Als jong tooneelspeler werd Royaards al spoedig opgemerkt, door zijn zeer persoonlijk, intellectueel en gevoelig spel, het eerst als Dr. Rank, later als ‘Helmer’, ‘Perdican’ in ‘On ne badine pas avec l'amour’, en tal van jonge mannen in de stukken van die dagen, het Italiaansche ‘Droeve Min’, van Nouhuys' ‘Goudvischje’, Constant's ‘Lotos’, de bewerking van Couperus' ‘Noodlot’ e.a. Doch zijn verlangen ging toch weldra uit naar een grootere, vooral rijke en brillante tooneelspeelkunst; reeds in den zomer van 1893 schreef hij zijn enthousiast artikel over Louis Moor's ‘Don Cesar de Bazan’, dat als een belijdenis klonk, en van den begaafden speler van ‘modern werk’ verraste.
Maar zijne jonge oogen zagen nog verder en schooner; in eene notitie van het jaar te voren, noemt hij de tooneelkunst een eenheid aller kunsten, ‘niet wat zij was, niet wat zij is, doch wat zij worden zal in de tijden die komen’. Het is merkwaardig, dat juist toèn Antoine's ‘Théâtre Libre’, het naturalisme op het tooneel, bezig was school te maken.
Het werd een tijd van zien en zoeken, van voortgang en oponthoud, van algemeene belangstelling. Van liefde voor de litteratuur naast de roeping tot het tooneel. Deze acteur droeg het werk van Kloos en Gorter en Verlaine in het hoofd. ‘De Nieuwe Gids’ was ook hem een gids; afleveringen van het tijdschrift en den ‘Mercure de France’, de Fransche symbolisten, vergezelden hem wanneer hij op reis was met den troep.
Kwam hij met vrienden samen, dan werden gedichten voorgedragen, dan moest hij uiting geven aan zijne verrukking. En daar dit ligt in den aard van den kunstenaar, wilde hij zich ook uiten tegenover het publiek. Zoo ontstonden de matinees en voordrachtavonden, die zich aanvankelijk bijna geheel in dienst stelden van de nieuwe Nederlandsche poëzie.
Hij zou die vele jaren voortzetten. Vondel kwam en bleef op zijn programma, met andere oude dichters, en Goethe, Potgieter. Na de Indische tournee volgden de Multatuli-avonden. Het had gevaarlijk kunnen worden; de kunst van voordragen is niet dezelfde als die van tooneelspelen.
Doch de omstandigheden waaronder hij spelen moest, bevielen hem allengs niet meer; zijn milieu voldeed hem niet langer; zoo kon het uiterlijk, de ‘aankleeding’ hem onoverkomelijk