem begonnen, alleen om den ouden sater te sarren. Sadisme was haar hartevoedsel. Maar hij had de weelde doorleefd, dat ze tot hem was teruggekeerd, dit suprême: terug tot hem. Al liepen daar angsten doorheen voor ontdekking, vijandigheid, geldzorg, rusteloosheid bij haar behoefte aan intrigeeren; hij stierf in de koorts van een liefdegeluk, hooger, na al de vertwijfeling, dan hij het ooit bij haar gekend had. Wat telde hierbij het moment van den dood?
Maar nu die twee: het Werk, het Kind. Al zijn illusies met het werk en al zijn liefde voor den jongen. Vijf jaar, nog niet - wat kon dat worden?
| |
| |
Eva dwong zich tot aandacht voor het gesprek. Natuurlijk liep dat over geld. Wie het begraven zou hebben betaald!.... Met een huivering bedacht zij, dat het al wel zou zijn gebeurd. Max sprak van het telegram, het eerste, 't korte, van wien dat kon wezen. Het lag in Tantes sleutelmand. Max bekeek het met Emmy; er stond een naam achter. Glagun, las Emmy; kon dat een naam zijn?
- Glogau, ried Eva, Wilhelm Glogau.
- Bestaat die? wendde Max zich tot haar.
Zij knikte, zoo heette een van de vrienden; hij teekende ook voor ‘Vom Rothen Baum’.
- Maar werkte Neef nog voor dat weekblad?
Tante Lea wist het niet.
- In elk geval, overlegde Max, heeft hij of Marthe geld gehad, hoe konden ze anders daar in dat hotel zijn?
Tante zuchtte:
- Ik zond honderd gulden.
- O.... Wanneer?
- De vorige maand.
- De vorige maand! Dat zegt dus niets.
- Maar die vrouw had toch geld? meende Emmy.
- Dat is te zeggen.... zoolang ze niet wegliep....
Eva hield het niet langer uit.
- Max, zoo sprak ze gedwongen-rustig, zou jij je vriend Polak willen seinen?
- Tante, waarvoor?
- Beschikt hij over geld?
- Geld? Hij werkt in een antikwariaat.
- Sein hem, dat hij morgen geld krijgt, telegrafisch van de Bank. En dat ik morgenavond aankom.
- U!?.... Maar Tante.... - Maar Eva!.... - Kind!
Drievoudig verzet, heel welgemeend, maar volslagen ongevoelig. Zoo'n reis kon zij nu niet alleen doen. En wie zou er met haar meegaan? Max, hoffelijk steeds: - Graag bood ik mezelf aan, maar in geen geval kan ik dadelijk mee.
- Dank je, Max, maar ik kan alleen.
- Tante, wat wilt u er eigenlijk doen?
Eva besloot ineens alles te zeggen. Voor een erfenis in den
| |
| |
gewonen zin zou ze de reis wel niet hoeven te maken. Toch had ze graag een papier mee van Tante.
- 'n Papier?
- Ja, iets op schrift, dat me recht tot handelen geeft.
Eva zag Max de schouders ophalen.
- Al zal hij nu al wel zijn begraven, er blijft de kwestie van het graf, dat hij een behoorlijke steen krijgt. Dan is er, als erfenis, zijn werk.
- Als daar geen beslag op gelegd is!
- Nu al? Maar dan los ik het in. Zijn schulden zal ik natuurlijk betalen. Spreek jij met Ludwig, dat ik krediet krijg, 't hotel-adres zal ik telegrafeeren.
- God, beste Tante....
- Nu het voornaamste! Uit naam van de grootmoeder eisch ik het kind op.
- Hè? - Hoe meen je? - D'r ìs geen kind....
Drievoudig verzet, nu. Tante zweeg, doch op die ontkenning door mevrouw Neumann knikte zij, dat deze gelijk had.
- Geen kind van Max, beaamde zij.
- Anders had Max het niet overgelaten!
Die gedachte van Emmy léék juist, maar het besef van zoovéél souvenirs deed Eva met vastheid haar meening behouden.
Er was een moment van aarzelend zwijgen. Tante Lea verschoof op den stoel, waar vroeger Oom Ben diep in was gezeteld. Met haar breed uitgevouwen zakdoek wreef zij zich langs kin en mond. Toen, na twee zuchten, zeide zij:
- Dat kind heeft hier wat 'n ruzie gegeven! Max wou die vrouw in d'r zwangerschap trouwen. Zijn vader had inlichting ingewonnen bij onze oude vrienden Gutmann, de oom en tante van Polak. Zoo wist hij van Marthe maar al te veel. Ze was de dochter van nette menschen, maar verliefd geraakt op een getrouwde professor aan de akademie, Stockmann geloof ik....
- Staackmann, dacht Eva.
- Daar is het kind van, wat Max wist. Oom deed alles om het huwelijk tegen te houden, maar hij verkreeg niet meer dan uitstel. Na de bevalling trouwden ze. Alleen om z'n vader niet tot het uiterste te grieven, zóóveel joodsch bloed zat er toch nog in 'm, heeft Max het kind toen niet erkend. Marthe heeft genoeg ge- | |
| |
kankerd, bij Gutmann en in vuile brieven aan Oom. D'r zin kreeg ze nu eindelijk van de baron; die smeerpoes had vroeger ook met 'r gescharreld.... Wij hebben niets met het kind te maken.
Het laatste zei Tante toornig-beslist, gebogen bij een doffen blik.
Eva voelde een wanhoops-beklemming; de trots harer liefde gebood te zwijgen, ze zou willen uitbarsten tegen Tante, die zoo kon spreken over een zoon; doch ze besefte de nutteloosheid - en ook wist ze dat Tante gelijk had. Bij de verminking van Staackmann's naam had ze de waarheid te sterker gevoeld. Dien naam had Max haar niet verzwegen, maar over den jongen had hij gejokt. Wel veel verteld van Vaders verzet, doch niet de wezenlijke reden, niet dat ze zwanger was van een ander, van dien al niet meer jongen leeraar. Eva voelde zich nog eens geslagen; ontgoocheling deinde over haar rouw. Doch het plichtsbesef drong en dreef haar.
- Ik wist niet van die gemeenheid van Staackmann.... Dan blijft voor ons Max' werk over en dat hij een behoorlijk graf krijgt. Mag ik daarvoor zorgen, Tante?
Verwonderd werd zij aangekeken, Max sprong op, Emmy draaide zich af. Zij zag een gebaar van hem naar de Neumann's; toen zei hij, haar aanziend:
- Gelóóft u me, Tante. Wacht u ten minste op nader bericht. Om te kunnen regelen, als er waarlijk wat te regelen valt, zoudt u papieren noodig hebben, waar het Duitsche consulaat of misschien het gezantschap bij te pas moeten komen. Als iemand iets stelen wil, kan hij het nu doen, wellicht heeft hij het dan al gedaan. Ik denk niet dat er valt te stelen. Maar als ik nu dadelijk sein aan Polak, dat de famielje een behoorlijk graf wil betalen, en of hij zich in relatie wil stellen met die Glogau, die vriend van Neef? Wanneer hij ons zijn bevindingen seint, kunt u zien of u nog gaan wilt.
Eva voelde de kou der leegte. De Neumann's keken norsch naar haar. Tante zweeg - zou zij dus niet gaan?! Zou niemand iets doen? was alles uit? Weggevaagd al het reëele van Max?
Haar verbeelding zag een kamer, zeker had hij geen atelier meer; wat er nog hing of was van waarde, had hij te gelde gemaakt om Marthe. Nu slopen er, in dien onwaardigen rommel, kameraden rond, kroeg-kameraden, kijkend, betastend, gispend, roovend; of de hospita legde beslag. Dat betrof dan al wat er restte van Max, van zijn talent, zijn geest, zijn vuur....
| |
| |
Uitgebrand!....
Zóóals háár liefde?
Een liefde die het onmoog'lijke vergde. Die alles wou wezen en niets voor hem was. Die hij door te verheimlijken koest hield; door haar te spreken van zijn jongen, 't kind dat een roestvlek was op zijn liefde. - Neen! Dat daarvan het mooiste bewijs was, de hooge prijs dien hij wist te betalen. Wat kreeg hij? Kwelling en bedrog. Toch liet hij zich doodschieten voor die liefde....
Niemand die dat hier meevoelen kon. Men vond het slavernij der zinnen.
Zij zelf? Getrapt was ze door zijn bedrog, dat een foppen geweest was als van een jong meisje, aan wie men nu eenmaal niet alles vertelt; zelfs niet, wanneer zij fungeert als zuster.
Tante kon het met zekerheid weten en had het anders niet zóó gezegd. Trouwens, háár heugden nu kleinigheden, die eerst in dit licht verklaarbaar werden; dus aanwijzingen dat Tante gelijk had.
Max leefde, óók in een kind, niet voort.
Plotseling werd het haar te veel en boog zij snikkend weg in haar arm. Ze schaamde zich niet; die hier mochten weten, dat Max alles voor haar was geweest.
Tante Lea was opgestaan, knielde bij Eva, trok haar aan 'r borst:
- Lieverd, wat heb jij van 'm gehouden.
Door tranen heen beleed Eva hun allen:
- Behalve van Vader, van niemand zooveel.
| |
X.
Het werd, na die bekentenis, of zij hun die haar aanhoorden dankbaar was. Zij voelde geene grieven meer, niet tegen de Neumann's, niet tegen Max Bergmann, zelfs niet tegen Tante Lea. Integendeel groote deernis met deze, geknakt door de schuld van haar man en haar zoon. Voor hare daden aanvaardde zij raad en Mr. Max toonde praktischen zin. Met hem had ze een gesprek bij Ludwig, nadat hij er eerst alleen geweest was. In aller houding bleef reserve, doch wetend haar wil hield niemand haar tegen. Vijf dagen bracht zij in ongeduld door, Max kon niet eerder uit de stad gaan. Den voorlaatsten middag kwam hij met Hermien, om het
| |
| |
portret dat nu voltooid was. Eva had een vele uren vullende bevrediging gevonden in de zelfbeheersching, waarmede zij, zonder model, die beeltenis der mooie vrouw, die haar minachtte ook om haar liefde voor Max, in allen deele had voleindigd. 't Portret stond in een voorloopige lijst, die niet zou passen in de zaal, maar in 't atelierlicht het tot zijn recht bracht. 't Was Eva als een zinnebeeld harer gehechtheid aan de familie, voordat zij naar hem ging, dien niemand haar gunde, niemand dan zijn gebroken moeder.
Mr. Max, de grappenmaker, die achter haar rug den spot met haar dreef - in alles van 't leven zocht hij een pretje, gnuivend bij elke nieuwe ‘divorce’, waar zijn beleid voor werd gevraagd; een pretje werd zelfs deze reis naar München, waar daarom ook zijn vrouw aan deelnam.
- Op mijn kosten, had Eva bedongen.
- Tante! Nee?.... Nu, als u het wilt!
Dus zouden zij met hun vieren gaan.
Doch wat Eva daarvóór nog gewenscht en gehoopt had, gebeurde tot haar innige vreugde. Daags vóór haar vertrek, vroeg in den avond, enkele uren nadat Hermien, nòg indrukwekkender dan haar facie, met Max die een dansmeester leek, was vertrokken, hield er een taxi stil: Nico - èn Antje. Dier komst was een volkomen verrassing. Dat ze dorst reizen, zóó kort vóór het tijdstip; en dat zij Piet wou achterlaten!
- Voordat je daarheen gaat, dat sprak toch vanzelf.
Ze zei 't zoo lief en ook zoo flink. Hoe was ze geestelijk gegroeid! Door dikke tranen heen, lachte Eva en maakte een grapje op 'r figuur: of dàt nu was haar slanke Antje.
- Jòu Antje wel, zei Nico ernstig.
- Kinderen! Vrienden! Dit geluk blijft me.
- Geluk dat wij, met je, danken aan jou.
Ook Antje's oogen liepen vol tranen, terwijl ze knikkend naar haar man zag, hem dankbaar voor die mooie woorden.
Vol weemoed, doch niet meer bedroefd, legde Eva zich vroeg te rusten, een slaapnacht vóór de lange reis.
Om Tante 't vertrek minder moeilijk te maken, kwamen Max met zijn vrouw en Eva tot de reis op de Kruiska bijeen. Zij verkozen den nachttrein, beducht voor de hitte. Max had in den
| |
| |
middag gestuurd om haar koffer. Een uur te vroeg was zij bij Tante.
Ach, dit droefgeestig bovenhuis, hoe vol was 't van herinnering! In het jaar harer ergste kinderpijnen, toen Mans driemaal uit Amsterdam kwam, om haar te martelen telkens anders, zouden Tante en Oom aan de Kruiska gaan wonen. Sedert Kerstmis had zij de school verzuimd, toen met Mei werd zij beter-verklaard. Ze mocht weer uit, maar in een wagen. Vader had haar trots gered met den troost dat het niet was een kinderwagen. Ze kreeg een stuur en een dubbele bel. Mijntje reed haar 's morgens en 's middags, zelfs met regen mocht ze uit en 's middags ging het altijd naar de Diergaarde. En nu was Tante naar hier verhuisd; de laatste week van haar op-bed-zijn kwam Max opgetogen vertellen: - We kijken er in de Diergaarde, Eef! Dat ze geen lid werden, zei hij pas, een middag toen hij haar wachtte aan 't hek; hij stond er al ‘misschien een uur’ om haar ‘De Negerhut’ te geven. Telkens leende de schat haar boeken. Sedert reed ze bij 't naar huis gaan den tuin uit door de laan langs het hek; Max zat dan hier boven zijn lessen te leeren en wuifde met een boek of schrift.... Vervuild, vervallen was dit huis. Verval was er ook geweest in haar liefde. Toch - had ze iets kostbaarders in haar leven?....
| |
XI.
Te München wachtte Polak aan den trein en Glogau kwam den volgenden morgen. Beiden geleidden hen toen naar het huis. Polak had al 's avonds gerustgesteld: de vrienden deden Max begraven; 't publiek vond den ouden baron een dwaas, die zulke wraak nam om iemand als Marthe, wier bastaard baron en zijn erfgenaam blééf, daar nu zelfs een verzet in rechten, als de familie er dat nog op waagde, haar ongetwijfeld niets zou baten. Polak had ook krantestukjes gebracht, over den kunstenaar Neumann verschenen.
Het huis stond in een nauwe straat, 't had diepe gangen en vele trappen; tante Lea kwam moeilijk mee. Een nauwe deur en toen veel ruimte, als een in vakken verdeeld stuk zolder, met uitzicht tusschen daken door naar openheid, die een kerkplein zijn moest.
Eva zag onmiddellijk, dat er niets kon zijn veranderd, sedert Max zijne woning om Marthe verliet. 't Was een onaangetaste
| |
| |
rommel, waartusschen zij mooi werk ontdekte, al voordat zij in het atelier kwam. Daar werd het een koorts, te zien, te zoeken en Glogau toonde zich hierbij een vriend. Hij kende Max sinds diens komst te München. Samen hadden zij voor den rechter gestaan, nadat er beslag op den Baum was gelegd, om teekeningen van hen beiden, spotternijen met adel en leger. 't Kwam niet tot vervolging, maar Max liep gevaar over de grenzen te worden gezet. De politie hield hem in het oog, na een ruzie met anti-semieten, die dezen hadden uitgelokt, wat iedereen wist, maar wat nergens erkend werd. Zijn ergernis hierover uitte Max prachtig, in een reeks van fantastische kluchten, bijtend-hooghartig en onweerstaanbaar, wat zelfs de ‘Nachrichten’ releveerden. Na den oorlog verliep de boel; te veel verdeeldheid, onrust, moeheid; doch sedert een paar jaar ging het weer beter en vocht juist Max met beeld en woord tegen het rotsvaste conservatisme. 't Werk liep als vanzelf van onder zijn pen weg; voor het Duitsch keek Glogau den tekst na; soms, als het een versje was, liet hij iets staan, dat taalkundig niet kon door den beugel, dat een Duitscher zoo nooit zou hebben gezegd, maar dat ook de redactie toestond; het kwam van Max, de lezers wisten: Hollander, jood naar het hart van Heine en wiens onderteekening ‘Max’ in een kunstblad gezegd was te rijmen op Sachs!
Eva zag er den vriend op aan: jokte, overdreef hij niet, om haar in heur rouw te troosten? Neen, deze Frankforter bleek met alles de trouwhartigheid in persoon, wien de oprechtheid zelfs in den weg zat bij het luchtgeven aan zijn verbeelding. Daarom juist was hij naar München gekomen en hij had ‘er ook wel geleerd’, het meest en het liefst van zijn ‘grooten vriend’ Max, wiens élan heel München verbaasde.... helaas werd het ook zijn ondergang, onder de macht van ‘die duivelin’.
De lof was voor Eva geen openbaring, daar zij het alles zoo wist of voelde, maar deed haar goed als bevestiging van inzicht, overtuiging, vertrouwen, waardoor haar leven was beheerscht. Het leed van haar rouw werd er door verzacht. Glogau's vaak voorzichtig spreken wekte niet haar ongeduld, het gaf haar rust, zij mocht gelooven; het werd de opperste consecratie van wat, o, niemand haar ooit had gezegd, het tegendeel van aller meening, maar een fiat op haar vereering.
Deze eerste morgen besliste. Zij had nu geen zelfverwijt, geen
| |
| |
smart meer. Zij zag een weg, het was de hare. Voor het oogenblik was ‘de familie’ bezwaarlijk, een blok dat zij niet kwijt kon raken.
Tante Lea wou overal mee, veel lastiger dan Max-en-Mathilde. Het was toch ook háár kind, háár jongen; zij liep hier als de erfgename. Eva gaf zooveel mogelijk toe; de oude ziel dacht aan niets dan ‘de boedel’; dat ‘vraagstuk’, hoe alles over te krijgen, zóó'n lange reis van hier naar Holland....
Den namiddag van den tweeden dag, terwijl Max met zijn vrouw naar het consulaat was en ook Glogau hen had verlaten, riep Tante uit de achterste ruimte, of Eva kwam, er was daar een koffer; zoo kon men terstond beginnen te pakken.
- We zullen maar met de kleeren beginnen.
Tante voldaan, in zelfbewustzijn terug bij haar oude behoefte aan doen. Eva vermocht niet te weigeren. Samen leegden zij den koffer, die vol kranten en oud papier was en droegen hem naar wat Tante goedig ‘de jongen zijn slaapkamer’ had genoemd; hok aan de straat, waar een ledikant stond met een verzakte rieten rustbank.
- Ik heb een ulster gezien, zei Tante.
Eva schoof het gordijn vóór een kapstok weg, de roe, waarover het liep liet los, het plofte schuin over den stoffigen vloer neer. Bij de kleeren aan den kapstok was een kaalgesleten jekker, doch Tante kwam van naast de deur aandragen met den wolligen ulster, waaronder zij bijna bedolven raakte.
- Tante, dat ding vult de heele koffer. Als u hem eens aan Glogau aanbood? Hij heeft recht op een souvenirtje....
Eva verzweeg wat zij zelve van plan was; nu vroeg de ulster een bestemming.
- O.... Ja.... Maar Tante keek ontevreden; wel hing ze den ulster aan den kapstok.
Meteen kreeg zij een doos in het oog, die naast den kapstok op den grond stond; blijkbaar een belangwekkende vondst. - Vol dassen, zei ze, na opening. Er vielen er twee van op den vloer en Eva herkende ontroerd er een; ijlings raapte zij beide op. Deze, eens geel, nu vergoord en vergrauwd, zag zij het eerst, hoeveel jaren geleden! toen Max, terwijl zij over de brug kwam, achterop een bijwagen van lijn 1 bij de Witte de Withstraat haar voorbijtramde in zijn bruinfluweelen colbert. Wat was hij toen een mooie
| |
| |
jood, dat geel breeduit gestrikt op het bruin, onder den gebronsden kop! Zij.... waggelde naar de Academie.
- We moeten voortmaken, zei Tante.
Eva stofte den koffer uit en knielde erbij om de kleeren te bergen. Eerst kwam Tante aan met een smoking; toen waren er nog een blauwe colbert, een lustren jasje en twee grijze pantalons. Eva spreidde ze over elkander. In haar besef neep verwarrende vreemdheid, die toenam, toen Tante tegelijk haar heel een stapel sporthemden aangaf, waarop drie gesteven vesten en daar nog twee stapels zakdoeken boven, van welke de eene nu op den grond viel.
- Pas op! riep Tante.
Het ergerde Eva. Al dit vernuchterends maakte haar hard. Wat kwamen de kleeren er op aan, waarom moesten die naar Holland! Tante had er niemand voor, nu haar jongen er niet meer was om ze door haar versteld te krijgen. Was ik zijn vrouw geweest, weende 't in Eva, dan deed ik zijn huishouden en niets anders. Hoe zou ik ook zijn kleeren verzorgen! Geregeld tellen het ondergoed; de jassen en de broeken bergen, aan hangers, netjes uitgestreken; zien of er niets aan moest gebeuren - alles, omdat hij het graag zou merken, dat ik dit nederig voor hem deed; voor hem den slordige, meest onverschillig bij dingen die zijn kleeding betroffen, maar dan plotseling lastig, angstig, wanneer hij uit moest, hier of daar heen, en er was dit niet, of dat was gescheurd. Nu lag het alles daar als van een vreemde; de gele das als een vod op den stoel.
Toen zij knielde om de zakdoeken op te rapen, die tot twee hoopjes waren gevallen, ontdekte ze er één van een vrouw; hij had een mooi geborduurde L. 't Kostte haar moeite niet uit te snerpen: - Moet dat ding nog naar Lotte terug? Er ontviel haar een traan, maar tot op den vloer; de zakdoek vouwde ze diep in den stapel.
Dan kwam het verdere ondergoed. Geduldig over den koffer reikend, schikte ze het zorgvuldig bijeen. Tante wou er nu boeken bij pakken: die zware dingen op de kleeren; Tante, die vroeger met hoeden reisde! Eva dacht: - Dan maar van voren af aan.... Doch de stem van Max Bergmann klonk door het traphuis.
Ook dit bijzijn viel vaak moeilijk, maar zij erkende goede hulp. Zelfs vond ze soms afleiding in het gezelschap; er was iets
| |
| |
kinderlijks aan zijn doen en iets trouwhartigs; al het geuren, over kunst en met artiesten, bedoelde ‘Vrouwtje’ te overbluffen. Hij bleef voor zichzelf wel ver van ‘divorce’, al zag Mathilde zelfs te München, stad van voorwereldlijke modes, kans hem een mantel af te zetten.
- Hèhè, kwam hij binnen, het is me een klim en dat met die vervloekte hitte! Maar München is ook gebouwd als een ketel; hoe Neef Max het hier 's zomers uithield.... Tante, ik heb goed nieuws, ging hij voort. Met Treibitz heb ik afgesloten; er komen dus twee exposities, bij hem en in de Rothe-Baum-zaal.
- Prachtig, zei Eva, ik dank je wel.
- Het financieele viel niet mee, 't wordt nog weer duurder dan we dachten, maar 't geeft dan ook de satisfactie: Neef's werk krijgt de zaal van de vorige keer, maar nu heelemaal, dus de dubbele ruimte.
- Hij is er alleen?
- Ja, ja, alleen.... Die Glogau is een heerlijke kerel! Aan alle kanten grijnzen de beren, ook Treibitz moet blijkbaar geld van hem hebben; maar nu de grandezza van de artiest, die zich verwaardigt binnen te stappen!.... Aardig is Glogau's respect voor Neef. Voor Treibitz wou hij dat het een eer was, een groote eer het werk te krijgen en daarin was geen snoeverij.... Trouwens, toen het voor mekaar stond, kwam Treibitz met een folio-boek vol netjes uitgeknipte kritieken, alfabetisch en chronologisch; wat daarin bijeengeplakt stond over Neef, uit Berlijn, uit Frankfort, van hier, was bijna alles zeer waardeerend.
- Nu nog de Kunstblätter, zei Eva.
- Wilt u daar zelf nog werk van maken?
- Ja, natuurlijk! 't Moet nu geregeld. Glogau komt straks in het hotel....
(Slot volgt.)
|
|